De getuigen die niet getuigden
Inleiding
Op 15 april 1993 verschijnt in Humo een uitvoerig interview met vader Haemers, onder de kop: “Ze hebben van mijn zoon een mythe gemaakt, en misschien is hij er zelf in gaan geloven.” Een paar dagen later krijgt vader Achille een telefoontje van zijn zoon Patrick. Die is razend. Hij briest: “Waar haal jij het recht vandaan om interviews te geven over mij? Ik zal mezelf wel verdedigen als het zover is! En ik heb jou daar absoluut niet bij nodig, want je verknoeit het elke keer opnieuw. Bemoei je voortaan niet meer met mijn zaken.”
Het zijn de laatste woorden die Patrick Haemers tot zijn vader richt. Enkele weken later is hij dood. Het is vrijdag 14 mei, half zes in de ochtend in een Zuid-Europees land. Achille Haemers is al op. Hij staat op het punt naar zijn werk te vertrekken, naar de bakkerij die hij voor zijn andere zoon Eric had gekocht. Eric die enkele maanden voordien, op 23 november 1992 om het leven is gekomen bij een auto-ongeval. Achille staat in de keuken het ontbijt af te ruimen als de telefoon gaat. Het is een Belgische rijkswachter, een man die Achille Haemers in loop der jaren uren, nee dágenlang heeft ondervraagd over zijn zoon Patrick.
“Achille, ik heb slecht nieuws.”
“Is hij ontsnapt?”
“Nee.”
“Dan is hij dood!”
“Ja.”
…
“Hij heeft zich een paar uur geleden verhangen in zijn cel.”
Achille Haemers: “Ik legde de telefoon neer, en … ik haatte de wereld. God, wat haatte ik de wereld!”
Vader en moeder Haemers nemen het eerste vliegtuig naar Parijs-Orly, waar ze door familieleden worden afgehaald, om per auto door te reizen naar België. België, het land waaruit ze twee jaar voordien zijn weggevlucht. Om kwart over vijf ’s middags staan ze aan de ingang van het Brusselse ziekenhuis Institut Jules Bordet, waar hun zoon opgebaard ligt. Ze mogen niet meer binnen. We sluiten hier om vijf uur, meneer. U kan morgenochtend terugkomen. Fernande Motte-De Raedt, één van de advocaten van Patrick, heeft hen opgewacht. Ze is haast even aangedaan als de ouders van de meest beruchte cliënt die ze ooit heeft gehad.
Ze zegt: “Ik laat vanavond een mis opdragen voor Patrick in de kerk van de Zavel. Ik heb dat nodig. Ik verplicht jullie tot niets, maar als jullie zin zouden hebben …” Achille en Liliane Haemers gaan niet. Ze kunnen niet meer bewegen van verdriet, ze hebben in minder dan een half jaar tijd hun twee zonen verloren. Als Achille Haemers haar enkele dagen later terugziet, vertelt Motte-De Raedt dat zich na afloop van de mis iets bijzonders heeft voorgedaan. Er waren die vrijdagavond maar weinig mensen in de kerk: behalve Motte-De Raedt nog wat bejaarde mensen, en ook een koppel van middelbare leeftijd.
De pastoor, die tot de persoonlijke vriendenkring van Motte-De Raedt behoort, maakte er speciaal voor haar een ‘mooie dienst’ van. Hij verwees in de zogenaamde ‘voorbeden’ ook naar de dood van Patrick Haemers, zij het in bedekte termen, hij sprak alleen diens voornaam uit, niet zijn familienaam. Toen de mis gedaan was, ging dat koppel van middelbare leeftijd een praatje maken met de pastoor. Ze zeiden dat ze het een ‘ontroerende plechtigheid’ hadden gevonden. Ze wisten niet dat de gedachten van de pastoor de hele tijd waren uitgegaan naar het onfortuinlijke lot van Patrick Haemers.
En dat was misschien maar best ook. Want dat koppel, die man en die vrouw, waren de toenmalige prinsen van Luik Albert en Paola. Ze gingen in die periode wel vaker incognito naar een dienst in de Onze-Lieve-Vrouw-ten-Zavel-kerk. Een grillige speling van het toeval heeft hen, die vrijdag 14 mei, in een herdenkingsmis voor Patrick Haemers laten terechtgekomen. Achille Haemers: “Ik vind het een mooi toeval. Zo heeft mijn zoon toch nog wat aandacht gekregen van mensen van enig formaat. Zij het zonder dat hij het wist. En zonder dat zij het beseften.”
