Inhoud
- Deel 1 » Biografie
- Deel 2 » Verklaringen
- Deel 3 » Interview
- Discussieer en lees verder » Forum
Biografie
De avonturen van een rijkswachter
De Bende van Nijvel heeft last van mythe-vorming. Jarenlange media-aandacht heeft van de Bende een mysterie gemaakt: een troep criminelen zonder gezicht die zich in een sinister Fritz Lang-universum vol schaduwen bewogen en van wie niets bekend is. Dat is niet helemaal waar. In 1990 had dat deel van het Belgische gerecht dat wel serieus naar de daders wilde zoeken, een redelijke kijk gekregen op de wereld van wat de Bende Van Nijvel is gaan heten. Dat blijkt uit de documenten die het weekblad Humo louter toevallig in handen heeft gekregen. Ze komen uit de Bende-dossiers die in Charleroi liggen opgeslagen, en die niet mochten worden uitgezocht.
De toenmalige onderzoeksrechter Freddy Troch en zijn Delta-cel uit Dendermonde, die een aantal harde sporen hadden blootgelegd en zich in 1990 opmaakten om ze te volgen tot de waarheid boven water zou komen, werd vanaf dat moment het leven moeilijk gemaakt door Melchior Wathelet, toenmalig minister van Justitie en lid van de PSC-kliek rond Paul Vanden Boeynants, en door de verenigde procureurs-generaal. In 1991 werd Troch op bijzonder dubieuze manier definitief opzij geschoven.,Onderzoeksrechter Pierre Hennuy, die zijn Bende-dossiers overnam, heeft nooit iets met die sporen gedaan.
De contouren van de Bende die men in de rijkswachtbrigade van Waver en in het justitiepaleis van Dendermonde op papier had gezet, liggen in Charleroi onder de schimmel. De man die de weg naar de Bende heeft gewezen is de ex-rijkswachter Martial Lekeu. In dit verhaal leest u waarom de onderzoekers er in 1990 van overtuigd raakten dat Martial Lekeu te maken had met de Bende, of er op zijn minst een en ander van afweet. Lekeu heeft zelf ook nooit ontkend dat hij weet. Tegen een journalist van Humo zei Lekeu ooit: ‘Ik stond er dicht bij.’ Waarom men nooit om zijn uitlevering heeft gevraagd, is een groter mysterie dan de Bende zelf.
Dames en heren: Martial Lekeu
De Bastognard Martial Lekeu had er al een carrière van tien jaar opzitten, toen hij in mei 1984 halsoverkop met zijn familie via Parijs en een weekje Bretagne naar de Verenigde Staten verdween: eerst naar New York, even later naar Miami en uiteindelijk naar Orlando, Florida. In het begin van de jaren zeventig was hij van simpel rijkswachter bij de Vijfde Mobile Brigade in Brussel, via één maand als anti-terroristische commando bij de elite-eenheid SIE opgeklommen naar een job bij de drugssectie van de Brusselse BOB. Daar ontmoette hij Madani Bouhouche en Robert Beijer, jongens met een reputatie.
Maar Lekeu moest niet echt onderdoen voor hen. Op zijn palmares staan omschrijvingen als: kwaadaardig racist, rechts extremist, fanatiek Hitler-bewonderaar, ‘naziofiel’ en brute geweldenaar. Hij leerde er ook commandant Leon François kennen, de baas van het Nationaal Bureau voor Drugs die in het begin van jaren tachtig in de problemen kwam, toen bleek dat het NBD zich vooral bezig hield met het smokkelen van drugs en iets minder met het bestrijden van de drugtrafiek. François werd Lekeus vriend en introduceerde hem en andere BOB’ers van de Brusselse drugssectie – zoals Beijer, met wie Lekeu een zeer goede relatie had – in het milieu van de Amerikaanse drugsagenten in Brussel, de DEA.
DEA-agenten zoals James Guy en Frank Eaton hielden zich niet alleen met drugstrafiek bezig. Zij waren ook zeer geïnteresseerd in het verzamelen van politieke informatie, die werd hen geleverd door Belgische rijkswachters. Voor de rest zat Lekeu achter de vrouwtjes aan. Voortdurend kreeg hij moeilijkheden met vrouwen – meerder-en minderjarige – die hem beschuldigen van handtastelijkheden en zelfs poging tot verkrachting. In 1978 verdween Lekeu – na problemen met een minderjarig meisje – uit Brussel en kwam hij in Wallonië terecht, eerst in de rijkswachtbrigade van Tenneville, later in die van Vaux-sur-Sûre. Maar hij bleef zijn oude Brusselse milieu frequenteren. ’s Nachts reed hij vaak naar de hoofdstad. Daar stapte hij nog geregeld bij Francois af, die hem één keer zelfs een tegenbezoek in Vaux-sur-Sûre bracht.
