Inhoud
- Lees deel 1 » Een beruchte bende
- Lees deel 2 » Claudine Rousseau
- Discussieer en lees verder » Forum
Een beruchte bende
De schietpartij van 4 december 2007, waarbij inspecteur Kitty Van Nieuwenhuysen stierf en Peter Vanstallen zwaargewond raakte, was niet het eerste schietincident waarbij agenten van het korps van Beersel betrokken waren. Ook hoofdinspecteur Geert Bartholomé zag jaren geleden de dood in de ogen toen hij samen met een collega onder vuur werd genomen door een lid van de beruchte Lada-bende.
Dezelfde verdachten, zo bleek later, hadden drie maanden eerder in Asse al twee agenten neergeschoten. Topgangster Johnny Mottry pleegde kort nadat hij die feiten had bekend, zelfmoord in een Franse cel. Bij de lokale politie van Beersel werd er amper nog over gepraat. De meeste jonge agenten weten het trouwens ‘alleen maar van horen zeggen’.
Maar na de gebeurtenissen van deze week worden oude verhalen weer opgehaald. Net als inspecteur Peter Vanstalle dinsdag kroop ook vriend en collega Geert Bartholomé ooit door het oog van de naald. Vandaag zit hij op de verkeersdienst van de politie van Beersel.
Bartholomé was nog geen jaar in dienst toen hij op 19 februari 1989 met collega Johan De Groote op patrouille was in de buurt van het Hallerbos, op de grens met Halle. Op de Steenweg naar Nijvel kregen ze een lichtbruine Lada Samara in de gaten. Politie en rijkswacht hadden nog maar net de opdracht gekregen om uit te kijken naar auto’s van dat merk omdat in de loop van de avond een Lada Samara in Evere gestolen was. Maar vooral omdat een gangsterbende aan het werk was die al verscheidene gewapende overvallen had gepleegd op benzinestations in Vlaams-Brabant en die duidelijk een voorliefde had voor dat type van wagen.
Nog voor de agenten waren uitgestapt, nam de bestuurder de politiecombi onder vuur met een jachtwapen en schoot minstens elf gaten in het koetswerk. De agenten, die gelukkig kogelwerende vesten droegen, overleefden als bij wonder de aanval en namen de gangsters, die te voet op de vlucht sloeg, zelfs nog onder vuur met hun dienstwapen. Het was wellicht de eerste en enige keer ooit dat op de VRT-radio – toen nog BRT – tussen de programma’s door een oproep werd gelanceerd waarbij chauffeurs werd gevraagd geen verdachte lifters mee te nemen in de regio Halle.
“Een forsgebouwde man”
Er volgde een voor die tijd zelden geziene klopjacht omdat er onmiddellijk een link werd gelegd met de reus van de Bende van Nijvel. De schutter was, zo lezen we in een politieverslag van 20 februari 1989, een grote forsgebouwde man die een bruine lederen of hertlederen jas droeg, voorzien van een riem. Op een van de eerste robotfoto’s die van de Bende van Nijvel werden getekend, stond de zogenaamde reus afgebeeld met een gelijkaardige jas.
De schutter was, zo bleek later, lid van een andere beruchte bende rond Johnny Mottry. Ze werd verdacht van een twintigtal gewapende overvallen op benzinestations. Maar ook op moorden op een wandelaar in Brussel, op een taxichauffeur, twee pompbedienden, de uitbaters van een krantenwinkel in Anderlecht en een jong Frans koppeltje op een parkeerterrein aan de E19 in Halle.
Na zijn arrestatie in Frankrijk biechtte Johnny Mottry op dat hij het brein achter de Lada-bende was. Hij gaf ook een moord op een politieman toe. De Belgische politie plande een rogatoire commissie naar Metz om Mottry over de in ons land gepleegde feiten te ondervragen. Maar zover is het nooit gekomen. Mottry verhing zich op 8 juli 1991 in zijn cel. De andere bendeleden werden nooit geklist. Onderzoek wees later uit dat de vermoorde politieman over wie Mottry het had, Luc De Lauw was.
De agent van de politie van Asse werd op 29 november 1988 samen met zijn collega André Deryck op de Pontbeeklaan in Zellik (Asse) tijdens een patrouille onder vuur genomen met een jachtwapen. Volgens Mottry, die in de periode van de schietpartijen en de overvallen van de Lada-bende in Anderlecht verbleef, was er een belangrijke deal aan de gang maar gooide de politie roet in het eten. Luc De Lauw werd doodgeschoten. Zijn collega André Derycke lag maandenlang in coma. Hij verloor onder meer een oog, maar werkt vandaag nog altijd bij de politie.