In de dagen die volgen op de dood van zijn zoon, krijgt Achille Haemers ook het bezoek van iemand die hij heeft gekend als een jeugdvriend van Patrick. De man is inmiddels advocaat. Hij is diep onder de indruk van Patricks dood. Hij is vooral heel boos. Hij vertelt dat hij – zolang de omstandigheden het toelieten – in contact was gebleven met Patrick Haemers. Hij vertelt dat hij hem, nadat hij door Brazilië aan België was uitgeleverd, nog geregeld heeft opgezocht in de gevangenis. En hij vertelt dat hij de achtergronden kent van sommige escapades die aan de ‘Bende Haemers’ worden toegeschreven. Hij vertelt sterke verhalen.
Achille Haemers heeft er op dat moment geen oren naar. Maar delen van het gesprek blijven door zijn hoofd spoken. Enkele maanden later, in de zomer, schrijft hij ons een brief. Daarin staat deze passage: “De dood van Patrick heeft reacties losgeweekt, en zodoende ben ik heel veel te weten gekomen. Te veel! En gevaarlijk ook. Onmogelijk om daar nu op in te gaan, wegens tijdsgebrek. (…) Ik wil wel een tipje van de sluier lichten: Advocaat Vander Elst zou tot nog toe steeds 100.000 frank zwijggeld per maand ontvangen, tot aan zijn proces. Wat er nadien zal gebeuren kun je zo raden. Die gulle hand zou Léon Deferm zijn. En Patrick kreeg tijdens zijn verblijf in Brazilië zeer hoog bezoek (…) om hem bepaalde diensten te vragen tegen betaling en tegen bescherming in het land.” (Achille Haemers bedoelt hier: bescherming op Belgisch grondgebied, nvdr)
Nog enkele maanden later, in oktober, valt de naam van Achille Haemers’ informant tijdens een zitting van het proces Haemers bis: Etienne Delhuvenne. Etienne Delhuvenne geniet de reputatie een advocaat van extreem-rechts te zijn. Of een extreem-rechts advocaat, dat is niet geheel duidelijk. “Geen van de twee”, zegt hij zelf. “Ik heb in 1981 een lid van het Front de la Jeunesse, verdedigd, dat is alles.
Het was Jean-Luc Van Campenhout. De man werkte voor mijn vader, en hij wilde zijn job veilig stellen door de zoon van de baas als raadsman te nemen. Ik weet nog goed dat hij, toen hij me de eerste keer kwam opzoeken, vroeg: “Ik ben lid van een extreem-rechtse organisatie, vindt u dat erg?” Ik antwoordde: “Dat hangt ervan af. Wat heb je uitgespookt?” Het proces tegen het Front heeft al bij al zo’n zes maanden geduurd. Ik heb toen uiteraard een hoop volk leren kennen. Niet alleen Front-leden zoals Francis Dossogne, maar ook andere advocaten en journalisten zoals René Haquin van Le Soir.”
Delhuvenne heeft aan het Front-proces nog ander cliënteel van verdacht allooi overgehouden. Claude Leroy, de gewezen substituut van het Brusselse parket en ex-kabinetsmedewerker van Jean Gol, die midden jaren ’80 een nieuwe carrière begon als meester-oplichter en fraudeur, zit ook in zijn klantenbestand. “Het is niet omdat iemand een rare politieke overtuiging, of rare manieren heeft, dat hij geen recht heeft op professionele bijstand van een advocaat”, zegt Delhuvenne. Journalisten van het weekblad Humo hebben Etienne Delhuvenne in 1993 een paar keer ontmoet, telkens in aanwezigheid van Achille Haemers. Het waren lange, moeizame gesprekken.
Achille Haemers wilde het Assisenproces dat op dat moment in het Brusselse Justitiepaleis werd gevoerd, en waar zijn schoondochter Denise Tyack terecht stond, op generlei wijze beïnvloeden. Hij wil de gewezen vrienden van zijn zoon geen schade berokkenen. Hij is trouwens zelf op doktersbevel weggebleven van dat proces. En Delhuvenne had geen zin om ‘een oorlog te ontketenen die ik niet kan winnen’.
Hij beweert dat het gerecht enkele jaren geleden een dossier wegens fiscale fraude tegen hem heeft geopend, met als enige bedoeling hem als eventuele getuige ten gunste van Haemers ongeloofwaardig te maken. Het feit dat zijn dossier, dat in het geheel geen uitstaans heeft met de zaken die Haemers ten laste werden gelegd, toch aan het dossier Haemers is toegevoegd, is volgens Delhuvenne het mooiste bewijs daarvan. Delhuvenne beweert ook dat hij vrijwel dagelijks telefonisch met de dood wordt bedreigd: “Als je niet oplet, overkomt jou hetzelfde als je vriendje Patrick Haemers …”
Een gesprek met Etienne Delhuvenne en Achille Haemers
Wanneer en hoe hebt u Patrick Haemers leren kennen?