Op 1 april 1984 verliet Lekeu de rijkswacht. In Vaux-sur-Sûre had hij een verpletterende indruk achtergelaten. Zodra Lekeu weg was liet de brigadecommandant alle sloten van de deuren – en in de eerste plaats die van de wapenkamer – in het rijkswachtgebouw vervangen. Lekeu lag er duidelijk niet goed. Zijn collega’s hadden hem verschillende keren horen opmerken: ‘Als ik wil, kan ik de kolonels in Brussel en de Generale Staf doen vallen.’ Met zijn vrouw startte Lekeu een paar handelszaken op in Bastogne. En hij werd ook een actief PRL-lid met uitstekende contacten met Waalse liberale excellenties als Jean Gol en Louis Olivier. Maar het vrije ondernemerschap van Lekeu duurde niet lang. Op 22 augustus 1984 verdwenen hij en zijn familie spoorloos. Het ziekenwagenbedrijf dat hij net – met de hulp van Olivier – was begonnen, werd zonder meer in de steek gelaten.
Lekeus verdwijning was duidelijk een vlucht. Niemand leek te weten waar hij naartoe was. Lekeu wist dat op dat moment blijkbaar ook niet zo goed. Zijn dochter Yaëll vertelde ons later dat hij eerst naar Israël wilde, maar dat zag mevrouw Lekeu niet zitten. Uiteindelijk vertrok de familie met de auto naar Frankrijk en werd pas daar beslist het in de VS te proberen. Lekeu had toen erg veel geld op zak en de nieuwe Peugeot die hij in Frankrijk verkocht, leverde nog eens vierhonderdduizend frank op. Martial Lekeu dook onder in de VS onder de valse naam David Marshall Adams. Hij ondernam een poging om zich te laten inlijven bij de Amerikaanse DEA, maar dat mislukte. Dus installeerde hij zich al privé-detective, uitbater van een huwelijksbureau en all round politie-informant.
Waarheid en fantasie
In die periode trokken wel meer mensen hun handen van Lekeu af. Commandant Francois, zijn grote steun en toeverlaat binnen de rijkswacht, was niet echt happig meer om nog herinnerd te worden aan zijn vriendschap met Lekeu. Toen Lekeu hem probeerde te bereiken, weigerde Francois hem terug te bellen. Na vier jaar anonieme peis en vrede in Florida werd Martial Lekeu eind 1988 plotseling bang. Vanuit Florida belde hij Gilbert Dupont, journalist van de krant La Dernière Heure.
‘Ik wil één en ander kwijt over de Bende,’ zei Lekeu. In de interviews die hij in 1989 in de Amerikaanse Sunshine State aan Dupont gaf, en een paar maanden later aan ons, onthulde Lekeu het bestaan van een extreem-rechtse groepering, die in de jaren ’70 binnen de rijkswacht actief was. Die Groep G was een verzameling extreem-rechtse rijkswachters die zich in het midden van de jaren zeventig met de steun van Francis Dossogne van het Front de la Jeunesse hadden verenigd in de Groep G.
Die Groep G was bedoeld om door te dringen tot in alle organismen van de Belgische variant op de Italiaanse vrijmetselaarsloge Propaganda Due van Licio Gelli te worden. De Groep G had ook plannen om op gewelddadige wijze de Belgische staat te ontwrichten door aanslagen en moordpartijen, waarbij men gebruik wilde maken van gangsters uit het traditionele milieu. In de moordaanslagen van de Bende in de jaren tachtig zag Lekeu de plannen van de Groep G uit de jaren zeventig tot uitvoer gebracht.
Als leden van die groep G noemde hij eerst zijn vroegere collega-rijkswachters Madani Bouhouche en Robert Beijer, maar even later ontkende hij dat weer. Tenminste wat Beijer betreft. Als de grote leider en de spin achter de schermen wees hij naar baron Benoît de Bonvoisin en hij beweerde dat de Groep G connecties had met het rechtse CEPIC-milieu van De Bonvoisin en Vanden Boeynants.
En voor alle zekerheid gooide hij er ook nog een handvol buitenlandse diensten doorheen waarvoor hij zogezegd had gewerkt: de Amerikaanse DEA en de Israëlische Mossad. Wat de aanslag in Temse betreft, antwoordde Lekeu op de vraag of hij ermee te maken had: ‘Ik zeg niet nee’; en ook: ‘Ik ken de daders. Ik heb namen, geen bewijzen.’ Het was niet toevallig dat Lekeu in 1989 contact zocht met Belgische journalisten en als een volleerd desinformant – net zoals Jean Bultot dat voor hem had gedaan – waarheid, leugens en kolder door elkaar husselde.
Hij was te weten gekomen dat de Delta-cel van Dendermonde hem op de hielen zat. En hij besloot in het offensief te gaan. Omdat hij niet wist wat de Delta-cel in Dendermonde al aan bezwarend materiaal tegen hem had verzameld, moest hij uitkijken met wat hij voor waarheid ging verkopen. Dus gooide hij op een nogal hardhandige manier waarheid en leugens door elkaar om het onderzoek van de Delta-cel te ontmijnen.
Door de Groep G centraal te plaatsen in zijn verklaringen probeerde hij klaarblijkelijk zijn eigen betrokkenheid en die van anderen, wier identiteit hij ongetwijfeld kent, te verdoezelen. Met zijn verklaringen haalde Lekeu zich in de media al snel de reputatie op het lijf van halve gare, van blaaskaak die om het even wat riep. En de pers verloor al snel alle interesse in de man. Dat was ook de bedoeling geweest. Maar in Dendermonde trapte men er niet in en stapelde men geduldig de aanwijzingen op elkaar die duidelijk maakten dat Lekeu echt wel meer weet dan hij nog altijd zegt.
