Het proces Haemers & Co
“Ik smeek u, laat dit proces beginnen. Ik kan niet meer wachten.”
Het parket heeft nog vijf jaar nodig gehad om de gevangen vijand in Brussel voor de volksjury te brengen. Het proces-Haemers en co stond uiteindelijk gepland voor maandag 19 april 1993. De internationale pers was er met 21 geaccrediteerde journalisten. De briljante openbare aanklager Pierre Morlet en de achtenveertig advocaten waren au grand complet voor dit gala. Met Bernard Fabry en Michel Degraeve was gezorgd voor twee ervaren bijzitters.
De aanduiding van Guy Wezel als voorzitter was een verrassing. De man had last met zijn temperament en zijn eenvoudige naam paste niet in de lange rij Brusselse voorzitters met aristocratisch klinkende namen. Wezel was jaren onderzoeksrechter geweest in Nijvel en had onderzoeken gedaan in wat de ‘Bende van Nijvel’ werd genoemd. Hij was uit het onderzoek moeten stappen nadat hij was benoemd tot raadsheer bij het Hof van Beroep. Tussen hem en vele Brusselse advocaten heerste een koude oorlog.
Indien de advocatuur hem tijdens dit historische proces kon kraken, dan zou ze de kans grijpen. De hoogste magistratuur wist dat en had een tweede voorzitter aangeduid om de debatten mee te volgen: Marc de Le Court. Op maandag 19 april 1993 draaide de ouverture uit op een fiasco. Er waren te weinig kandidaat-juryleden opgeroepen. Een blunder waarvoor niemand verantwoordelijkheid wilde dragen. Haemers was afgemat door een jarenlang streng gevangenisregime en eenzame opsluiting. Hij was afhankelijk van drugs of vervangingsproducten. Toen de beschuldigden werden binnengeleid, hield hij zich sterk onder de spotlights van de camera’s van de internationale pers. Hij genoot zichtbaar van de belangstelling.
Toen hij na de mislukte telling van de kandidaat-juryleden begreep dat het proces zou worden uitgesteld, vroeg hij onderdanig het woord. Voorzitter Guy Wezel durfde niet te weigeren, in het bijzijn van de wereldpers. Haemers heeft dan voor het eerst in het openbaar een knieval gedaan. “Ik smeek u, met mijn laatste krachten, laat dit proces beginnen. Stel liet niet uit, ik kan het niet meer aan.” Ik wacht al zo lang. Voorzitter Wezel wist niets anders te antwoorden dan: “Monsieur Haemers, je ne peut rien faire pour vous”, waarna hij de zaal verliet.
De aangekondigde dood
Twee maanden later pleegde Haemers een aangekondigde zelfmoord in de gevangenis van Vorst. In zijn cel, achter een gebarricadeerde deur. Met het snoer van zijn radiotoestel, languit liggend met het hoofd in een strop, vastgemaakt aan de centrale verwarming. Hij had drugsvervangende medicijnen gevraagd en die waren hem geweigerd. Niemand heeft hem belet zijn wanhoopsdaad uit te voeren, hoewel cipiers konden weten wat er zich achter de gebarricadeerde deur kon afspelen. Ze verkozen niet zelf op te treden en verwittigden de politie van Vorst. Ze vreesden dat de herrie onderdeel was van een ontsnappingsplan. Toen de politie voor de celdeur van Haemers stond, was het te laat.
Als afscheid liet Haemers een papiertje na met daarop een verwensing, gericht aan justitieminister Melchior Wathelet. Op het moment dat Haemers in zijn cel amok begon te maken, wist hij dat zijn twee luitenants Philippe Lacroix en Basri Bajrami waren ontsnapt. Lacroix werd na enkele dagen opgepakt. Tot op vandaag geloven sommigen dat Haemers niet écht dood wilde. Had hij erop gegokt dat men tijdig de strop rond zijn hals zou losmaken?
De zelfmoord van Haemers kwam sommigen goed uit. Suf geworden na vijf jaar ondraaglijk isolement, had hij aangekondigd op zijn proces meer te zullen vertellen over de mensen voor wie hij werkte. Personen voor wie hij, naar eigen zeggen, zwart geld witwaste. Dit meer is er nooit gekomen. Na de zelfmoord van Haemers werd het dossier gedegradeerd tot het dossier-Lacroix en co. Lacroix werd beschouwd als de eerste luitenant van Haemers, zo niet de echte leider van de groep.
