Léopold Van Esbroeck
Een vermeende reus spreekt
Léopold Van Esbroeck stal waardepapieren in opdracht van een gevangenisdirecteur en beraamde plannen voor gewapende overvallen met een commissaris van de gerechtelijke politie. “Men kan van mij niet verlangen dat ik nog enig geloof zou hechten aan de instellingen die door dit soort mensen worden vertegenwoordigd.” De ex-gangster schreef een boek.
Het Gentse hof van beroep heeft dinsdag maximumstraffen uitgesproken tegen de kopstukken van de bende-De Staerke. De vier hoofdverdachten, bendeleider Philippe De Staerke, het ‘brein’ Dominique Salesse en de beroepsovervallers Apostolos Papadopoulos en Léopold Van Esbroeck, hoorden zich veroordelen tot twintig jaar gevangenisstraf. Nooit eerder was het Gentse gerechtshof zo zwaar bewaakt. Helikopters cirkelden boven de stad. Pas na een slopend parcours van pasjes en metaaldetectoren kon het publiek een glimp opvangen van de bende – de Bende van Baasrode, alias de Bende-De Staerke. Maar ook een beetje, en minstens voor een deel, dé Bende.
“Wij werden meteen voor het hof van beroep gebracht, een voorrecht dat tot dan toe alleen ministers en collaborateurs te beurt was gevallen,” zucht Léopold Van Esbroeck. “Het was een circus. Er was geen enkel bewijs, maar men ging ervanuit dat wij ‘iets’ met de Bende van Nijvel te maken moesten hebben. Mijn straf was een uiting van frustratie van een onbekwame justitie. Tien jaar, daar had ik mee kunnen leven. Maar dit… Ik eiste dat de voorzitter zijn héle arrest, honderd pagina’s, zou voorlezen. Daar is hij urenlang mee zoet geweest.”
Léopold Van Esbroeck is op vrije voeten sinds halfweg 1995. Zijn verhaal lijkt soms een aaneenrijging van clichés. Van huis weggelopen op zijn achttiende. Gauwdief in de buurt rond het Brusselse Zuidstation. Opgeklommen tot een van ’s lands publieke vijanden. Vandaag weten we dat de man met wie hij in Gent de beklaagdenbank deelde, Philippe De Staerke, naar meer dan alle waarschijnlijkheid echt deelnam aan raids van de Bende van Nijvel.
De Staerke legde ooit in een open brief bekentenissen af en zijn naam prijkt tot vandaag bovenaan het lijstje van de speurders die in Jumet het onderzoek van de laatste kans voeren. Niets aan hem doet denken aan de booswicht die hij was. Voorkomend, innemend, zachtmoedig. Hij laaft zich aan de huidige belangstelling – “ik weet niet of ik zoveel vriendschap verdien” – en vult zijn dagen met cafégesprekken met (ex-)speurders, journalisten en ander gespuis.
Wat doet een gangster aan de vooravond van een gewapende overval?
“Vruchteloos de slaap trachten te vatten, zichzelf opvreten, het scenario overlopen. De risico’s overschouwen. Eén fout en er wordt geschoten. ’s Ochtends ging ik joggen. Mijn conditie moest optimaal zijn. Het zwaarst waren de minuten voor we toesloegen. Die spanning, die opstoot van adrenaline. Het is als een parachutesprong, denk ik. Even aarzelen, wikken, wegen. Dan de beslissing: we gáán. Tijdens de overval zelf ben je een machine, je voert het scenario uit. Ik was maniakaal in het plannen. Zo heb ik naam gemaakt. Popolino, zoals ze mij noemden, beging zelden fouten. Tijdens het proces stelde men het voor alsof ik het brein was. Men noemde mij de coördinator tussen Jean Bultot (die mee terecht hoorde te staan, maar naar Zuid-Amerika was gevlucht, nvdr) en De Staerke.”