Onguur gezelschap
Dit is wat men in Dendermonde over hem verzamelde. Lekeus naam dook in het onderzoek naar de Bende op nadat 3 december 1983 de Brusselse gangster Francis Van Binst gearresteerd werd in een restaurant in Ohain. Van Binst, inbreker en drugssmokkelaar, was een oude bekende van Lekeu. Ze hadden elkaar leren kennen toen Lekeu nog bij de Brusselse BOB zat. Tijdens de ondervragingen vertelde Van Binst dat Vincent Louvaert, een jonge, aan heroïne verslaafde misdaadkompaan van hem die eind 1983 was gestorven aan een met strychnine versneden dosis heroïne, een en ander wist over de kogelvrije vesten die waren gestolen bij Wittock-Van Landeghem.
Van Binst vertelde dat hij en Louvaert samen een aantal overvallen hadden gepleegd en dat Louvaert hem toen de raad had gegeven zich een kogelvrije vest aan te schaffen. Zo’n vest, zei Louvaert, was te krijgen bij Maroun Hage, een Libanese Palestijn uit Brussel, die in de drugssmokkel, de wapenhandel en de heling van gestolen goederen zat. Van Binst zei dat hij effectief twee kogelvrije vesten bij Hage had gezien. Om na te gaan of die vesten de vesten waren die bij Wittock-Van Landeghem waren gestolen, legde men hem een aantal foto’s voor. Van Binst pikte er niet die van Wittock-Van Landeghem uit. Maar later zette hij dat recht. Hij beweerde dat hij de vesten van Wittock-Van Landehem onmiddellijk had herkend, maar dat hij met opzet de verkeerde foto’s had aangewezen om de politie voor de gek te houden.
In februari 1985 kwam Van Binst met zijn grote klapper: toen verklaarde hij aan de BOB van Waver dat Louvaert hem voor zijn dood had gezegd dat hij – Louvaert – mee had gedaan aan de Bende-overval op de Colruyt in Nijvel van 17 september 1983. De verklaringen van Van Binst van februari ’85 komen hierop neer: Louvaert had die overval verricht samen met de Brusselse garagehouder Jacques De Schepper – een man uit het Brusselse autodievenmilieu – en met de restauranthouder Jacques Van Camp, een man uit de entourage van VdB. Van Camp werd op 2 oktober 1983 voor zijn restaurant in Ohain vermoord door Louvaert en door Robert ‘Balou’ Becker, een Frans-Belgische woonwagenjongen die door getuigen zou zijn herkend als één van de daders van de diefstal bij Wittock-Van Landeghem in Temse.
In de boot genomen
In Nijvel deed onderzoeksrechter Jean-Marie Schlicker, die daar de leiding had over het Bende-onderzoek, met de verklaringen van Van Binst wat hij onder druk van zijn procureur-generaal Jean Deprêtre altijd deed: niet veel. Maar in 1988 kregen de onderzoekers van de Dendermondse Delta-cel, die zich bezighielden met twee ‘Vlaamse’ Bende-feiten: de overval in Temse en de raid op de Delhaize van Aalst in november 1985, de verklaringen van Van Binst onder ogen. Uiteraard bekeken ze die verhalen van een kwalijke jongen als Van Binst, die niet over zijn eerste leugen was gevallen, met de nodige argwaan, maar iets viel hen op: de gangster had ook gezegd dat hij in oktober 1983 met Louvaert naar een eerste wachtmeester van de rijkswacht in een brigade ergens voorbij Marche-en-Famenne was gereden.
Louvaert had gezegd dat hij die rijkswachter persoonlijk een kogelvrij vest en een drietal wapens moest bezorgen. Waar de spullen vandaan kwamen, had Louvaert hem niet verteld. Van Binst loog toen hij beweerde dat hij die rijkswachter niet kende; het was duidelijk dat hij de speurders de naam van die man niet wilde geven. Maar in 1988 vonden de onderzoekers hem toch: Martial Lekeu van de rijkswacht in Vaux-sur-Sûre. Lekeu kende Van Binst en Louvaert van zijn periode in de drugssectie van de Brusselse BOB. Ze hadden allebei als tipgever in het drugsmilieu voor hem gewerkt. De Dendermondse onderzoekers kregen al gauw in de gaten dat er iets niet in orde was met Lekeu. Zo bleek dat hij een paar dagen voor de diefstal in Temse toevallig met verlof was gegaan, en dat hij pas een paar dagen na het bloedbad aan de Colruyt in Nijvel terug naar de brigade in Vaux-sur-Sûre was gekomen. Van 5 september tot 19 september 1983 werkte hij dus niet. De Bende-overvallen in Temse en in Nijvel gebeurden op 10 en 17 september 1983.
Ze kregen ook de onmiskenbare indruk dat Lekeu veel moeite had gedaan om voor die periode een sluitend alibi op te bouwen. Hij had namelijk op 13 september 1983 een ansichtkaart naar de kazerne gestuurd om de indruk te wekken dat hij twee weken met vakantie in Spanje zat. Lekeu had voordien nooit een ansichtkaart naar de rijkswachtkazerne gestuurd! En het was wel uitzonderlijk stom dat hij het uitgerekend die keer wel deed. Hij had zijn commandant namelijk niet gemeld dat hij naar Spanje zou gaan, anders toch een verplichting voor een rijkswachter.