Etienne Delhuvenne: “Het was begin jaren ’70. Ik was twintig jaar, en ik studeerde rechten. Op een bepaald moment gingen we met een groep studenten met skivakantie naar Cervina, een bekend wintersportstation in Italië. Eén van mijn medestudentes was la petite amie van Patrick, en hij ging dus met ons mee. Ik heb hem leren kennen als een sportieve kerel, een levensgenieter, en vooral: een groot verleider. Zijn vriendinnetje was erbij, maar dat belette hem niet zowat alle vrouwen die in het skistation rondhingen te versieren. Het mannelijke deel van onze groep, allemaal adolescenten, stond nogal in bewondering voor zijn verleidingskunsten.”
“Bovendien was het een memorabele vakantie, want door een lawine waren we genoodzaakt ons verblijf met zo’n tien dagen te verlengen. De omstandigheden – een groep jongelui, compleet van de buitenwereld afgesloten op een bergtop – maakten dat er sterke vriendschapsbanden werden gesmeed. Eens terug in Brussel kwamen we geregeld bij elkaar om herinneringen op te halen aan die fantastische vakantie. Daar kwam nog bij dat Patrick en ik buren bleken te zijn, we woonden beiden in Woluwe, op nog geen vijfhonderd meter van elkaar. Patrick woonde toen nog bij zijn ouders in de Georges Henrilaan, hij werkte in de zaak van zijn vader. Op dat moment had hij geen problemen. Positief, optimistisch, moedig, zo stond hij in het leven.”
“Toen ik enkele jaren later mijn studies beëindigde, was het bijna vanzelfsprekend dat ik zijn advocaat werd. Hij was ondertussen gerant geworden van één van de winkels van zijn vader. Af en toe gaf ik hem juridisch advies. We ontmoetten elkaar geregeld, maar ook weer niet zó vaak. Ik weet heel weinig over zijn veroordeling wegens verkrachting, over de dramatische wijze waarop zijn relatie met Michèle Dewit is geëindigd, of over zijn drugsverslaving die toen is begonnen. Ik denk dat hij tegenover mij een ander beeld van zichzelf wilde geven. Hij was niet iemand die anderen met zijn problemen opzadelde. Het is ook mogelijk dat ik, louter toevallig, alleen maar met hem in contact kwam op momenten dat hij zich goed in zijn vel voelde. Op een bepaald moment, begin jaren tachtig, is Patrick dan een beetje … turbulent geworden. Hij pleegde die bankoverval in Deerlijk, in West-Vlaanderen.”
‘Ik zat eens met hem in de wagen, nadat hij was vrijgekomen. Ik vroeg hem: “Enfin Patrick, waarom heb je dat nu gedaan?” Hij antwoordde, glimlachend: “Etienne, ik zal je eens wat zeggen: ik hou nogal van geld. Geld, dat weet ik ondertussen, moet je gaan halen waar het zit: bij de bank. Ik heb me eens in zo’n bank aangeboden met een bosje peterselie. Ze wilden me niks geven. Dus ben ik de volgende keer maar teruggegaan met een revolver.” Patrick Haemers was een grapjas. In die periode heb ik wat afstand genomen van hem. Misschien hadden Patrick en ik teveel vriendschap voor elkaar om onze zakelijke relatie te kunnen verder zetten. Hij wist net zo goed als ik dat een advocaat, als hij niet oplet, de medeplichtige van z’n cliënt kan worden. Dus nam hij een andere raadsman onder de arm, Michel Vander Elst.’
U zegt dat Patrick Haemers in die tijd nogal turbulent was. Wat bedoelt u daarmee? Wat deed hij?
Delhuvenne: ‘Patrick had geld, veel geld. Ik dacht dat hij dat verdiende in de Happy Few, de nachtclub die hij van z’n vader had gekregen, en die hij een tijdlang samen met Denise Tyack heeft uitgebaat. Die tent werd gefrequenteerd door de elite van Brussel, door een select publiek van zakenmensen, advocaten, rechters, notarissen, noem maar op. Pas tien jaar later, toen hij in de gevangenis van Vorst zat, nadat hij door Brazilië was uitgeleverd aan België, heeft Patrick me verteld dat hij in die tijd ook passeur de fonds was: hij smokkelde het geld van gefortuneerde lieden over de grenzen.”
“Zwart geld, wel te verstaan. Ik heb toen tegen hem gezegd: “Patrick, als jij onthult voor wie je allemaal hebt gewerkt, gaan ze je nooit kunnen veroordelen.” Hij zei: “Daar moet ik toch eens diep over nadenken. Want toen ik de eerste keer uit de gevangenis kwam, na die veroordeling voor Deerlijk, hebben precies dié mensen me geholpen. Met geld. En dat hebben ze gedaan omdat ik hen niet had verraden.” Hij zei me dat hij toen tien miljoen had gekregen om te kunnen … herbeginnen.’