“Ook al was uit het onderzoek gebleken dat ik slechts aan vijf van hun hold-ups had deelgenomen. De bende had er meer dan vijfentwintig op haar naam staan. De hold-ups die ik met hen pleegde, verliepen niet zoals het hoorde. De Staerke was gek, knettergek. Onbesuisd. Met hem erbij was de sfeer altijd heel gespannen, was er weinig onderling vertrouwen. Ik herinner me die ene keer. Eén van ons trok de geldkoffer uit de postwagen. In de straat claxonneerde iemand. Paniek. Koffertje open. Drieëneenhalf miljoen frank in briefjes van vijfduizend dwarrelde in de lucht. Typisch De Staerke.”
Er lopen in België mensen rond met een blijvend trauma door hun ongewilde ontmoeting met u. Gaat u voor hen signeren?
“Ik had soms wroeging, toen al, en cijferde die dan weg met de gedachte dat dit nu eenmaal een beroep was, mijn beroep. Nu zou ik die mensen graag willen ontmoeten. Misschien helpt hen dat. Praten. Tonen wie ik ben. Het moet voor hen een verschrikkelijke ervaring geweest zijn. Wie is die man met de bivakmuts? Een beginneling, een psychopaat, een koele killer? Ik heb nooit geschoten, echt waar. Als het anders was, zou ik mezelf het recht van spreken ontzeggen. Ik was trouwens een middelmatige schutter. Maar ik heb psychologische drama’s veroorzaakt, dat weet ik.”
Hoe wordt de gangster ex-gangster? De meesten gaan zich de dag van hun vrijlating bezatten en hebben de volgende dag al een ‘plan’.
“Laatst had ik een alcoholcontrole. 5,5 promille. Da’s niks. Normaal doet geen enkele agent daar moeilijk over. Ik kreeg een boete van 60.000 frank. Vanwege mijn verleden. Dan denk je terug aan de smakken geld die in de loop der jaren door je handen zijn geglipt. Vroeger was dat niks, 60.000 frank. Dat kon ik in één avond opmaken. Nu leef ik van een bestaansminimum en is dat twee maanden honger. Lange tijd is de verleiding er geweest. Aanbiedingen zat. Ik kon zo herbeginnen. In Leuven-Centraal las ik l’Instant, een weekblad dat nu niet meer bestaat. Er was een of andere wedstrijd. Je moest op een formulier wat vragen over de recente actualiteit beantwoorden en dat opsturen. De vragen leken me makkelijk.”
“In het milieu noemden ze me vroeger Pol la Gazette. Ik ben altijd een verwoed krantenlezer geweest. Op zekere dag – ik was al vergeten dat ik dat formulier had ingestuurd – kwam de cipier aanzetten met een kartonnen doos. ‘Postpac’ heette zoiets. Ik had gewonnen. Ik heb eerst lang naar de doos zitten kijken en ben dan beginnen huilen, heb mezelf toegesproken: ‘Pol, je kùnt iets, je kunt nog iets anders dan met een bivakmuts een postkantoor binnenstormen.’ De prijs stelde niet veel voor. Wat boeken en klassieke cd’s. Het was de eerste keer in jàren dat ik iets op een legale manier had verkregen. Met mijn hersenen. Na het leven dat ik geleid had, was dat een schok. Toen heb ik gezworen niet opnieuw te beginnen. En dat is mijn overwinning: het is gelukt.”
De Franstalige uitgave van uw boek heet Open brief aan de moordenaars van Waals-Brabant. U wijst Jean Bultot aan als ‘rekruteringsofficier’ van de Bende.