Door die kaart te sturen haalde hij zich dan ook een tuchtstraf op het lijf. Die indruk van het opbouwen van een alibi werd nog versterkt toen hij ons in 1989 tijdens een interview in Florida een betaalbewijs liet zien waar zijn naam op stond en dat moest aantonen dat hij ten tijde van de overval in Temse met een paar vrienden – de gebroeders Gaspard uit Bastogne – in het Catalaanse Ampuriabrava een boot had gehuurd om te gaan vissen. Het enige probleem met dat betaalbewijs was dat er geen jaartal op stond en dat de datum 13 september was, net zoals op zijn ansichtkaart.
De moordpartij in Temse vond plaats in de nacht van 9 op 10 september 1983. Op drie dagen tijd geraak je zonder veel moeite in Catalonië, en zelfs veel verder. Waarom had Lekeu al die jaren uitgerekend dat betaalbewijsje bewaard en het zelfs meegenomen op zijn vlucht naar de VS, zo vroeg men zich in Dendermonde af. En waarom was Lekeu er in 1984 zo overhaast vandoor gegaan? Omdat hij te weten was gekomen dat Van Binst was beginnen te praten? Het vermoeden in Dendermonde was groot.
‘Acht moorden’
Toen de onderzoekers van Dendermonde vier jaar later hun zoektocht naar Lekeu begonnen, reageerden zijn in België aanwezige familieleden heel terughoudend. Ze weigerden te vertellen waar Lekeu zat. Uiteindelijk kon men hem toch lokaliseren toen zijn zoon Dimitri verklapte dat zijn vader in de Duo Lakes Drive in Orlando, Florida woonde, en dat vader uit België was verdwenen ‘vanwege een affaire met de Bende van Nijvel’.
Ook zijn dochter Yaëll, die in haar jeugd klacht na klacht tegen haar vader had ingediend wegens mishandeling, zou later aan ons verklaren dat ze haar vader van Bende-lidmaatschap verdacht. Ze zei: ‘Mijn vader heeft me verteld dat hij betrokken was bij acht moorden. Ja, acht moorden van de Bende! Ik ben ervan overtuigd dat hij bij de Bende van Nijvel heeft gezeten.’
Witgewassen
In 1988 kwam Lekeu er vrij snel achter dat de Delta-cel zich in hem was gaan interesseren. Francois Perilleux, een vroegere rijkswachtcollega van Lekeu in de brigade van Tenneville, die naar de Luikse gerechtelijke politie was overgestapt, bracht hem hiervan op de hoogte, toen Lekeu hem belde in verband met de problemen die hij had met zijn dochter, die naar België was teruggekeerd. Lekeu sloeg in paniek, en bedacht een zet die hem tegen de vervelende aandacht van de Delta-cel moest beschermen. In november 1988 belde hij de journalist Gilbert Dupont en zei dat die een keer naar Florida moest komen.
Echt haast was er voor Lekeu op dat moment nog niet bij. Maar dat veranderde toen hij op 20 december op verzoek van de Delta-cel werd ‘geseind’ in verband met de overval bij Wittock-Van Landeghem. Lekeu stond toen al sinds 1985 ‘geseind’ voor zijn betrokkenheid in een wapentrafiek die te maken had met de Bende-overval op de wapenhandel Dekaise in Waver in september 1982, waarbij een politieman was vermoord. In februari 1989 belde Lekeu opnieuw naar Dupont: nu kon het interview niet langer worden uitgesteld. Dupont moest zo snel mogelijk naar Florida komen. Dupont ging en Lekeu vertelde zijn verhalen.
Lekeus boodschap was: ‘De Groep G heeft met de Bende te maken en ik maakte deel uit van die Groep G. Maar ik ben er geen lid van geworden omdat ik een rabiate fascist en een racist zou zijn; ik weet wel dat ik die reputatie heb, maar ze is onterecht. Hooguit heb ik mezelf in de jaren zeventig even teruggevonden in het rechtse gedachtengoed, maar uiteindelijk ben ik in de Groep G terechtgekomen in opdracht van mijn rijkswachtoversten die eisten dat ik de groep zou infiltreren. Ik deed dus vooral alsof ik een racist en een fascist was. En via mijn verleden in de Groep G weet ik wel een en ander over de Bende, maar ik was er zelf niet bij. Er kleeft geen bloed aan mijn handen.’ Het initiatief dat Lekeu nam om zichzelf in de pers wit te wassen voor hij zelfs maar beschuldigd werd, vond men in Dendermonde opnieuw bijzonder verdacht.
De G van Gelogen
Troch en zijn mannen stelden vast dat Lekeu waarheid en leugens op elkaar stapelde. De Groep G heeft inderdaad bestaan, maar het is heel twijfelachtig of hij rechtstreeks met de Bende te maken heeft. Vermoedelijk heeft de Groep haar oprichtingsjaar – 1975 – zelfs niet overleefd. Nadat Lekeu via Dossogne in contact was gekomen met rabiaat-rechtse rijkswachters als Didier Miévis, Thierry Maquet, Jean-Louis Galetta en Daniël Poncelet, kreeg de rijkswacht al snel in de gaten waarmee deze vrolijke vrienden zich bezig hielden. Lekeu – een jongen met een grote bek, maar niet echt een held – werd onder druk gezet en gedwongen zoveel mogelijk inlichtingen over de Groep G te geven. Zijn inlichtingen werden door adjudant Roger Tratsaert van de Brusselse Infosectie in een rapport gegoten. En de Groep G zakte in elkaar.