Heeft Patrick Haemers geld gesmokkeld voor Michel Vander Elst, zijn advocaat? Die heeft een paar jaar geleden tegenover het weekblad Panorama toegegeven dat hij gespecialiseerd was in het opzetten van off-shore bedrijven en andere fiscus-onvriendelijke constructies.
Delhuvenne: “Als u mij vraagt of Patrick via Vander Elst geld is gaan smokkelen, daar heb ik niet het minste bewijs van. Maar hij is ermee begonnen toen Vander Elst zijn advocaat werd.”
Michel Vander Elst is ondermeer de raadsman van de fameuze Léon Deferm, de huisvriend van Guy Mathot van wie wordt verondersteld dat hij met honderden miljoenen compensaties van helikopterbouwer Agusta aan de haal is.
Delhuvenne: “Dat is, geloof ik, inderdaad geen geheim meer. U moet weten dat Michel Vander Elst, samen met z’n vader, een zeer gereputeerd advocatenkantoor leidde.”
Heeft Haemers voor Deferm gewerkt?
Delhuvenne: (gespannen stilte)
Heeft hij de naam Deferm tegenover u uitgesproken?
Delhuvenne: (nieuwe stilte, en dan, bang) “Het dient volgens mij tot niets om nu met namen op de proppen te komen. De vraag is: waarom heeft deze of gene aan Patrick de opdracht gegeven dit of dat te doen? Daar ben ik nog niet achter, ik had met Patrick een afspraak, als het proces begon, zouden we gaan samenzitten om daarover te praten. Helaas is voor hem het proces nooit echt begonnen.”
Als het waar is dat Michel Vander Elst geregeld zwijggeld krijgt van Léon Deferm, dan wil dat zeggen dat lang niet de hele ‘Bende Haemers’ op de beklaagdenbank van het Brabantse Hof van Assisen zit, en dat Patrick Haemers misschien nog wel meer in opdracht van anderen heeft gedaan. Dat is toch belangrijk? Kunt u dat bewijzen?
Delhuvenne: “Mensen die het kunnen weten hebben het me gezegd.”
Dat zijn geen bewijzen, dat zijn getuigenissen. En degenen die het tegenover u hebben bevestigd, zullen het waarschijnlijk ten gepaste tijde wel ontkennen.
Delhuvenne: “Daar ben ik van overtuigd. De betrokkene gelooft nog altijd dat de mensen die hem betalen hem ook beschermen, dat hem niets kan overkomen. Ik denk dat hij weldra, na de uitspraak, met de rauwe werkelijkheid zal worden geconfronteerd …”
U bedoelt dat Michel Vander Elst na het proces zal worden gedumpt door de mensen die via hem Patrick Haemers manipuleerden?
Delhuvenne: “Mmm. Maar maak de betrokkene alstublieft niet groter dan hij is. Hij was ook maar een tussenpersoon, een speelbal.”
Een misdaadverhaal met alleen maar slachtoffers bestaat niet.
Delhuvenne: “Akkoord.”
Heeft Patrick Haemers met u ook over de overvallen op geldtransporten gepraat? Heeft hij die ook in opdracht gepleegd?
Delhuvenne: “Patrick heeft ook tegenover mij het merendeel van de hold-ups die hem ten laste werden gelegd categoriek ontkend. Diegene die hij heeft uitgevoerd, waren inderdaad ‘opdrachten’. Beweerde hij. U gelooft toch niet dat ze die overvallen met z’n vieren of vijven hebben gepleegd? Voor zoiets heb je een heel leger medeplichtigen nodig! Goed geplaatste medeplichtigen, En dan is het ook logisch dat de opbrengsten achteraf over véél mensen moeten worden verdeeld. Iedereen werkte op percent, ook de opdrachtgevers.”
De ontvoering van Paul Vanden Boeynants, is dat ook een opdracht geweest?
Delhuvenne: “Zeker weten. Patrick heeft me gezegd dat ze vijftien miljoen vooruit betaald hebben gekregen om het te doen. Dat lijkt me ook weer heel logisch. Als je Patrick Haemers heet, kom je toch niet helemaal uit paradijselijk Brazilië overgevlogen om even voor de lol VDB te ontvoeren? Zo’n riskante operatie, die eigenlijk bij voorbaat gedoemd was te mislukken! Geloof me, dat doe je alleen maar als je er op voorhand royaal voor wordt betaald, én als je er de garantie bij krijgt dat er je niks kan gebeuren.”
