Interviews

Interview Le Soir-journalist René Haquin over twaalf jaar onderzoek naar moord op Cools

René Haquin herinnert het zich alsof het gisteren was. Op donderdag 18 juli 1991 lag hij te slapen in een hotel in Casablanca, toen de Belgische ambassadeur hem uit bed belde. De ambassadeur zei. “Jean Gol is vermoord.”

“We hadden de dag voordien getafeld’, licht Hasquin toe, “en over de Belgische politiek gepraat. Daarom belde de ambassadeur me toen hij het nieuws hoorde. Hij vergiste zich, want toen ik naar de redactie van mijn krant belde, bleek het niet Gol te zijn die was vermoord, maar André Cools. Dit wordt de eerste in een lange reeks, dacht ik. Na de Bende van Nijvel en de aanslagen van de CCC dacht ik dat België een reeks politieke moorden zou moeten verwerken. Gelukkig heb ik geen gelijk gekregen.”

Haquin verwierf in de jaren tachtig faam met artikels en boeken over de Bende van Nijvel, de CCC en extreem-rechts in België. Ook het onderzoek naar de moord op Cools volgde hij van meetaf aan. “Het had er heel anders kunnen uitzien, als Justitie erin geslaagd was het onderzoek beter te organiseren.”

René Haquin

René Haquin

Het onderzoek heeft twaalf jaar aangesleept en is, zo wordt algemeen aangenomen, een voorbeeld hoe het niet moet. Klopt dat?

“Mijn eerste indruk na de moord was dat de middelen die de politie en het gerecht inzetten, niet in verhouding stonden tot de ernst van de misdaad. De moord op Cools werd behandeld als gelijk welke andere moord. Véronique Ancia was toevallig van wacht, dus zij kreeg de zaak toegewezen. Bij de toenmalige gerechtelijke politie werd er geen speciale onderzoekscel opgericht, dat gebeurde pas een jaar later. Veel te laat.”

“Het is de taak van de overheid voorbereid te zijn op dergelijke buitengewone gebeurtenissen en daar op een gepaste manier op te reageren. België heeft dat in de zaak-Cools niet gedaan. Hetzelfde is gebeurd ten tijde van de CCC. Pierre Carette moest eerst aanslagen plegen om de politiek en het gerecht in ons land ervan te overtuigen dat terrorisme een reële dreiging vormde. Nochtans waren er de jaren voordien in onze buurlanden voldoende signalen in die zin geweest.”

Wat had er moeten gebeuren na de moord op Cools?

“Ik heb nooit begrepen waarom Justitie niet meteen een speciale cel heeft gecreëerd die zich enkel met de moordzaak-Cools bezighield. In die cel hadden onderzoekers moeten zitten uit Luik, maar ook van elders in het land – omdat deze laatsten een afstand tegenover het onderzoek kunnen bewaren.”

“Men had ook nooit onderzoeksrechter Ancia aan het hoofd van het onderzoek moeten zetten. Zij was een goed onderzoeksrechter, maar niet briljant. Toch is mevrouw Ancia in 1994 tot vrouw van het jaar verkozen. Een onderzoek van die omvang kan nooit door één onderzoeksrechter alleen behandeld worden. Ancia heeft hulp gekregen van Jean-Louis Prignon, maar toen was het al te laat.”

“Na de aanslagen met Sarin-gas in de metro in Tokyo had ik een discussie met Japanse collega’s. Zij zeiden me hoe na die gasaanslagen meteen een speciale cel werd gecreëerd met de beste speurders van het land. Ze geloofden hun oren niet toen ik hen zei dat bij ons alles aan het toeval wordt overgelaten.”

Zijn er onderzoekssporen verwaarloosd?

“Zeker. Tot vandaag vind ik dat ze in Luik snel zijn afgestapt van laag-bij-de-grondse motieven, zoals een passionele moord of een afrekening. De onderzoekers zochten de daders van en het motief voor de moord op Cools meteen op het niveau van het slachtoffer. In hun redenering kon het niet dat Cools om een “banale” reden om het leven was gebracht. Het moest iets politiek of economisch zijn. Door die redenering te volgen zijn ze op het smeergeld bij de aankoop van Agusta-helikopters en de miljardenfraude bij verzekeringsmaatschappij Omob uitgekomen.”

“Het is ook aan die overtuiging te wijten dat de onderzoekers in Luik geen geloof hechtten aan een anonieme tip van zes dagen na de feiten waarbij Alain Van Der Biest en Richard Taxquet werden genoemd als opdrachtgevers voor de moord. Dat was te simpel. Taxquet was natuurlijk ooit politieman in Grâce-Hollogne. De speurders in Luik kenden Taxquet en geloofden niet dat hij tot moord in staat was. Ze hebben het onderzoeksspoor naar Taxquet daarom te snel afgevoerd. Ik geef toe dat het achteraf gemakkelijk praten is. Ten tijde van de moord heb ik zelf twee anonieme tips gekregen die me ernstig leken, maar achteraf verzonnen bleken te zijn.”