Miévis werd bij kapitein Willy Bruggeman geroepen, die zei dat extreem-rechtse contacten deontologisch niet aanvaardbaar zijn voor een rijkswachter, en een paar rijkswachtleden van Groep G werden overgeplaatst. Daarmee was de kous af wat de Generale Staf betrof, die er daarna alles aan deed om deze Groep G-historie in de doofpot te houden. Daarbij speelde de toenmalige baas van de rijkswacht, luitenant-kolonel Fernand Beaurir, een vuile rol. Onmiddellijk na de onthullingen van Lekeu in 1989 ontkende Beaurir voor de camera verontwaardigd het bestaan van de Groep G. ‘Zoiets is onmogelijk bij de rijkswacht,’ zei de intussen gepensioneerde Beaurir. Beaurir was een goeie vriend van Paul Vanden Boeynants.
De nazigroet
Lekeu beweerde dat hij zich in opdracht van zijn rijkswachtoversten ‘vermomde’ als de grootste fascist en racist binnen de rijkswacht, en op die manier de Groep G infiltreerde. Dat is opnieuw niet waar, zeggen de Bende-dossiers. Lekeu was wel een fanatieke fascist en racist. Hij was met veel enthousiasme aan de Groep G begonnen; samen met Miévis en Maquet vormde hij zelfs de initiële harde kern van die groep.
De bedoeling was ‘in politie-en legerkringen gelijkgezinden te rekruteren; weerstandsgroepen te vormen in functie van een communistische invasie en het verzamelen van inlichtingen over extreem-linkse mensen en groepen. Wij hebben nood aan een sterk regime en competente mannen die de macht in handen houden.’ Dat stond in een manifest dat Lekeu per ongeluk had laten zitten in één van zijn inlichtingenboeken die hij had moeten afgeven toen hij de rijkswacht verliet.
Volgens Dossogne waren figuren als Lekeu en Miévis gewoon niet te stoppen. Voortdurend moest hij die twee intomen: ze wilden zo snel mogelijk aan het werk en waren zelfs bereid commando-acties op te zetten tegen linkse doelwitten. Lekeu was zonder twijfel één van de meest militante en fanatieke rechtse activisten in het Brusselse rijkswachtmilieu van de jaren zeventig en tachtig, waar rechtse-extremisme en racisme ‘bon ton’ waren, waar rechtse bewegingen als het Front de la Jeunesse van Dossogne aanhangers hadden, en waar de viriele Amerikaanse manier van misdaadbestrijding die mee door commandant Francois in België was geïntroduceerd, enthousiast werd beoefend.
Lekeu zelf beschreef in zijn interviews de sfeer bij het SIE en de Brusselse BOB, waar het systematisch in elkaar rammen van vreemdelingen een populaire bezigheid was. ‘We groetten elkaar zoals de nazi’s dat deden. Telkens als we in de kantine of in de gangen onze hakken tegen elkaar klikten, hoorden we anderen dat ook doen. Een teken van samenhorigheid.’ Lekeus dochter Yaëll vertelde ons dat de pogingen die Lekeu in 1989 in de interviews deed om zijn rechtse verleden zo ver mogelijk weg te moffelen niet nieuw waren. Al van voor zijn vlucht naar de VS in ’84 probeerde Lekeu dat verleden aan te passen.
De racist en de Jodenhater veranderde langzaam in iemand die zich een intimus van de Mossad, de Israëlische geheime dienst, noemde, en die beweerde dat hij eigenlijk het liefst naar Israël wilde vertrekken om er zich tot het joodse geloof te bekeren; de volbloedfascist noemde zich een nobel bestrijder van extreem-rechts, die op verzoek van zijn rijkswachtoversten in de Groep G was geïnfiltreerd.
Genoeg gelachen
Maar in Dendermonde hadden Lekeus pogingen om de geschiedenis te herschrijven maar één effect: de argwaan groeide en werd een ernstige verdenking. De Dendermondse substituut Willy Acke en onderzoeksrechter Freddy Troch vertrokken op rogatoire commissie naar Atlanta, Georgia om Lekeu te ondervragen. Lekeu had maar één reden om naar de afspraak met Troch en Acke te komen: hij wilde weten wat die twee wisten. Terug in België begon de Delta-cel zijn verklaringen na te trekken en daar bleek opnieuw niet veel van te kloppen. Zelfs zijn verklaring voor zijn overhaaste vertrek naar de VS werd zonder veel moeite ontkracht. Lekeu zei dat hij in financiële problemen was gekomen.
De Delta-cel kon zonder veel moeite aantonen dat zijn financiële situatie toen absoluut niet slecht was, en zeker geen reden om het land te ontvluchten. Voor de Delta-cel waren de leugens van Lekeu de laatste druppel. Deze keer wilden de Dendermondse onderzoekers zo snel mogelijk zijn uitlevering. Ze wilden hem in België eindelijk eens serieus aan de tand voelen over zijn vreemde tijdsgebruik in de periode van de aanslagen in Temse en Nijvel. Maar zover is het nooit gekomen. In 1990 was Troch zijn Bende-dossiers kwijt. En in Charleroi heeft men zich sindsdien nooit meer met Lekeu beziggehouden.