Achille Haemers: “Enige tijd voor de ontvoering heeft Patrick me gezegd: “En binnenkort ga ik iets doen waarover in de hele wereld zal worden gepraat!”
Delhuvenne: “Ja, iemand heeft hem opgenaaid met de woorden: ‘Als je dát doet, kom je gegarandeerd in de geschiedenisboeken terecht.'”
Michel Vander Elst?
Delhuvenne: “Nogmaals, het is absoluut niet mijn bedoeling om mensen in moeilijke papieren te helpen. Ik wil enkel gezegd hebben dat Patrick de ontvoering van VDB niet zelf heeft verzonnen.”
Zou het kunnen dat VDB weet waaróm hij is ontvoerd en dat Patrick Haemers dat niet wist?
Delhuvenne: “Wie zal het zeggen? In elk geval, toen we het over de achtergronden van de ontvoering hadden, zei Patrick: ‘Vóór we dit naar buiten brengen. moet VDB worden ingelicht.’ Hij wilde op de een of andere manier loyaal zijn tegenover VDB. Hij noemde hem un vieux renard sympa, een sympathieke oude vos.”
Achille Haemers: “En ze hebben gezellig samen rond de tafel gezeten, daar in Le Touquet. Met de maskers af …”
U hebt tegen Achille Haemers gezegd dat Patrick in Brazilië geregeld hoog bezoek kreeg. Had u het toen andermaal over Léon Deferm?
Delhuvenne: ‘Uit het onderzoek naar de moord op Cools is gebleken dat Deferm geregeld naar Costa Rica trekt. Wat minder bekend is, is dat Patrick niet alleen in Brazilië heeft gezeten, maar echt heel Latijns-Amerika afreisde. Ik sluit niet uit dat die twee elkaar daar ergens zijn tegengekomen. Er zijn in Brazilië afspraken met Patrick gemaakt. Hoe verklaart u het anders dat hij heel geregeld, zogezegd incognito, naar Brussel kwam? Hij was hier weggevlucht omdat het gerecht de bloedbaden van de Bende van Nijvel in zijn nek wilde schuiven, hij werd opgejaagd door alle politiediensten van de wereld, en hij kwam naar Brussel om de nachtclubs in de schaduw van het Justitiepaleis af te schuimen! Zijn vader heeft hem toen gezien, iedereen heeft hem gezien.’
Achille Haemers: ‘Ik kwam hem tegen in L’Equipe, een tent waar alleen hoeren en flikken komen. En ik, die nacht. Ik viel haast achterover. “Ga weg!” siste ik, “ga weg!” Hij zei: “Rustig, papa, rustig. Ik loop geen enkel gevaar.”‘
Delhuvenne: ‘Hij vertelde me dat er wel meer mensen waren die hem herkenden. In een andere nachtclub had iemand, die vlak voor zijn neus stond, geroepen: “Help! Patrick Haemers!” Hij had z’n revolver getrokken, die tegen de slaap van die kerel gezet, en z’n wijsvinger op z’n lippen gelegd: “Ssst, hou het stil …”‘
Patrick Haemers was een lefgozer.
Delhuvenne: ‘Ja. Maar vergeet niet dat hij hier in 1987 is weggevlucht uit pure angst. Dat hij geregeld terugkwam voor een weekendje Brussel, dat is niet normaal.’
Heeft hij nog ander ‘hoog bezoek’ ontvangen in Rio?
Achille Haemers: ‘Ja, een baron.’
Toch niet Baron Benoît de Bonvoisin?
Delhuvenne: ‘Toen Denise Tyack een keer uit de gevangenis kwam, waar ze Patrick was gaan bezoeken, werd ze opgewacht door Benoît de Bonvoisin. Dat heeft in de kranten gestaan. De Bonvoisin beweerde dat ze elkaar daar toevallig tegen het lijf liepen, en dat hij Denise dan maar lift naar huis heeft gegeven. Maar ik heb het er nadien met Patrick over gehad. Ik vroeg of het hem niet had geshockeerd. “Waarom?” zei hij. “Ik ken die vent. Ik ben hem tegengekomen in Brazilië.”‘
Dus De Bonvoisin is in Brazilië geweest bij Patrick Haemers?
Delhuvenne: ‘Bah, ik denk het …’
Wat ging hij daar doen?
Delhuvenne: ‘Geen idee, Ik wens daarover geen theorieën te debiteren. Ik hou me aan de feiten. En het is een feit dat Patrick tussen 1987 en 1989 geregeld in Brussel werd gesignaleerd, en dat hij daarmee ogenschijnlijk heel veel op het spel zette: zijn gezin, zijn leven. Dat zou hij nooit hebben gedaan zonder garanties te hebben gekregen van bepaalde mensen, en zonder opdrachten te hebben gekregen van bepaalde mensen.’