Claudine Rousseau
Inleiding
Bijna 20 jaar nadat zij als (mede)dader in verdenking werd gesteld voor twee roofmoorden en een moordpoging in het Brusselse, is Claudine Rousseau officieel buiten vervolging gesteld. ‘De herinnering aan mijn kinderen, die mij in de gevangenis moesten komen bezoeken, blijft voor altijd een open wonde’, zegt zij. Claudine gaat van de Belgische staat 100.000 euro schadevergoeding eisen.
Als tienermeisje droomde Claudine Rousseau van een loopbaan als zangeres. Maar begin 1986 werd zij smoorverliefd op Johnny Mottry die op dezelfde bus naar de school in Anderlecht zat. Een ontmoeting die haar leven een dramatische wending zou geven. ‘Mijn moeder waarschuwde nog: Johnny kan je alleen maar narigheid bezorgen. De geschiedenis heeft haar gelijk gegeven. Het gerecht schuift zijn bende nog altijd negen moorden in de schoenen. Maar liefde is blind, dus sloeg ik haar waarschuwing in de wind’, geeft Claudine toe.
De arrestatie
Op 23 oktober 1991 stortte Claudines wereld in elkaar: zij werd door de politie opgepakt. De speurders meenden dat zij er in de nacht van 6 op 7 oktober 1988 bij was toen Mottry en zijn bende de 35-jarige taxichauffeur Marc Leblanc (35) in Groot-Bijgaarden vermoordden en pompbediende Conrad Bosmans (20) in Etterbeek ontvoerden. Het lichaam van Bosmans is nooit teruggevonden. Een maand later schoot de bende André Mannaerts in Anderlecht een kogel in het oog tijdens een inbraak bij de man.
“In de gevangenis ging ik door de hel’, vertelt Claudine Rousseau met tranen in de ogen. ‘Vooral het beeld van mijn kinderen die amper 4 en 2 jaar waren toen ze mij in de brutale wereld van de gevangenis kwamen bezoeken, zal mij altijd bijblijven. Ik had ze voor het sinterklaasfeest een enorm pak speelgoed gekocht, maar ik mocht hen dat niet zelf overhandigen. Dat moest door het personeel gebeuren.”
De vrijlating
Toen zij vrijkwam, trok Claudine naar Charleroi, ver van alles wat haar aan Johnny Mottry en de bange dagen in zijn gezelschap kon herinneren. “Want ik wist dat Johnny erge dingen had gedaan. Welke dingen en wat zijn rol daarin was geweest, heeft hij nooit willen zeggen. Als ik hem daarnaar vroeg, ranselde hij mij af. In Charleroi zakte ik weg in opeenvolgende depressies.”
“Het gerecht weigerde immers om mij het hoederecht over mijn kinderen terug te geven. Je bent nu vrij, maar je kan morgen opnieuw worden aangehouden. Dat kunnen wij je kinderen niet aandoen, zei de rechter. Nog anderhalf jaar lang zijn mijn zoontjes op internaat gebleven en zag ik ze slechts tijdens het weekend.”
“Ik hoopte dat men mij stilaan zou vergeten, maar niets was minder waar. Geregeld wilden de Brusselse speurders mij spreken. Ik stond te trillen op mijn benen. Ik zag mij opnieuw achter de tralies vliegen en dan mocht ik mijn kinderen wel voor altijd vergeten. Die vrees heeft mij nooit losgelaten, twintig jaar lang. Zelfs toen de speurders mij in 2004 opriepen om een DNA-staal te geven, vreesde ik het ergste. Ik verwittigde mijn familie dat zij naar de gevangenis van Vorst moesten bellen, als zij ’s anderendaags niets van mij zouden horen. Want bij mijn aanhouding in 1991 lieten zij mijn moeder totaal in het ongewisse over wat er met mij was gebeurd.”
Het dna-staal gaf uiteindelijk de doorslag. Een paar weken geleden kreeg Claudine Rousseau het lang verwachte document dat haar officieel buiten vervolging stelde. “Ik kan onmogelijk beschrijven hoe dat aanvoelde. Maar nu kwelt mij de vraag: kon dat niet vroeger gebeuren? Dit gerechtelijke onderzoek is na 20 jaar nog altijd niet afgesloten. Het heeft mijn leven verknald. Dit laat ik niet over mijn kant gaan.”
Bronnen
- Deel 1: Gazet van Antwerpen | December 2007
- Deel 2: Het Nieuwsblad | 12 Juli 2008