Het overlijden
Op 8 juni 1997 sterft ex-rijkswachter en Bende-verdachte Martial Lekeu in de Verenigde Staten. In 1984 krijgt Lekeu, volgens zijn verklaringen, doodsbedreigingen die volgens hem van rijkswachters kwamen. Die doodsbedreigingen waren voor Lekeu een reden om te vluchten. Met de hulp van DEA-agent Frank Eaton slaagt Lekeu erin om naar de Verenigde Staten te vluchten, waar hij met een visum dat acht maanden geldig is, vijftien jaar verbleef. Hij richtte in Orlando, Florida, een detectivebureau op. Er zijn aanwijzingen van zijn betrokkenheid bij Bendefeiten, maar om diverse redenen heeft justitie hem nooit ernstig kunnen aanpakken. Met hem verdwijnt nog iemand die wellicht meer wist.
De verklaringen
Een op nazi-leest geschoeide parallelle geheime organisatie
Begin maart 1989 publiceerde de Franstalige krant La Dernière Heure een interview met Martial Lekeu, een voormalige rijkswachter van de Brusselse BOB die in augustus 1984 in onduidelijke omstandigheden en met hulp van DEA-agent Frank Eaton België ontvlucht was en sindsdien, met een toeristenvisum dat slechts zes maanden geldig is, onder de valse naam David Adams in Orlando, in de Amerikaanse staat Florida, verblijft. Toen het effect van zijn onthullingen in La Dernière Heure was uitgedeind, volgde op 5 september 1989 een reeks nieuwe revelaties in het weekblad Panorama.
In het eerste interview vertelde Lekeu aan journalist Gilbert Dupont dat hij eind jaren zeventig was toegetreden tot de Groep G, een op nazi-leest geschoeide parallelle geheime organisatie binnen de rijkswacht geleid door Francis Dossogne en Paul Latinus, de kopstukken van het Front de la Jeunesse. Groep G zou staan voor ‘Groupe d’Action Politique’. Andere bronnen spreken van ‘Groupe de la Gendarmerie’, naar analogie van de zusterorganisatie van Groep G in het leger, de Groep M, Groupe Militaire. Daarnaast bestonden er ook kernen aan de Université Libre de Bruxelles, bestaande uit kandidaat rijkswacht-officieren die criminologie studeerden aan deze universiteit, in de Koninklijke Militaire School, in het Mobiel Legioen, in de groep Dyane, in de drugssectie van de Brusselse BOB en in verschillende andere brigades van de rijkswacht.
“Aan de muren hingen Nazi-vlaggen”
Volgens speurders die anno 1989 enig inzicht proberen te krijgen op de omvang van deze extreem-rechtse infiltratie zouden er bij de rijkswacht minstens een zestigtal manschappen bij betrokken zijn. De organisatiestructuur van de Groep G bestond uit afzonderlijke cellen die van elkaars bestaan en werking niets afwisten. Er wordt dan ook toegegeven dat de infiltratie wellicht groter was dan de geraamde zestig manschappen. Naar eigen zeggen was Martial Lekeu gerekruteerd door Didier Mievis, een BOB’er die bij het Centraal Bureau voor Inlichtingen werkte en door Lekeu omschreven werd als de rekruteringsofficier van het Front bij de rijkswacht. Lekeu nam ook geregeld deel aan informele bijeenkomsten in het Brusselse ‘Hotel de la Pompe’ met commandant François van het NBD en Frank Eaton van de DEA.
Over de politieke gezindheid van de club liet Lekue geen enkele twijfel: “Toen ik bij de rijkswacht kwam, werd ik een overtuigde fascist. Bij de groep Dyane leerde ik mensen kennen die er dezelfde opvattingen op nahielden als ik. We groeten elkaar zoals de nazi’s. Telkens we in de kantine of in de gangen van het BOB-gebouw aan de Leuvense weg onze hakken tegen elkaar klikten, hoorden we anderen dat ook doen. Dat was een teken van samenhorigheid. We lachten om de migranten wier gezichten we in puin sloegen. Wanneer we meewerkten aan een of andere actie in een migrantenbuurt gingen we er keihard tegenaan. Ik vraag me nu af wat we zouden gedaan hebben als we op zo’n moment het bevel hadden gekregen om op die mensen te schieten. Als ik eraan terugdenk schaam ik me. Samen met een tiental andere rijkswachters luisterden we naar marsmuziek van de Waffen SS. Aan de muren hingen nazi-vlaggen.”
Een plan tot staatsgreep
Volgens Lekeu werd door de Groep G en de Groep M vanaf 1975 gewerkt aan een plan tot staatsgreep. Die coup moest het orgelpunt zijn van een hele serie terreuracties en zou de macht in handen moeten spelen van het CEPIC. Lekeu in Panorama: ‘Tijdens de bijeenkomsten van het Front werd een plan uitgewerkt om België te destabiliseren en klaar te stomen voor een autoritair regime. Dat plan bestond uit twee delen, een luik politiek terrorisme en een luik banditisme. Ik heb in het luik banditisme gewerkt. Ik was een van de specialisten die jonge kerels met rechtse trekken een opleiding moest geven, ze moest kneden tot een getrainde bende die tot alles bereid was. Daarna moest ik alle contact met hen verbreken zodat ze als zelfstandige groep konden voortbestaan en overvallen plegen, zonder dat ze beseffen dat ze deel uitmaakten van een uitgekiend complot.’
