Biografie
Opkomst en val
Als Paul Cams in 1939 in Hasselt wordt geboren, laat niets vermoeden dat hij ooit zou kunnen doordringen tot de bovenlaag van de maatschappelijke hiërarchie. Zijn ouders vestigen zich in Brussel met de stille hoop er een zekere welstand te verwerven. Dat lukt. Vader Cams kan zelfs de hand leggen op een klein fabriekje in cosmetica-producten te Jette en lanceert zijn zoon in de handel. Cams blijkt trouwens uit het juiste hout gesneden. Hij heeft een goed ontwikkeld zakelijk instinct en is hoegenaamd niet vies zelf de handen uit de mouwen te steken.
Hij wordt bovendien gedreven door een haast ziekelijke ambitie om veel geld te verdienen en een gerespecteerde sociale status te verwerven. Haarlak wordt de sleutel tot de rijkdom van Paul Cams. Zijn succes story wordt door één van zijn intimi, Karel Van der Mijnsbrugge, breed uitgesmeerd in het weekblad Blik. Dit blad, een uitgave van de krantengroep Het Laatste Nieuws, ziet begin maart 1986 het daglicht. Het wordt het troetelkind van Van der Mijnsbrugge die binnen de krantengroep al sinds mensenheugenis verantwoordelijk is voor de uitgave van de weekbladen. In de eerste nummers van Blik staat Paul Cams centraal omdat zijn mysterieuze moord opnieuw ter sprake wordt gebracht in de marge van het onderzoek naar Kirschen. Cams is immers evenals Beelen lid geweest van het financieel comité van de PVV.
De serie artikels is onmiskenbaar ingegeven door politieke motieven. Blik: ‘Zeker is wel dat sinds enkele weken een ware hetze op touw gezet wordt tegen liberale topfiguren, met het doel het vertrouwen in de regering te ondermijnen. Vermits men geen inslaande politieke argumenten meer bij de hand heeft om Martens VI te bestrijden, grijpt men wellustig naar de schandaalrubriek’. Voor Van der Mijnsbrugge is het schrijven – of dicteren- van deze serie geen moeilijke karwei, want hij is al enkele jaren vrij goede maatjes met Cams. Deze industrieel was immers geregeld te gast in het restaurant Le Vieux Berchem in Sint-Agatha-Berchem.
Dat werd eind jaren zeventig door Van der Mijnsbrugge opgestart en al vlug groeide het eethuis uit tot een ontmoetingsplaats voor liberale prominenten en zakenlui zoals Cams en Hilaire Beelen. Volgens hardnekkige geruchten zou Beelen de avond na zijn vrijlating na betaling van de borgsom, doorgebracht hebben in Le Vieux Berchem. Ook Beelens vennoot in het wisselkantoor Kirschen, François Leiser, is er al eens geweest. Van der Mijnsbrugge beschikt bovendien over een hele serie foto’s, waarop zijn voorname gasten staan afgebeeld, Maar de kiekjes van Cams naast liberale politici, worden met de schaar bewerkt voor ze naar de drukkerij gaan als illustratie bij de serie in Blik.
We stappen terug in de tijd. Om zijn product aan de man te brengen, weet Paul Cams echt van aanpakken. Hij biedt zijn haarlak te koop aan met foto’s van beroemdheden als de zanger Will Tura. Overal holt Cams de entertainer achterna en het is een koud kunstje om zijn waar te slijten bij de enthousiaste fans. De kassa van het handeltje rinkelt en Cams kan zich na beloop van tijd een verzetje veroorloven . Hij waagt zich, niet steeds zonder succes, in het wereldje van de illegale goktenten, die er in en rond Brussel meer dan genoeg zijn. Zo leert hij een jonge arts kennen die er als speler maar bitter weinig van terecht brengt . De arts bezit een klein medisch laboratorium, maar hij draagt haast al zijn geld naar de speelzalen. Gelukkig kan hij rekenen op de goedgeefsheid van Cams. Zo weet Van der Mijnsbrugge te melden in Blik. Maar voor wat, hoort wat! Cams koopt zich immers op die manier in het bedrijfje in.
Hij heeft onmiddellijk begrepen dat er heel wat geld te scheppen valt met medische analyses. Bovendien beseft de eergierige Cams dat een naamkaartje met de vermelding ‘ Eigenaar van medisch laboratorium X’ veel chiquer staat dan een kaartje met ‘Handelaar in haarlak’. In 1976 richt Paul Cams officieel het Medisch Laboratorium van Ganshoren op. Naast Cams’ grote liefde, Antonella Pannecoecke, wordt ook de kunstschilder Roland Henri tot beheerder van de vennootschap gebombardeerd . De kunstenaar heeft zich geruime tijd in de watten laten leggen door mecenas Cams en kan het aanbod echt niet afwijzen. Een jaar later volgt de oprichting van een eigen schoonmaakbedrijf, Imoburnet, dat in feite uitsluitend werkt voor rekening van het labo. Zo kan een deel van de winst op een nette manier worden weggewerkt.