De tweede start van het proces
Zes maanden later, op maandag 6 september 1993, slaagde de tweede start wel. Het proces zou duren tot donderdag 20 januari 1994. De beschuldigden waren nog met zeven: Lacroix, Darville, Vandam, Vander Elst, Gauthier, Zeyen en de weduwe Haemers-Tyack. Ze zaten in een grote kooi, bewaakt door rijkswachters in gevechtsuniform, die na het proces zou worden afgebroken: deze vorm van publieke vernedering had te veel intellectuele weerstand opgeroepen. Affaire: Haemers et Consorts. Zo stond het op de badge die de journalisten moesten dragen om binnen te mogen in het Brusselse Justitiepaleis. Het gebouw was tijdelijk omgebouwd tot een bunker. Alsof het kon worden aangevallen vanuit de lucht, vanaf het land of vanuit de riolen.
Hier stonden één vrouw en zes mannen terecht, beschuldigd van oorlogvoering tegen de samenleving, in de vorm van roofmoorden, gewapende overvallen, bendevorming en de gijzeling en geldafpersing van oud-premier Paul Vanden Boeynants. Tussen 1983 en 1989 overvielen ze in paracommandostijl geldtransporten, banken en postkantoren in Herstal, Neufvilles, Wilsele, Verviers, Drogenbos, Evere, Gooikt, Wezembeek-Oppem, Strombeek-Bever, Doornik, Etterbeek, Waterloo en Groot-Bijgaarden
In sommige gemeenten sloegen ze tweemaal toe. Daarbij vielen vier doden: Henriette Genet en Yves Lambiet in Verviers, Georges Vindevogel in Gooikt en Ronny Croes in Groot-Bijgaarden. De bende had op donderdag 13 augustus 1987 voor hoongelach gezorgd door haar leider Haemers in paracommandostijl te bevrijden uit een gepantserde combi.
Hierbij werd André Vermeulen, de bestuurder van de celwagen, zwaar gewond. Hij zou drie jaar later bezwijken aan de gevolgen van zijn verwondingen. De bende Haemers gebruikte bommen en granaten. Zo te horen, vonden ze het iedere keer weer spijtig dat niet alleen deuren werden opgeblazen maar ook mensen. Ze noemden dat ‘brute pech’. Jammer voor de doden die tegenslag hadden gehad doordat de explosieven krachtiger waren gebleken dan de overvallers hadden gewild. De bendebuit bedroeg, gespreid over zes jaar, ongeveer tweehonderd miljoen frank. Dat is niet écht veel want minstens twintig deelnemers moesten hun deel krijgen.
Voorzitter als opgejaagd wild
Het proces verliep bitsig en de belangstelling van pers en publiek slabakte zienderogen. We herinneren ons de veertigste procesdag toen er nog amper vier advocaten zaten. De afwezigheid van de dode Haemers en de gevluchte Bajrami maakte het mogelijk dat de andere leden de schuld doorschoven. Afwezigen hebben tijdens assisenprocessen altijd ongelijk. Advocaat Michel Vander Elst had het lastig met zijn rol als beschuldigde. Hij weigerde zich te laten fotograferen en gaf op de meeste vragen een ontwijkend maar juridisch sterk gestaafd antwoord.
Voortdurend beet hij voorzitter Guy Wezel toe dat die niet het recht had deze of gene vraag te stellen en dat het Hof zich moest houden aan de tenlasteleggingen uit de akte van beschuldiging. Het kwam tot een hitsige confrontatie toen Wezel de seksuele prestaties van de bendeleden begon op te sommen. Wie goed luisterde, kon vernemen dat zowat ieder bendelid ook met de vrouwen of vriendinnen van de andere bendeleden had gevrijd. Wezel dreef het zover vragen te stellen over, wat hij ‘het afwijkend seksueel gedrag’ van Vander Elst noemde.
“Monsieur le président, c’est assez. Ik word niet beschuldigd van seksuele delicten en dat geldt voor alle aanwezigen hier. Ik eis dus dat de insinuaties nu ophouden.” De beschuldigden bleven tot de limiet solidair. Niemand verklikte een ander. Als geboren toneelspelers beweerden ze niets te maken te hebben met de overvallen waarbij doden of gekwetsten waren gevallen. De andere overvallen gaven ze toe, althans indien de bewijzen overduidelijk waren. Zo niet, dan moest het een andere bende zijn geweest.