Hoe vaak hebt u Patrick Haemers in de gevangenis opgezocht nadat hij was uitgeleverd door Brazilië?
Delhuvenne: ‘Een vijftal keer.’
En in die tijd heeft hij tegenover u alles opgebiecht wat hij tegenover het gerecht, tegenover zijn officiële advocaten, en tegenover zijn familie zo angstvallig verzweeg?
Delhuvenne: ‘Nee, aanvankelijk wilde hij maar één ding: zo snel mogelijk ontsnappen.’
Hoe?
Delhuvenne: ‘Op identiek dezelfde manier als Philippe Lacroix, Basri Bajrami en Kaplan Murat vlak voor zijn dood zijn ontsnapt. Dat vind ik ook weer zo frappant: de modus operandi die Patrick in z’n hoofd had was precies dezelfde! Hij zou tegen de bewaker zeggen dat hij zich niet goed voelde. hij zou de directeur erbij laten halen. de man gijzelen met wapens – één revolver en twee granaten – die zouden zijn binnengesmokkeld door een omgekochte bewaker – kostprijs: 1 miljoen frank – en er zou een zware zwarte BMW klaarstaan voor de poort van de gevangenis van Sint-Gillis, waar hij toen zat.”
“En hij zou ook nog 3 miljoen, in verschillende munten en verschillende coupures, eisen “van Melchior Wathelet”, zoals hij het uitdrukte. Dat hebben Lacroix en Bajrami niet gedaan. Ik zei: “Dat is alleen maar goed om de politie tijd te laten winnen. Tegen de tijd dat je dat geld hebt, zit je als een rat in de val.” Hij antwoordde: ‘Maar nee, dat is allemaal geen probleem. Wathelet zal in z’n broek pissen als hij hoort dat ik het ben. Ze zullen me niet durven tegenhouden.’ Ik zei: ‘Ze gaan je opjagen als een konijn, Er zullen tien helikopters in de lucht hangen als je buiten rijdt.'”
“Hij zei: ‘En dan? Ik zal granaten hebben, ik zal gijzelaars hebben en ik zal in een ruk naar de Parking des Deux Portes rijden.’ Dat is een ondergrondse parking tussen de Naamse Poort en het Louizaplein. Die heeft twee in- en uitgangen. Hij zou er zijn gijzelaars vrijlaten, zich vermommen en met een andere, kleinere auto weer naar buiten rijden. “Dan neem ik de Avenue Louise”, zei hij, “daar is het lekker druk, en een beetje verderop ligt de wereld voor me open!” Kunt u dat geloven? Hij wilde ook nog wegrijden langs de Louizalaan! Door de grote poort. Typisch Patrick.’
En op het einde van de Louizalaan zou hij de Franklin Rooseveltlaan oprijden en even claxonneren ter hoogte van de flat van VDB zeker?
Delhuvenne: (lacht hard) ‘Niet te geloven! Absurd!’
Had hij enig idee waar hij naartoe zou vluchten?
Delhuvenne: ‘O ja! Hij zou uiteraard eerst bij zijn ‘opdrachtgevers’ gaan aankloppen en als die in de gegeven omstandigheden niets voor hem konden doen, zou hij zijn vrouwelijke fans gaan opzoeken. Hij kreeg in de gevangenis stapels brieven van vrouwen die hem ongelooflijke voorstellen deden. Ik heb er een paar gelezen, je houdt het niet voor mogelijk. Hij zei: ‘Die zijn stuk voor stuk bereid hun vent op straat te gooien als ik nog maar voor de deur sta. En die zullen me nooit gaan aangeven bij de politie.'”
“Hij was van plan zich minstens een maand schuil te houden in België. Daarna, als de gemoederen enigszins bedaard zouden zijn, zou hij eerst langs een Franse plastisch chirurg passeren om zijn gezicht te laten veranderen, en dan zou hij opnieuw naar Brazilië trekken. “En over een paar jaar”, zei hij, “als ze me in België allang vergeten zijn, zal er een vliegtuigticket in je bus vallen. Dan zullen we elkaar terugzien.” Zo was Patrick Haemers. Hij droomde van een ander leven, ver weg van hier, met alleen zijn gezin en zijn vrienden rond hem.”
Haemers: ‘Het hield allemaal geen steek. Hij zou al dood, doorzeefd, zijn geweest voor hij de Louizalaan had bereikt. Maar je kon hem niet van dat voornemen afbrengen. Hij heeft dat ontsnappingsplan eerst aangekaart bij zijn vrouw Denise. Die wilde niet meewerken. Terecht! Vervolgens heeft hij er ook met anderen over gepraat. En toen heeft hij mij een brief geschreven … Ik zou het niet mogen zeggen, maar ik zal het toch doen. U moet weten, na zijn overbrenging naar België wilde Patrick mij niet meer zien. Hij was ervan overtuigd dat zijn arrestatie in Brazilië mijn schuld was geweest.”