“Ik kan me enkel baseren op wat ik toen zag en hoorde. Wat ik verkondig, is dus ook niet meer dan mijn persoonlijke mening. Twee keer heeft Bultot, die in die tijd nog directeur van de gevangenis van Sint-Gillis was, contact met mij opgenomen. De eerste keer gebeurde dat in de nacht van 24 januari 1985. Samen met mijn maat van toen, Dominique Salesse, had ik op zijn bestelling een inbraak gepleegd in de Sarma in Waterloo. We stalen vijftien videoapparaten. Ik heb nooit geweten waar Bultot die voor nodig had. Diezelfde nacht gingen we de buit overhandigen. ‘Wel Pol, ik sta versteld,’ zei hij. ‘Ik dacht dat je een heler was. Nu zie ik dat je de inbraak zelf gepleegd hebt.’ Ik legde hem uit dat ik het voordeliger achtte om het zelf te doen en dat er geen risico aan verbonden was. ‘Ik heb je iets voor te stellen,’ zei hij. Hij zou me er later nog over spreken. Ik was nieuwsgierig, drong aan. Per slot van rekening was hij gevangenisdirecteur.”
“Toen sprak hij me over simulacres de braquages, schijnovervallen op warenhuizen. Hij gebruikte, dat herinner ik me nog goed, het woord attentats. Op het moment zelf heb ik niet gereageerd, maar later besefte ik dat hij me wou inhuren voor de Bende van Nijvel. In diezelfde periode moest Bultot dan plots dringend Philippe De Staerke en Dominique Salesse spreken. Ik ben er zeker van dat hij dat aanbod ook aan hen heeft gedaan. De Staerke was tot alles in staat.”
“Na de bloedige raid op de Delhaize in Aalst heeft Salesse tijdens een verhoor spontaan zijn hele criminele loopbaan opgebiecht. Vanwaar die paniek, die angst? Kort na de aanslagen in Eigenbrakel en Overijse is er een zware ruzie ontstaan binnen de Bende-De Staerke. Ik was er zelf niet bij en geen van de aanwezigen heeft me ooit willen vertellen waar het over ging, zelfs Salesse niet. Was het over vrouwen of de verdeling van een buit gegaan, dan was er geen enkele reden tot geheimhouding geweest, dus ga ik ervanuit dat het iets heel ernstigs betrof.”
“De Staerke is na afloop naar de garagebox getrokken waar wij onze wapens en onze auto’s verborgen, nam de wapens mee en urineerde in de koffer van een Golf GTI. In de geest van De Staerke was dat bedoeld als een oorlogsverklaring – de opperste belediging. Is Salesse op het laatst teruggekrabbeld en kwam daar heibel van? Heeft De Staerke een van onze auto’s gebruikt in Aalst? De Staerke heeft Salesse de vrijdag voor die aanslag opgezocht.”
“Salesse was doodsbang. Hij wou meteen het land uit. Er was nog een ander aanbod van Bultot, niet alleen aan mij maar ook aan Freddo Godfroid, de vroegere commissaris van de Brusselse gerechtelijke politie met wie ik veel optrok. Voor een maandsalaris van 150.000 frank konden we deelnemen aan paramilitaire trainingskampen in Zuid-Amerika. Als je dan ziet wie in die tijd Bultots vrienden waren: de extreem rechtse rijkswachters Madani Bouhouche en Robert Beijer, de later vermoorde FN-ingenieur Juan Mendez…”
U werd ook zelf kortstondig verdacht van deelname aan de aanslag in Aalst. Men aanzag u voor de ‘reus’.
“Alain Moussa, een lid van onze bende, heeft me daarvan beschuldigd. Ik heb geluk gehad. Ik had een fantastisch alibi. In die tijd waren mijn zaterdagen heilig. Dan trok ik naar de hippodroom om te gokken. Daarna ging ik naar een restaurant in Ukkel. Daar heb ik die hele avond gezeten. Toen in Aalst de schoten vielen, zat ik daar stomdronken te wezen. De speurders vonden het alibi te perfect om te geloven. Iedereen die daar die avond was, herinnerde zich mijn gedrag en heeft daarover getuigd. Het was de tweede keer dat ik geluk had. Kort na het aanbod van Bultot werd ik aangehouden voor de diefstal van waardepapieren bij de pastoor van Wieze. Opnieuw in zijn opdracht. Ik ging de gevangenis in. Bultot was razend. Het is die zaak die hem zijn baan heeft gekost, maar die er ook voor zorgde dat hij met mij niks meer te maken wou hebben.”