Voorzitter Wezel wond zich daarbij keer op keer op en braakte verwensingen uit. Ook de volksjury kreeg te maken met de nervositeit van de voorzitter. Twee, drie juryleden liet hij uitsluiten omdat ze een vraag hadden gesteld die niet neutraal geformuleerd was. Alsof alleen hij dit soort vragen mocht stellen. De volksjury klapte dicht en zou blijven zwijgen tot het einde. Het enige wat ze enkele malen vroegen, was of de procesgang niet sneller kon.
De ontvoering van VDB
Het was duidelijk dat geen enkele volksjury de gespeelde ontkenning van de bendeleden zou willen geloven. Anderzijds klonk ook de opbouw van het bewijsmateriaal niet zo overtuigend. Wat tegen Axel Zeyen werd ingebracht, was dunnetjes. Zeyen was een jeugdvriend van Haemers en was mee naar Brazilië gevlucht. “Uit vriendschap, niet uit angst.” Gaandeweg groeide de indruk dat broer Eric Haemers de rol had gespeeld die de openbare aanklager op het lijf van Zeyen had geschreven. Eric Haemers was ondertussen overleden. Zeyens advocaten Jean-Pol Dumont en Didier Dequévy zouden de vrijspraak pleiten én halen.
Behalve Zeyen, ontkenden de beschuldigden niet dat ze Vanden Boeynants hadden ontvoerd. Vanden Boeynants, nota bene, een bovenbuur van advocaat Michel Vander Elst. De politicus werd, naar hun zeggen, geen haar gekrenkt en ze dachten dat ze hem goed hadden verzorgd. Ze hadden enkele pijpen voor hem gekocht. Ook zijn lievelingstabak hadden ze niet vergeten. Hij mocht een bad nemen wanneer hij wilde.
De onderhandelingen over het losgeld zouden correct zijn verlopen en beide partijen zouden er hun voordeel mee gedaan hebben. Ze noemden hem een sympathiek en wijs man, zelfs een staatsman. Dit soort uitspraken deed in de pers verhalen ontstaan over een verstandhouding tussen de bende en de politicus die kort voor zijn gijzeling van financiële fraude was verdacht. Amper enkele dagen na zijn gijzeling moest de Kamer van Volksvertegenwoordigers beslissen of hij zijn parlementaire onschendbaarheid zou verliezen om zodoende door het gerecht te kunnen worden ondervraagd. Zijn collega’s-kamerleden oordeelden na de gijzeling dat er geen reden was om Vanden Boeynants te laten vervolgen.
Hoogtepunt van dit proces werd de komst van Vanden Boeynants himself, als getuige. Kaarsrecht, hardhorig maar fier, gekleed in lichtbruin colbertjasje en gekomen om te zeggen wat hij te zeggen had. Het relaas van zijn gijzeling klonk helemaal niet zo zacht als de bende het graag had gehoord. Met vaste stem en zonder de vragen te horen, sprak hij over de ketting waaraan hij van de eerste tot de laatste dag was vastgemaakt. Hij beschreef treffend de donkere en koude villakamer, de stilte, het eentonige eten, de wc-emmer, het kordaat militaire optreden van zijn bewakers, de bedreigingen, de onredelijke eisen, de chantage. “En toch heb ik ze geen traan gegeven, meneer de voorzitter.”
De verwijdering van Guy Wezel
Dieptepunt was de manier waarop voorzitter Guy Wezel eind november 1993 uit het proces verdween. De advocaten hadden met succes een gênante procedure tot wraking ingezet na een zoveelste incident waarbij de magistraat de advocaten oneerlijkheid en misleiding had verweten. De meeste Brusselse advocaten vonden medestanders bij de Franstalige journalisten. In de krant Le Soir was de kritiek op Wezel niet toevallig het scherpst. Voor sterreporter Alain Guillaume was dit proces ietwat ‘zijn’ proces.