“De politie had hem ondermeer kunnen lokaliseren door een telefoontje van hem, vanuit Brazilië naar mij. Hij dacht dat ik hem verraden had. Dat was niet waar, maar kom. Op een bepaald moment kreeg ik dus een brief van hem. Een brief die me helemaal uit m’n evenwicht bracht. In de aanhef schreef hij: “Papa, toen ik jong was heb je me gezegd dat je je leven zou geven voor je kinderen. Het moment is gekomen om dat te bewijzen.” Ik heb toen nachten niet geslapen. Hij wilde dus ontsnappen. Hij schreef dat het plan tot in de puntjes was uitgewerkt en dat iedereen klaar zat. Er ontbrak nog één ding, en ik was de enige die hem daarbij kon helpen. Ik moest ergens wapens gaan ophalen en vervolgens een seintje geven aan de bewaker die ze zou binnensmokkelen. De naam en het telefoonnummer van die bewaker stonden zelfs in de brief!’
“Wapens! Ik zag het woord wapens. Ik zag Patrick, die niets meer te verliezen had. En ik zag bloed. Ik zag een bloedbad. Ze zouden Paniek nooit hebben laten vertrekken zoals ze Lacroix en Bajrami hebben laten vertrekken. Patrick was een mediafiguur! Als die ontsnapte zou het pas echt een blamage voor het gerecht zijn geweest. Nee, ze zouden hem ter plekke hebben afgeknald, gijzelaars of geen gijzelaars.”
“Maar Patrick had me, door die brief, bijna moreel verplicht om iets te doen. Ik ben niet naar de mensen gegaan naar wie ik moest gaan. Daar was ik te bang voor. Maar ik heb me wel tot iemand anders gericht … Voor wapens, ja. Nee, ik geef geen details. Het was niet in België. Een week later werd Patrick plotseling overgeplaatst naar een andere gevangenis en was alles, gelukkig, foutu. En toen dacht hij weer dat ik zijn plan had doorgespeeld naar de politie of het gerecht. Die fameuze brief heb ik, op aanraden van vrienden, in het vuur gegooid. Dat vind ik nu zeer jammer.”
Wat was er misgelopen?
Achille Haemers: ‘Het geld om de bewaker om te kopen, dat miljoen, moest gestort worden door Patricks’ vrienden, en dat is niet gebeurd.’
Welke vrienden?
Delhuvenne: ‘Les mêmes. Degenen over wie we het nu al de hele tijd hebben. Nee, meer zeg ik niet. En de bewaker is ook overgeplaatst naar een andere gevangenis.’
Achille, moest jij die wapens niet kopen? Heeft Patrick je geen geld gevraagd?
Haemers: ‘Nee, dat was allemaal al geregeld.’
Was Patrick ook van plan om Philippe lacroix, Basri Bajrami en Marc Vandam mee te nemen op zijn vlucht?
Haemers: ‘Ja. Zeker Lacroix. En hij heeft ook nog een tweede naam genoemd tegen mij, maar die herinner ik me niet meer. Mogelijk Bajrami.’
Lacroix en Bajrami hebben Patrick niet meegenomen op hun vlucht, hoewel ze dat volgens de inspecteur-generaal van het gevangeniswezen Harry Van Oers, die hun gijzelaar was, gemakkelijk hadden kunnen doen. Hoe verklaart u dat?
Delhuvenne: ‘Ik stel vast dat er voor Patrick niet is betaald, en voor de anderen dus waarschijnlijk wel.’
Heeft Patrick Haemers zijn ontsnappingsplannen op een bepaald moment laten varen, of heeft hij zich tot op het laatst aan die droom vastgeklampt?
Delhuvenne: ‘Hij heeft ze laten varen nadat zowel Achille als ik voor de zoveelste keer tegen hem hadden gezegd: “Luister Patrick, ga naar dat proces. Probeer in de rechtszaal het onderste uit de kan te halen. Biecht alles op. Vertel alles wat je weet.” Dat was in december 1992, vlak na de dood van zijn broer Eric. Toen is hij veranderd. Toen heeft hij zich verzoend met het onvermijdelijke.’