Nog steeds volgens Lekeu waren er veel meer van die groepen en zijn die vermoedelijk uitgegroeid tot de Bende van Nijvel. De ex-rijkswachter beweert ook dat hij de speurders van de BOB in Waver, belast met het onderzoek naar de Bende, in 1984 al had ingelicht. Voordien zou hij ook al een rapport over de extreem-rechtse infiltratie in de rijkswacht bezorgd hebben aan adjudant-chef Roger Tratsaert van de info-sectie van de Brusselse BOB.
Het onderzoek naar de verklaringen
Op 18 september 1989 werd intensief overleg gepleegd tussen de parketten van Charleroi, Dendermonde en Nijvel enerzijds en tussen de magistraten van deze parketten en de onderzoeksrechters van Charleroi, Dendermonde en Nijvel anderzijds over de verdeling van de taken die voortvloeien uit de verklaringen van Lekeu. De bespreking tussen de parketmagistraten verliep volgens het verslag zonder problemen. Die met de onderzoeksrechters erbij moest daarentegen vroegtijdig worden afgebroken wegens diepgaande meningsverschillen met onderzoeksrechter Hennart. Deze verweet de andere in de eerste plaats dat hij via de pers had moeten vernemen dat er een rogatoire commissie was doorgegaan.
En waar deze andere stelden dat: “De mogelijke betrokkenheid van Madani Bouhouche en Robert Beijer bij de feiten van Waals Brabant hoe langer hoe minder kon uitgesloten worden. Vanuit deze optiek hebben wij gesteld dat een hechte samenwerking noodzakelijk is.” Onderzoeksrechter Hennart had deze eventuele betrokkenheid van Bouhouche en Beijer ontkend en klaar en duidelijk gesteld dat hij deze samenwerking weigerde.
Tegelijkertijd stelde hij dat hij aan zijn onderzoekers formeel verbod had gegeven om, wanneer bepaalde personen met gegevens over Waals Brabant zouden voor de dag komen, hierop in te gaan. Uiteindelijk verklaarde hij dat hij geen vragende partij was en dat hij al dat gedoe rond Waals Brabant kotsbeu was. Zijn enige doel was zijn dossier Mendez rondmaken “et pour le reste, qu’on me laisse tranquille”. Op dat ogenblik werd de vergadering afgebroken en zijn de magistraten uiteengegaan zonder dat er verdere afspraken werden gemaakt voor een nieuw overleg.
Interview
De Bende van Nijvel naar Hollywood
In februari 1985 vertelde de Brusselse gangster Francis Van Binst aan de BOB van Waver dat de ex-rijkswachter Martial Lekeu, die in juni 1994 hals-over-kop spoorloos uit België was verdwenen, misschien een en ander te maken had met de Bende van Nijvel. Drie jaar later gingen onderzoeksrechter Freddy Troch en zijn Dendermondse Delta-cel achter Lekeu aan.
Ze vonden hem terug in Orlando, Florida, waar hij al een paar jaar onder de valse naam David Marshall Adams in de weer was als privé-detective, informant van politie- en douanediensten en eigenaar van een huwelijksbureau. De gegevens die de Delta-cel over Lekeu verzamelde maakten één ding heel duidelijk: Lekeu wist een hoop over de Bende en had zeer waarschijnlijk iets te maken met de overval in Temse.
Lekeu heeft dat zelf ook nooit ontkend. In twee interviews, die hij in 1989 aan La Dernière Heure en Panorama/De Post gaf, deed hij uitspraken als ‘Ik zeg niet nee, als je vraagt of ik te maken heb met Temse’ en ‘Ik weet wie Temse gedaan heeft. Ik ken de namen, maar ik heb geen bewijzen’. Lekeu gaf die interviews met een bedoeling: zichzelf te beschermen tegen de groeiende interesse van de Delta-cel.
Hij gooide waarheid, leugens, onzin en zelfs platte kolder door elkaar en hoopte zo achter het door hemzelf opgetrokken mistgordijn te kunnen verdwijnen. Zijn tactiek leverde enig resultaat op: Lekeu werd – net als ex-adjunct – gevangenisdirecteur Jean Bultot – al snel afgedaan als een fantast en een halve gare. Vermoedelijk zeer ten onrechte. Tenminste, dat was de overtuiging van de Delta-cel.
Zijn stem klinkt donker en wantrouwend door de telefoon. Maar Lekeu wil wel praten, al laat hij weer niet het achterste van zijn tong zien. Hij lacht schamper als ik hem vertel dat de tipgevers in Temse misschien rijkswachters waren. “Ik heb altijd geweten dat Temse een rijkswachtzaak was, een zaak van het SIE.”
Hoe bedoelt u? Kent u namen?
“Ik herinner me een adjudant die wapenmeester bij het SIE was. Ik ken zijn naam niet meer. Met die man moet men maar eens gaan praten over Temse.”
Hebt u het over adjudant-chef Collard, de man van de logistiek en het onderhoud van het SIE, die het wapen- en wagenpark beheerde?