Wat waren, volgens u, de motieven van de Bende?
“Racketeering. Afpersing van Delhaize. Om een andere markt in handen te krijgen… Dit is recente kennis. Naar aanleiding van het boek namen de meest diverse mensen contact met me op. Ik kan ondertussen wel het onderscheid maken tussen manipulatie en relevante informatie. Ik ben ervan overtuigd dat ze in Charleroi aan de vooravond van een aantal interessante ontwikkelingen rond de opdrachtgevers van de Bende van Nijvel staan.”
U bent vol vertrouwen in de cel-Jumet?
“Dat is veel gezegd. Er lopen daar ook speurders rond met oogkleppen, zoals de Nijvelse procureur Jean Deprêtre in het begin van de jaren tachtig. Weet u, ik ben van bij het begin tipgever geweest in het Bende-onderzoek. Net als alle belangrijke jongens uit het Brusselse milieu trouwens. Want wat de Bende deed, schaadde onze belangen. Er was een landelijke psychose ontstaan, overal krioelde het van de gewapende rijkswachters. We konden ons werk niet meer doen. Achteraf bekeken staat het voor mij vast dat het klassieke gangstermilieu méér gemotiveerd was om de Bende te ontmaskeren dan het gerecht. Dat klinkt misschien zot, maar het was echt zo. Op zekere dag belde Freddo Godfroid me. Hij was toen nog bij de GP.”
“Het was twee weken na de Bende-overval in Beersel. Hij had vier jongelui opgepakt. Onder hun bedden waren riotguns aangetroffen en ook de carnavalsmaskers die in Beersel waren gebruikt. Een van de vier was tijdens een verkenningsrit herkend, een andere droeg op zijn linkerarm een tatoeage die overeenstemde met de beschrijving van een getuige. ‘Pol, we hebben ze,’ zei Freddo. ‘Kom hierheen. Je legt bij mij een verklaring af als tipgever, ik stel een proces-verbaal op en we doen alsof de doorbraak gerealiseerd is dankzij jouw verklaring.’ Hij wou én de echte tipgever afschermen én de helft van de tien miljoen die de warenhuizen hadden uitgeloofd binnenrijven. Zo ging het in die tijd bij de GP.”
“Nu, het viertal is na een dag vrijgelaten door Deprêtre. Voor hem was het spoor van de Borains – die bende maloten uit Henegouwen die er niks mee te maken hadden – het enige goede. Ik zeg niet dat die vier dé daders waren. Ik stel alleen vast dat het in geen enkel onderzoek mogelijk is dat men je met zoveel elementen à charge laat gaan. Het waren sukkels. Jong, onervaren. Gasten die je kon doen praten. Via hen had men toen al de opdrachtgevers kunnen vinden. Het mocht niet. En Deprêtre? Die is nog steeds procureur. Die krijgt nu het dossier-autozwendel van Neufchâteau.”
Bent u recent nog verhoord in het Bende-onderzoek?
“Meermaals. Volgende week leggen ze mij aan de leugendetector. Ik doe dat met plezier. Dit mag tijd kosten. Het gaat niet alleen om mijn trots, het is een zaak die België heeft doen beven. Ergens hoop ik met het boek een déclic te bereiken bij zij die hetzelfde hebben gehoord en gezien als ik. Zoals Dominique Salesse.”
Wat voor iemand was Freddo Godfroid?