Zijn status eist een imposantere woning. Cams koopt de villa aan de Sermonlaan, ontworpen door de vermaarde Belgische architect Gérard Pompe. Hij gooit er enkele miljoenen voor herstellings- en aanpassingswerken tegenaan, onder andere voor de aanleg van een zwembad. Wie Cams bezoekt, raakt meteen onder de indruk van de villa, die is volgestouwd met allerhande kunstvoorwerpen en exotische toestanden. Op 17 december 1979 spelen er zich bloederige taferelen af voor de woning van Cams, waarover vandaag nog altijd vragen rijzen.
Al enkele dagen zijn de politiediensten op zoek naar Yvan Somville, een berucht gangster die zich vroeger verdienstelijk had gemaakt met het uitvoeren van illegale geldtransporten. Door een list slagen de politiemensen er in Somville naar Brussel te lokken, waar hij over vier contactadressen beschikt. Toeval of niet maar Somville rijdt met zijn auto regelrecht naar de Sermonlaan en houdt halt voor de woning van Cams. Leden van de anti-terreureenheid van de rijkswacht, de groep Dyane, manen Somville aan zich over te geven. De misdadiger weigert en wordt doorzeefd door een regen van kogels. Eén van de afgevuurde kogels treft bovendien de auto van Cams. Cams legt daarvoor klacht neer bij de politie.
Uiterlijk vertoon
Om het beeld van Cams, tafelgenoot van Willy De Clercq in het financieel comité van de PVV, is het wel leuk wat uit te wijden over Cams’ pronkzucht. Op 12 december 1979 ontvangt Paul Cams in de Carlton de Dag Hammarskjoeld-prijs en wordt hij tevens voorzitter van het promotiecomité van deze onderscheiding. Die prijs wordt uitgereikt door de Diplomatieke Academie Voor de Vrede , in samenwerking met nog twee andere andere internationale organisaties. De Academie is in 1963 opgericht door de Italiaanse baron Dino di Stefano met de bedoeling kunsten, letteren, wetenschapsbeoefening en culturele relaties aan te moedigen in een geest van vrede tussen de volkeren en de naties. Sindsdien wordt jaarlijks de hogergenoemde prijs overhandigd aan ieder die tot deze doelstellingen bijdraagt.
De lijst van de winnaars is indrukwekkend. Naast kunstenaars, diplomaten en wetenschapslui bevat hij ook de namen van de Zaïrese president Mobutu, de overleden Spaanse dictator Franco, de voormalige Filippijnse president Marcos, de gewezen Franco-minister Alfredo Sanchez-Bella – gelieerd met Opus Dei en het milieu rond het Snuffelschandaal, een gedeeltelijk gcslaage poging om de Franse petroleummaatschappij op te lichten – Dominique Ponchardier – mede-oprichter van de al genoemde Service d’Action Civique – Claire Boothe Luce, één van de boegbeelden van het ultra-conservatisme in de Verenigde Staten en adviseur van president Reagan voor zaken die verband houden met inlichtingendiensten. Kortom, niet iedereen kan zeggen dat hij ijvert voor de vrede. Maar voor de eergierige Paul Cams was dit ongetwijfeld een manier om zijn prestige op te vijzelen.
Er bestaan wel meer van dit soort internationale organisaties. Op de keper beschouwd, stellen ze weinig voor. Het zijn ontmoetingsplaatsen met veel tralala en decorum, met de uitreiking van prijzen, diploma’s en andere getuigschriften. De Academie is nog het best te vergelijken met de talloze nep-ridderorden, waarbij uiterlijk vertoon fungeert als middel om de vereniging toch maar een aureool van belangrijkheid te geven. In de uitgaven van de Academie en de aanverwante verenigingen staan bijvoorbeeld brieven afgedrukt, gericht aan personen met een zeker prestige en faam, en foto’s waarop mensen staan afgebeeld met indrukwekkende, met allerlei symbolen versierde mantels. Een mooi voorbeeld biedt ons een niet-gedateerde uitgave, die rond 1980 moet zijn samengesteld.
