Inleiding
Gladio in België
Het Belgische deel van Gladio werd in de jaren ’50 opgestart en opgesplitst in twee verschillende organisaties. De SDRA8, voor de Belgische Inlichtingendienst en de STC/MOB voor de Belgische Staatsveiligheid. Het netwerk werd publiek op 14 november 1990, wanneer de toenmalige Minister van Defensie Guy Coëme het bestaan ervan officieel bevestigde. Dit gebeurde enkele maanden nadat premier Giulio Andreotti in Italië hetzelfde had ondernomen.
De moord op Communistenleider Julien Lahaut in 1950, de Roze Balletten en een poging tot staatsgreep in 1973 zijn enkele zaken die ook gelinkt zouden zijn aan Operatie Gladio. De onderzoeken hieromtrent zijn anno 2009 nog steeds lopende. Weinige functionarissen wisten toen iets af van enig Top-Secret netwerk.
Oprichting van Gladio
In de jaren vijftig is in West-Europa het geheime netwerk Gladio opgericht. De Belgische tak, met de naam SDRA-8, is rond 1950 opgericht door de militaire veiligheidsdienst en door de Staatsveiligheid. Het is dan volop Koude Oorlog en Gladio is bedoeld als verweermiddel tegen een eventuele bezetting door troepen uit de Sovjetunie. In Gladio zitten zowel burgers als militairen. Als het Belgisch Gladio in 1951 operationeel wordt, beslist het ministercomité voor Defensie de opdrachten te spreiden over de militaire strijdkrachten en de Staatsveiligheid.
Pas op 4 januari 1952, dus twee jaar na de oprichting van het netwerk, ontvangen de administrateur-generaal van de Staatsveiligheid Caeymaex en opperbevelhebber generaal Baele van hun voogdijminister een eerste concrete taakomschrijving. De Staatsveiligheid werd belast met de opdracht voorbereidingen te treffen om in geval van bezetting de regering in ballingschap te kunnen blijven informeren, belangrijke personen veilig naar het buitenland te evacueren en de tactische uitwerking van de psychologische oorlogvoering te verzorgen.
Alle andere taken, waaronder actie en sabotage, gingen naar de SDRA-8, de inlichtingendienst van het Belgisch leger. Deze taakomschrijving was een rechtstreeks gevolg van een door de eerste minister Pholien bestelde studie over de clandestiene en psychologische oorlogvoering van generaal Devyver.
Reactie’s
Toenmalig Eerste Minister Wilfried Martens tijdens een persconferentie op 9 oktober 1990: “Ik ben al elf jaar premier, maar ik wist hoegenaamd niets van het bestaan in ons land van zo’n geheim netwerk.”
Toenmalig Defensieminister Guy Coëme: “Natuurlijk is het abnormaal dat ik bij mijn ambtsaanvaarding niet ben ingelicht over dit netwerk. De Koude Oorlog is al lang voorbij en de recente gebeurtenissen in de landen van het Oostblok tonen overduidelijk aan dat zo’n geheim netwerk volkomen achterhaald is. Het is een anachronisme dat best kan worden opgedoekt.”
Het Agalev-parlementslid Hugo Van Dienderen: “Dat geheime netwerk deed meer dan zich voorbereiden op de strijd tegen een communistische bezetter. (…) Medewerkers ervan probeerden de vredesbeweging te infiltreren. Bepaalde Amerikaanse groepen zochten toen contact met hen. (…) Een voormalige directeur van het CIA (William Colby) laat er geen twijfel over bestaan dat hun inlichtingendiensten aan de basis liggen van de netwerken.”
Robert Beijer, topgangster en ex-rijkswachter, zei hierover: “Er moet een soort organisatie bestaan onder leden van de Staatsveiligheid, de rijkswacht en de parketten. De aanslagen van de CCC maakten naar mijn idee ook deel uit van een zelfde plan. Eén van de schuilplaatsen van de CCC werd gehuurd door een broer van een lid van de Staatsveiligheid.”
Richard Brennecke, een ex-CIA agent, bevestigde in een interview: “We hebben de P2 loge gebruikt (…) zodat in de jaren ’70 het terrorisme kon uitbarsten in Italië en in andere landen. Deze loge is nog steeds actief.”
Italiaanse rechters besloten: “Het is een soort onzichtbare regering, waarin de loge P2, bepaalde afdelingen van de geheime diensten, de georganiseerde misdaad en het terrorisme nauw verbonden zijn. Een duistere groep met extra-institutionele banden heeft jarenlang in ons land geopereerd met als doel de politieke conditionering van de democratie en de persoonlijke macht te verwerven. Om zijn doelstellingen te verwezenlijken, maakte deze groep gebruik van terrorisme.”