“Die naam zegt me niet meteen iets. Het was een Nederlandstalige, geloof ik.”
Collard is wapenmeester bij het SIE geweest van bij zijn oprichting in 1973 tot in het midden van de jaren tachtig. U kunt geen andere wapenmeester bij het SIE gekend hebben. Maar ik betwijfel of Collard Nederlandstalig is.
“Ik ken zijn naam niet meer. Ik dacht dat hij Nederlandstalig was. Dan moet Collard de man zijn. Geen twijfel aan.”
De man van wat?
“Het geheim van de kogelvrije vesten bij Wittock-Van Landeghem was niet zo heel geheim. Mensen die in de politiekringen en in de wapenbranche thuis waren wisten van die vesten. De wapenmeester van het SIE was zo’n man.”
Adjudant-chef Yvan Collard was een goeie vriend van Madani Bouhouche, ook ex-rijkswachter, wapenhandelaar en -maniak én grote Bende-verdachte. Bouhouche heeft zelf toegegeven dat hij geregeld bij Collard, die net als hij fanatiek met wapens bezig was, op bezoek ging om een beetje bij te praten over het nieuw aangekochte materiaal van de SIE. Ergens tussen 31 december 1981 en 2 januari 1982 werden er uit de materiaalruimte van het SIE tien Heckler et Koch-pistoolmitrailleurs met geluidsdemper, tien zonder, vier FN riot guns, 5 FAL’s en achtentwintig 9mm parabellumladers gestolen.
De Heckler en Kochs ‘voor militair gebruik’ waren – net als de vesten van Wittock-Van Landeghem – het beste wat er te krijgen was op dat moment en niet te koop in de winkel. Na de diefstal mocht Bouhouche Collard niet meer bezoeken bij het SIE. Hij mocht de kazerne niet meer binnen omdat men vermoedde dat hij achter de diefstal zat. Collard is ook al lang geen wapenmeester meer bij het SIE; hij werd overgeplaatst naar het Logistiek Centrum.
Meneer Lekeu, wat weet u van de overval in Temse?
“Ik ken de namen van de daders in elk geval niet.”
Zes jaar geleden hebt u in een interview anders gezegd dat u die wel kende, maar dat het nog te vroeg was.
“Ik ken de namen van de opdrachtgevers. Ik weet niet wie in Temse de overval heeft gepleegd.”
Wie waren de opdrachtgevers? Mensen uit de rijkswacht?
“Nee, het waren mensen die rond de rijkswacht zaten.”
We moeten hier dus niet aan uw ex-rijkswachtvrienden Madani Bouhouche en Robert Beijer denken?
“Nee.”
Waren zij veeleer uitvoerders in het Bende-verhaal?
“Beijer zat niet in de Bende, maar ze hadden beter naar hem geluisterd. Op een bepaald moment was hij bereid te praten. Er werd niet naar hem geluisterd. En Bouhouche… Tja, Bouhouche heb ik nooit vertrouwd.”
Hoe weet u dat?
“Ik stond er heel dicht bij.”
Dan kent u ook de mensen die ermee te maken hadden: opdrachtgevers, uitvoerders.
“Ik heb al gezegd dat ik de opdrachtgevers ken.”
Vertel dan eens hoe de overval in Temse werd voorbereid en uitgevoerd.
“Eh… Er komt namelijk een film over de Bende van Nijvel. Ik heb het idee van de Bende van Nijvel in Hollywood verkocht. Ik heb er de laatste vijf maanden keihard aan gewerkt. Alles wat ik weet over Temse zal in die film verwerkt worden. Dus u begrijpt dat ik er nu niet over kan praten, ook omdat de zaak nog helemaal in handen zit van Mary Trotter, mijn advocate hier in Long Wood, en nog niet helemaal is afgerond.”
“Ik mag op dit moment zelfs nog niet zeggen welke maatschappij het idee heeft gekocht. Over twee maanden wordt de hele affaire officieel bekend gemaakt. Het gaat hier om veel geld. Ik heb nu al meer dan honderdduizend dollar voorschot geïncasseerd. Er zullen er nog veel volgen. Als alles rond is, kom ik terug naar België. Ken je die rijkswachter die op 17 september 1983 op de parking van de Colruyt van Nijvel door de Bende is neergeschoten?”
Ik ken zijn naam: Marcel Morue.
“Hij heeft een weduwe achtergelaten. Ik wil die vrouw geld geven. Ik ben van plan de slachtoffers een deel van de opbrengst van de film aan te bieden. En denk nu vooral niet dat dat heeft te maken met een schuldgevoel of zo. Ik wil gewoon iets voor die mensen doen.”
Wordt het een actiefilm?
“Er zal veel actie in zitten, maar ook een serieuze plot, een goeie intrige.”
Dit is duidelijk een rol voor Jean-Claude Van Damme op platformschoenen: de Reus van de Bende. Een man die ervan wordt verdacht betrokken te zijn bij een bende die tien jaar geleden bijna dertig mensen heeft vermoord, verkoopt het verhaal van die bende als filmscenario. Als je dat aan een Hollywood-producer aanbiedt, wordt die zo mogelijk nog blauwer van enthousiasme. Er zit veel waanzin in deze wereld.
Bronnen
- Deel 1: Raf Sauviller
- Deel 3: Humo | Raf Sauviller