Hij had in de Braziliaanse gevangenis Haemers, Zeyen en Denise Tyack geïnterviewd en laten filmen. Dit vraaggesprek was het meest bekeken tv-document van het jaar 1989 geweest. Iedereen herinnert zich Haemers in zijn tv-shirt met streepjes. Hij en Denise Tyack verkeerden in de euforie van de cocaïne en maakten zich schijnbaar nog geen zorgen over wat ging komen. Guillaume had samen met zijn echtgenote, de Limburgse journaliste Els Cleemput, een goed verkocht boek geschreven over Haemers en Vanden Boeynants: Losgeld voor een leven. De journalist was op het proces Haemers zelfs als getuige gedagvaard en had als centrale gast als eerste zijn verhaal kunnen vertellen.
Tussen journalist Guillaume en magistraat Wezel boterde het al weken niet. De manier waarop Wezel Guillaume kapittelde omdat hij niet rechtop in zijn stoel zat, was als een oorlogsverklaring geweest. Op zekere dag riep Wezel de twee journalisten van Le Soir, Guillaume en Michel Marteau, bij zich. Hij vroeg naar het waarom van hun kritische artikelen. In woord en wederwoord moet het er hard aan zijn toegegaan.
Wezel zou de advocaten verweten hebben dat ze ‘uitschot’ waren. De transcriptie van deze woedeaanval stond ’s anderendaags integraal in Le Soir! De verdediging, aangevoerd door de Brusselse grootmeesters Guy François en Xavier Magnée, zette meteen een gênante procedure in tot wraking van de voorzitter op basis van ‘een vermoeden van partijdigheid’. Na drie dagen van schaamte en ongemak, en het horen van een vijftigtal getuigen, weigerde Guy Wezel nog uit eigen beweging op te stappen. Hij moest ertoe worden verplicht en werd vervangen door Marc de Le Court.
Hun laatste argumenten
De beschuldigden verdedigden zich tot het ultieme moment ook met volzinnen en maakten een lange monoloog van hun recht op het laatste woord.
Philippe Lacroix
“Ik begrijp dat ik een straf moet krijgen, want de feiten zijn zwaar. Maar ik wil toch tegen de openbare aanklager zeggen dat ik géén oorlog voer tegen de samenleving. Mijn oorlog heb ik in het verleden gevoerd. Ik heb die verloren. Daarom zit ik hier. Ik heb in mijn leven veel domme dingen gedaan. Als ik een schooljongen was, zou de leraar zeggen: “We vegen het bord af, we beginnen opnieuw.” Maar dat kan nu niet. Ik wil mij in de toekomst nog nuttig maken en positieve dingen doen. Ik herhaal: ik ben niet in oorlog met de samenleving maar met mezelf. Elke dag vecht ik nu om te overleven, tégen de wanhoop, want drie jaar eenzame opsluiting in de gevangenis is verschrikkelijk. Elke dag opnieuw is een hel. Ik heb nog vertrouwen en ik vraag dat u mij een straf zou geven tussen de tien en de vijftien jaar. Dat is een straf die me hoop geeft en die me in staat stelt een nieuw leven voor te bereiden. Alles hangt van u af. Help me, heb vertrouwen, ik zal u niet ontgoochelen.”
Marc Vandam
“Men heeft me altijd verweten dat ik op mijn proces gezwegen heb. Dat is geen beslissing van mij geweest. Het is gewoon mijn natuur. Ik bedank mijn advocaten omdat ze die stilte van mij hebben doorbroken. Die stilte van mij, die is er twintig jaar geleden gekomen doordat mijn zusje na een ziekte gestorven was. Ik was toen nog klein en dan gaat zo’n verdriet misschien niet diep. Mijn moeder, die verpleegster was, is dit nooit te boven gekomen. Zij heeft zelfmoord gepleegd. Wij, mijn broertje en ik, hebben haar op een dag gevonden toen wij van school thuiskwamen. De overbuur wilde de hulpdiensten niet bellen. Ik ben op zoek gegaan naar een telefooncel.”
“De eerste cabine waarin de telefoon werkte, was aan het oude commissariaat van Ganshoren, drie kilometer verder. Toen de hulpdiensten aankwamen, zegden ze: “Waarom hebt ge niet enkele minuten vroeger gebeld? Dan hadden we haar nog kunnen redden!” Ik kon niet zeggen dat mijn overbuur geweigerd had, dat hij liever op zijn gemak verder at en dat ik niet eens zijn telefoon had mogen gebruiken. Welnu, ik voer ook tegen niemand oorlog, meneer de openbare aanklager. Ik ben geen rebel maar ik ben al negentien jaar op zoek naar een telefooncel. Twintig jaar is een lange straf die u vordert. Ik vraag u, geef me de kans om in de toekomst te bewijzen dat ik meer waard ben dan wat ik in het verleden heb gedaan. Tien jaar is meer dan genoeg.”