Haemers: ‘Dat klopt. Toen heeft hij ook tegen mij gezegd: “Papa, ik ga naar dat proces.”‘ Delhuvenne: ‘Ik heb er vanaf juli 1990 bij hem op aangedrongen dat hij zou praten. Ik geloofde echt dat hij een goede kans maakte als hij met de namen van zijn opdrachtgevers voor de dag zou komen. Ik heb nog tegen hem gezegd: “En als je advocaten ervoor zorgen dat de jury vol jonge vrouwen zit, gaan ze je zelfs vrijspreken!”‘
Waarom is hij niet veel eerder met ‘onthullingen’ gekomen? Hij heeft toch ruimschoots de kans gehad om mee te werken aan het gerechtelijk onderzoek.
Delhuvenne: ‘Ik zie een aantal redenen waarom hij dat niet heeft gedaan. Ten eerste vertrouwde hij het gerecht niet Hij was ervan overtuigd dat ze zijn onthullingen tegen hem zouden gebruiken. Daarom was het het beste ermee te wachten tot óp het proces. Daar zouden zijn verklaringen als een bom zijn ingeslagen. Daar had hij de mediabelangstelling voor zijn persoon eindelijk eens in zijn voordeel kunnen gebruiken.”
“Ten tweede was het lange tijd een moeilijke gewetenskwestie voor hem. Het was tegen zijn principes om mensen te verraden. Dat deed Le Grand Blond niet! En hij had het leven dat hij had geleid alleen maar kunnen leiden door te zwijgen. En ten derde liep hij voortdurend met ontsnappingsplannen rond. Die optie wilde hij in elk geval openhouden, want dat vond hij nog het beste: voor zichzelf én voor zijn ‘opdrachtgevers’. Dan moest hij niet tegen zijn geweten ingaan. Dan zou hij voorgoed naar verre buitenl anden vertrekken en zich nooit meer laten zien in België.’
Maar wat zou hij uiteindelijk hebben gedaan? Bent u er zeker van dat Patrick Haemers ook maar iets van betekenis zou hebben gezegd in de rechtszaal?
Delhuvenne: ‘Toen hij op 10 april van dit jaar. op de tweede dag van het proces, dat nadien is uitgesteld, zei: “Ik wil me uitspreken tegenover mijn rechters”, wist ik het zeker. Toen wist ik wat er ging gebeuren. En toen wist ik dat ik me moest klaar houden. Want hij had me gevraagd hem te helpen bij die ‘onthullingen’. Hij zou me oproepen.
Haemers: ‘En dan denk ik terug aan zijn reactie op mijn vorig interview in Humo. Hoe hij me uitschold aan de telefoon! “Het is mijn proces! Ik zal mezelf wel verdedigen!” Ik leid daaruit af dat hij naar dat proces toeleefde. Dal hij met … dingen zat die eruit moesten. En dat ik het verrassingseffect dat hij wilde bereiken misschien al een beetje had verbrod. Ik weet het niet. Ik weet alleen, hij had zijn keuze gemaakt.’
En een paar weken later was hij dood.
Delhuvenne: ‘Ik zat in de wagen toen het nieuws uit de radio kwam. Ik geloofde mijn oren niet. En ik geloof het nog steeds niet. Ik geloof absoluut niet dat Patrick zelfmoord heeft gepleegd. Wat was dat nu voor een moment om zelfmoord te plegen? Als hij bang was van het proces, had hij het toch al veel eerder gedaan?’
Zijn vrienden hadden hem laten stikken, zijn lichaam deed pijn, zijn energie was opgebruikt …
Delhuvenne: ‘Hij had gezegd: “Ik wil mij uitspreken tegenover mijn rechters.” En hij was een man van zijn woord, weet u. Ik heb hem een paar keer gevraagd: “Patrick, ben je niet bang dat ze je hier in de gevangenis van kant maken als ze te weten komen wat je van plan bent?” Hij antwoordde telkens: “Dat durven ze niet.” Ik was er toen al niet zeker van dat dat een juiste inschatting was. En ik ben er nu helemaal van overtuigd dat Patrick zich fundamenteel heeft vergist in de ware aard van zijn opdrachtgevers.’
Achille Haemers: ‘Hij heeft tegen zijn grootmoeder, van wie hij zielsveel hield, gezegd: “Bobonne, si je parle, je suis mort. Als ik praat, ben ik dood.”‘
Is het niet een beetje te gemakkelijk om twijfel te zaaien over de dood van Patrick. Het gerecht heeft een heel grondig onderzoek gevoerd, precies om alle twijfel uit te roeien. U hebt bovendien geen enkel bewijs.
Delhuvenne: (kwaad) ‘Dat is waar! Ik heb alleen de getuigenis van Patrick. Ik weet genoeg.’
Achille Haemers: (stil) ‘Ik haatte de wereld. God, wat haatte ik de wereld.’
Bron » Humo | Raf Sauviller en Danny Ilegems | December 1993