“Een soort Alain Delon. Een rijkeluiszoontje, hij kickte op luxewagens. Hij was een bekende naam in het Brusselse nachtleven, heeft Michel Nihoul nog gekend. In zijn gloriedagen was hij een van de allergrootste politiemensen van het land. En toch. Ik herinner me hoe hij ons opdroeg om de villa van zijn schoonouders leeg te halen terwijl hij hen had uitgenodigd voor een etentje. Hij heeft me ook ooit voorgesteld, in zijn bureel bij de GP nota bene, om samen overvallen te plegen op geldkoeriers van De Post. Hij speelde ons de inlichtingen door over de trajecten en de plaatsen waar we het makkelijkst konden toeslaan. Ik was zogezegd zijn tipgever. Het was omgekeerd (lacht). Nee, we hebben nooit samen overvallen gepleegd, maar op basis van zijn inlichtingen hebben anderen dat wel gedaan.”
U leefde in een merkwaardige wereld. Stelen voor een gevangenisdirecteur. Overvallen beramen met een GP-commissaris.
“De vraag is of wat ik meemaakte wel zo uitzonderlijk was. We hebben nadien de affaire-Reyniers gehad, de affaire-Halot… Allemaal lui van de Brusselse GP. Men wist daar heel goed hoe close Freddo met bepaalde gangsters was, en men vond dat normaal. We liepen daar in en uit. Men sloot de ogen. Wat ik verontrustend vind is dat een aantal mensen van die generatie daar nog steeds zit en vandaag meer dan ooit onaantastbaar is.”
“Neem nu Georges Marnette (commissaris bij de Brusselse GP, nvdr), die was ook altijd van de partij. Hij wordt nu door de pers witgewassen. Ik vraag me af hoe dat kan. Evidenter dan in de zaak-Di Rupo kan een manipulatie toch niet zijn? En waarom doet zo’n Marnette dat? Men kan van mij niet verlangen dat ik nog enig geloof hecht aan de instellingen die door dit soort mensen worden vertegenwoordigd. Ik heb hen gekend, in hun bars waar ze zich te pletter zopen met de grootste criminelen van het land.”
U bent een gewezen bandiet. Niemand hoeft wakker te liggen van wat u zegt.
“Wat me irriteert is die hypocrisie, zoals je die in de commissie-Dutroux zag. Daar zou de waarheid eens aan het licht gaan komen zie! Door dagelijkse rechtstreekse tv-uitzendingen wekte men bij het publiek de indruk dat niemand zich zou kunnen wegstoppen. Liegen, ook onder ede, maakt deel uit van de essentie van de leefwereld van heel wat politiemensen. Ze doen niks anders. En ze worden door hun hiërarchie gedekt. Wat dacht Marc Verwilghen met zijn commissie te beginnen tegen deze overmacht aan beroepsmanipulatoren?”
“Als jij als getuige in een assisenproces bij de voorzitter zelfs maar de indruk wekt dat je liegt, riskeer je ter plekke te worden gearresteerd wegens meineed. Zij gaan hun gangetje maar. Met een uitgestreken gezicht verklaren rijkswachters dat ze ‘dachten’ dat Dutroux kinderen had ontvoerd, maar dat ze geen motief hadden om een huiszoeking te verrichten. Alsof het ontbreken van een juridisch coherent motief in andere dossiers ooit een obstakel was. En hier was het leven van twee kleine kinderen in het geding.”
Hoe ziet uw toekomst eruit?
“Geen idee. Werk vinden is voorlopig een illusie. Ik zou eventueel in een fabriek aan de slag kunnen gaan, maar de gedachte aan een ploegbaas is na al die jaren in de gevangenis iets waar ik van huiver. Ik zou me graag met jonge straatcriminelen bezighouden. Het misdaadmilieu is weliswaar veranderd, agressiever geworden, de regels van vroeger bestaan niet meer. Vroeger stalen wij stilstaande auto’s, nu is car jacking de trend. Toch zou ik het willen proberen. Misschien luisteren ze wel naar een oude schurk die op dezelfde manier begonnen is als zij. Maar ja, ook in die sector zien ze me liever gaan dan komen.”
Bron » De Morgen