In 1992 al verdacht onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte van Neufchâteau een groep verdachten rond Richard Taxquet en Pino Di Mauro van de moord op Cools. Connerotte werd op 1 juni 1994 van het onderzoek gehaald. Wat is daar fout gelopen?

“De strijd tussen Ancia en Connerotte was die tussen twee theorieën over de moord, allebei met fanatieke aanhangers in de media. Ancia zocht het motief van de moord in de partijfinanciering van de PS. Connerotte in de aandelenzwendel op het kabinet Vander Biest. Ook Marcel Cools, de zoon van André, heeft zich in de discussie gemengd door zich ostentatief in Neufchâteau burgerlijke partij te stellen en zo zijn vertrouwen in Connerotte uit te drukken.”

“Los van wie gelijk had, was vooral het onvermogen van de Justitie om de twee onderzoeksrechters te doen samenwerken schrijnend.”

Wie had gelijk?

“Er valt volgens mij kritiek te geven op Luik en op Neufchâteau. Onderzoeksrechter Ancia en commissaris Raymond Brose waren té zeker dat het motief voor de moord “iets groot” moest zijn, in de zin van Agusta en Omob. Zij wilden de rest niet meer ernstig nemen.”

“Toen Carlo Todarello en privédetective André Rogge in juni 1992 naar buiten kwamen met het verhaal dat de moord op Cools georganiseerd was op het kabinet-Van Der Biest, omdat Cools een zwendel met aandelen vanop dat kabinet aan het licht zou brengen, lachten de Luikse speurders dat weg. Volgens Luik kon dat niet. Zij hadden het spoor Taxquet onderzocht en waardeloos bevonden. Bovendien was privédetective Rogge niet de meest betrouwbare figuur, om over Todarello nog te zwijgen.”

“Er waren redenen om Rogge en Todarello niet te geloven, maar ze hadden het wel moeten onderzoeken. Een onderzoek steunt tot nader order niet op geloof, maar op feiten. Aan de andere kant stonden Jean-Marc Connerotte van Neufchâteau en de rijkswachters van Bastenaken die in de zaak Cools waren gekomen omdat zij de aandelenzwendel onderzochten.”

“Voor onderzoeksrechter Connerotte en Neufchâteau was alles wat Todarello vertelde dan weer evangelie. Terwijl Todarello veel dieper bij de zaak betrokken was dan hij wilde toegeven. Ik heb in die tijd vaak de indruk gehad dat Todarello het onderzoek leidde en niet de onderzoeksrechter. Todarello duwde het onderzoek in de richting die hij wilde, naar de gestolen aandelen. Achteraf blijken de aandelen niet het motief voor de moord te zijn. Todarello heeft ook diverse keren zijn verklaringen veranderd en ingetrokken.”

“De conclusie is dat iemand beide onderzoeksrechters had moeten verplichten samen te werken. In plaats daarvan wees het Hof van Cassatie het onderzoek toe aan het gerecht van Luik. Neufchâteau werd van de zaak gehaald terwijl zij – zo blijkt achteraf – op het juiste spoor zaten, al vergisten ze zich van motief.”

Gaat het proces-Cools een antwoord vinden op alle vragen?

“Ik hoop het, maar ik vrees ervoor. Het wordt een vreemd proces. De twee Tunesische uitvoerders van de moord zijn al veroordeeld, maar zij wisten bitter weinig over de motieven. Zij hebben Pino Di Mauro herkend als de man die hen wapens en valse paspoorten bezorgde en de man die hen de opdracht voor de moord gaf. Ze dachten dat hij een politieman was.”

“Ook Cosimo Solazzo, Luigi Contrino en Domenico Castellino zijn door de Tunesiërs herkend. De vier andere beschuldigden of Alain Van der Biest hebben de Tunesiërs nooit gezien. Alle acht beschuldigden minimaliseren hun rol. Van hen gaan we over de motieven voor de moord waarschijnlijk niet veel vernemen. Het openbaar ministerie meent dat Cools vermoord werd omdat Van Der Biest, Taxquet en Di Mauro hun postje op het kabinet bedreigd zagen. Maar volstaat dat als motief? Ik twijfel.”

“En dan zijn er de anonieme getuigen – één of meerdere – die opduiken. Het is door een anonieme getuigenis dat de zaak-Cools op 24 juni 1996 in een stroomversnelling is geraakt en dat opnieuw dezelfde verdachten als in 1992 gearresteerd werden. Gaan we te weten komen wie die anonieme getuigen zijn? Het lijkt me in elk geval essentieel om de hele waarheid te achterhalen.”


 

Bron » De Standaard | 11 Oktober 2003 | Mark Eeckhaut