Robert Darville
“Er is één zin van de openbare aanklager die als een donderslag is gevallen en die luidt dat ik een oorlog zou voeren tegen de samenleving. Dat is niet waar! Nooit! Mijn ouders en mijn zoon worden door dit drama heel zwaar getroffen, zij moeten betalen voor mij en dat is niet eerlijk. Daarom vraag ik u een straf van achttien jaar. Ik heb al driejaar vastgezeten en dat was een kruisweg. Ik verdien dat, maar niet zij die rond mij leven. Doe het daarom niet voor mij, maar voor mijn moeder, mijn zoon en mijn vader. Ik ben bereid een straf van achttienjaar te aanvaarden. Ook al is dat enorm lang. Toen ik vrij was, in afwachting van dit proces, heb ik bewezen dat ik geen gevaar ben voor de samenleving. Ik heb gewerkt aan mijn toekomst en ik heb geprobeerd mijn zoon te leren dat men iets moet maken van zijn leven. Hij mag zeker geen haat koesteren want met kinderen gaat dat zo: hun vader wordt gestraft en zij werken dat uit op anderen. Dat is verkeerd en dat heb ik hem geleerd. Alstublieft, sta toe dat het vreselijkste moment waar ikzelf en mijn familie nu doorheen moeten, zo beperkt mogelijk blijft.”
Michel Vander Elst
“Nu het ogenblik nabij is waarop u over de straf zult beslissen, vraag ik u toch rekening te houden met alles wat mijn advocaten gezegd hebben. Ik heb ook goede dingen gedaan in mijn leven, veel goede dingen, en het is nooit verkeerd om vergiffenis te schenken. Probeer het drama dat nu al vijf jaar het mijne is, in uw straf ietwat lichter te maken.”
Michel Gauthier
“Ik verzeker u dat u geen vergissing begaat indien u me straks vrijuit laat gaan. Dit proces is een vreselijke beproeving voor mij geweest. Ik ben rijper geworden. Ik ben niet meer de goedgelovige knaap van voorheen. Het enige wat ik wil, is zo snel mogelijk terugkeren naar mijn familie en mijn werkgever. Ze wachten met veel ongeduld op mij. Gedreven door hun liefde en hun vertrouwen, kan ik u zeggen dat zij samen met mij aandringen op uw mildheid. U hebt in uw verdict al bewezen dat u een helder inzicht heeft, laat dit inzicht ook doorwegen in de strafmaat.”
Denise Tyack
“Ik ben daar niet goed in om nu nog iets te zeggen. Ik kan enkel herhalen dat ik hier altijd aanwezig ben geweest, ook al bleef ik vrij tijdens de hele duur van het proces. Ik zou willen dat mijn zoontje niet alleen moet blijven. Het jongetje is al zo lang alleen geweest.”
De uitspraak: 20 Januari 1994
Het proces-Haemers heeft niet alles opgelost, verre van. Over een samenwerking tussen de verscheidene benden werd met geen woord gerept en de lijst met beschuldigingen was beperkt. De volksjury antwoordde slechts 142 maal ‘ja’ op de 243 hoofdschuldvragen. Ze maakte hiermee duidelijk dat een deel van de overvallen best door andere gangsters of door andere bandieten gepleegd kon zijn geweest. Axel Zeyen werd vrijgesproken. Philippe Lacroix en bommenmaker Robert Darville werden veroordeeld tot de zwaarste straf, toen nog theoretisch de doodstraf. Voor Marc Vandam (achttien jaar), Michel Vander Elst (acht jaar), Michel Gauthier (zes jaar) en Denise Tyack (vijf jaar) viel het nog mee. De voortvluchtige Basri Bajrami werd een paar maanden later opgepakt in Macedonië en in juli 1995 werd hij aan België uitgeleverd. Hij kreeg een proces apart en werd in september 1996 in dezelfde zaal tot levenslang veroordeeld.
Bron » Moord en doodslag | Gust Verwerft