Daarin slaat een facsimile afgedrukt van een brief met de hoofding van de ‘Fondation Paul J. Cams’, gehuisvest op het adres van Cams. De brief is gericht aan Cams zelf. Op het adres waarnaar de brief verzonden is, is één van zijn bedrijfjes gevestigd. Het schrijven is bovendien ondertekend door Georges De Bouvere, de boekhouder van Cams. In de brief is sprake van de verkoop van een schilderij van Henry Roland, de kunstenaar die zoveel te danken heeft gehad aan Cams, ten bate van de Stichting. Het betreft dus duidelijk een onderonsje. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat Cams’ zakenvennoot en vriend, de vermoorde industrieel Vlassenroot, enkele jaren geleden ook de Dag Hammarskjoeld-prijs in ontvangst mocht nemen.
Volgens Urbain Dirix van de Academie heeft Paul Cams gepoogd de vereniging naar zijn hand te zetten. Cams zwaaide met enorm veel geld en beweerde speciaal voor de Academie de Carlton te hebben gekocht om er de prijsuitreikingen te laten plaats vinden. Maar al vlug ontstond er onenigheid. Cams liet briefpapier drukken, waarop hij onrechtmatige hoofding van de Academie vermeldde. Hij wilde eigenmachtig de personen aanduiden, die in aanmerking kwamen voor de Dag Hammarskjoeld-prijs. De breuk was onafwendbaar. Urbain Dirix is een wat vreemde figuur, die verschillende jaren noodgedwongen in het buitenland verbleef, met name in Indonesië. De man laat zich graag chaperonneren door mooie vrouwen en beschikt blijkbaar over een hoog inkomen.
Hij noemt zichzelf journalist en heeft in het verleden dit beroep uitgeoefend als freelance-medewerker van enkele bladen uit de krantengroep van Het Laatste Nieuws. Ooit schreef hij een boek over de Franse oplichter Fernand Legros, die in schilderijen zwendelde. Een ander Legros-biograaf, Roger Peyrefitte, schreef daarover: “Een klein werkje van de Belgische journalist Bob Dirix, dat aan Fernand Legras is gewijd en de titel ‘Fou génial, vie tumultueuze du playboy faussaire’ draagt, is gepubliceerd zonder vermelding van de naam van de uitgever en de plaats , het was een poging tot een authentieke biografie met literaire pretenties, rijk geïllustreerd met foto’s en facsimile’s. In dit boek wordt Fernand Legros een vervalser genoemd en draagt hij naast het epithetum ‘zot’ ook dat van ‘genie”.
In 1977 werd Urbain Dirix Florent Leon Dirix de Rivière opgenomen in nog een andere vereniging van baron di Stefano. Drie jaar later, op 8 september 1980, wordt onder zijn impuls in Brussel een vereniging zonder winstoogmerk opgericht . die het werk van di Stefano’s Academie wil verder zetten: de Académie diplomatique de la Paix, Pax Mundi, en abrégé: ‘Prix internationale Dag Hammarskjoeld. Tot de oprichters behoren een Brits museumconservator, een Indonesisch schilder van wie Dirix de belangen behartigt, een Amerikaans bankier, een Portugees advocaat, een in Zwitserland verblijvende Belg die zichzelf omschrijft als de secretaris-generaal van de diplomatieke clubs in Brussel en Genève en enkele Belgen. Twee jaar later verdwijnen enkele oprichters uit de raad van beheer. Dirix blijft uiteraard van de partij als voorzitter. Ondervoorzitter wordt mede-oprichter Paul Nagels, eigenaar van twee medische labo’s in het Waasland.
Ooit wilde hij zich inkopen in het bestuur van de voetbalclub van Beveren, maar dat lukte hem niet. Door bemiddeling van een Antwerps diamantair werd Nagels in december 1982 opgenomen in de raad van bestuur van Beerschot, waarvan Fernand Verbist eveneens deel uitmaakt. Grootkanselier van Pax Mundi is Emiel Van Bellinghen, een oude bekende van Urbain Dirix. Van Bellinghen is de zaakvoerder van de danstent The Lord te Schepdaal. Eind jaren tachtig geleden stapte het parket onder leiding van onderzoeksrechter Bellemans er af, op zoek naar gegevens die wijzen op fiscale fraude. Het is de neef van de liberale gemeenschapsminister Waltniel die The Lord financieel beheert. Een aanvraag tot erkenning van Pax Mundi als internationale organisatie, ingediend bij het ministerie van Justitie, werd afgewezen. Maar dat belet Urbain Dirix, die net als Cams en de Kirschen-vennoot Beelen wel eens vaker in het restaurant Le Vieux Berchem kwam, niet om met zijn organisatie verder te werken.