België

Operatie Oesling

Mei 1984

Vielsalm, zondagmorgen 13 mei 1984. De kazerne van de Ardeense Jagers heeft een desolaat maar vredig aanzien. Kort na middernacht dringt een commando van een drietal man de kazerne binnen. De indringers knippen de prikkeldraadversperring stuk, zagen de tralies van het wapendepot door, overmeesteren en boeien de jonge dienstplichtige Pascal Moreau. Adjudant Carl Freches, die verantwoordelijk is voor de nachtdienst, hoort een verdacht gerucht. Hij gaat kijken, maar een overvaller opent het vuur met een Thompson machinepistool en Freches wordt genadeloos neergemaaid met 4 .45 kogels.

De overvallers gaan aan de haal met zo’n 20 FAL-geweren, vijf Vigneron-machinepistolen, drie Lee Ensfield-geweren en een FALO-machinepistool. Vijf kilometer verderop laden ze de buit in een Minerva-jeep en een Mercedes en verdwijnen spoorloos in de nachtelijke duisternis. Het militaire auditoraat van Luik stelt een onderzoek in naar deze tot in de puntjes uitgevoerde commando-actie, maar speelt spoedig het dossier door naar het parket van Marche-en-Famenne, omdat het leger niets met de overval te maken heeft. De rechercheurs staan voor een raadsel. Officieel heet het dat de overval met bijna dodelijke afloop het werk van gangsters of terroristen is geweest.

Was het de CCC?

Is de medestander van Pierre Carette, Bertrand Sassoye, niet soldaat geweest in de kazerne van Vielsalm tot hij in maart 1982 deserteerde? Het vervolg schijnt de speurders aanvankelijk gelijk te geven. Op 23 augustus 1985 ontdekt de gerechtelijke politie bij een huiszoeking in een conspiratief appartement aan de Landhuisjesstraat 73 te Ukkel een tamelijk indrukwekkend wapenarsenaal, waaronder een FAL-geweer en een FALO-machinepistool, afkomstig van de diefstal in Vielsalm. Daarnaast vinden de speurders vingeeafdrukken van Nathalie Ménigon, Jean-Marc Rouillan, Joëlle en Cipriani, stuk voor stuk topfiguren van Action Directe. Tenslotte beweren ze een fragment van een vingerafdruk van de een week eerder aangehouden Chantal Paternostre aan te treffen. Medio 1985 overheerst de indruk dat Action Directe, CCC of FRAP achter de aanslag op de kazerne van Vielsalm zitten. Op 12 september 1985 haalt een onbekende, Lucien Dislaire, de voorpagina van Le Soir.

Dislaire, een gewezen para-commando, vocht in de jaren zestig als huurling in de Zaïrese diamantprovincie Kasai. Terug in België wordt hij het prototype van twaalf ambachten, dertien ongelukken. Hij is achtereenvolgens caféhouder, houthakker, filiaalhouder van een bank en exploitant van een hotel in Houfalize. Wegens zij aandeel aan twee roofovervallen veroordeelt de rechtbank van Neufchâteau Dislaire begin 1985 tot vier jaar cel.

Eind juli 1985 krijgt hij van de gevangenisdirectie van Saint-Hubert voor het eerst penitentiair verlof. Dislaire poetst de plaat, licht in de gauwte nog een een bank op en duikt met een slordige elf miljoen onder in de omgeving van Parijs. In Parijs doet hij begin 1986 een journalist van Le Soir, René Haquin, de geheime NAVO-oefening ‘Oesling 84′ uit de doeken. Haquin valt van de ene verbazing in de andere. Dislaire zegt er zeker van te zijn dat Belgische para-commando’s op aanstichting van instructeurs van de Amerikaanse Special Forces tijdens de anti-terreuroefening ‘Oesling 84’ de overval in Vielsalm pleegden.

De 10th Special Forces Group tijdens Operatie Oesling in 1984.

De 10th Special Forces Group tijdens Operatie Oesling in 1984.

Of was het iemand anders?

Als Haquin het verhaal hoort, wrijft hij zijn ogen uit, want een avonturier als Dislaire is van zijn eerste leugen niet gebarsten. Haquin trekt echter het verhaal zorgvuldig na en het blijkt in de verste verte niet uit Fabeltjeskrant te komen. Hoe zit ‘Oesling 84′ in elkaar? Deze NAVO-oefening speelt zich af tussen 24 april en 18 mei en wordt geleid vanuit een hoofdkwartier in Groot-Brittannië, dat in verbinding staat met twee lokale commandoposten in Vielsalm en het Luxemburgse Diekirch. Volgens het scenario moeten verzet- of terreurgroepen sabotage- en guerrilla-acties ondernemen tegen vijandelijke militaire doelwitten, met name rijkswachtposten en kazernes in de provincie Luxemburg.

Om als terroristen te opereren wordt een beroep gedaan op commando’s van de basis in Flawinne. Naar aanleiding van de aanslagen van de CCC en de Bende van Nijvel zullen ze in november 1985 gemobiliseerd worden om de rijkswacht te helpen orde en rust te herstellen. Begin mei ’84 worden de Belgische commando’s versterkt met twaalf instructeurs van de Special Forces uit North Carolina. Leger en rijkswacht moeten proberen de terreuraanslagen te verijdelen en de terroristen in hun kraag te vatten. De commandopost van deze terroristenjagers is gevestigd in de kazerne van de Ardeense Jagers in Vielsalm. De terroristen of partizanen moeten sympathiserende burgers ronselen voor het verlenen van logistieke steun.

De commando’s van Flawinne wenden zich om hulp tot een tiental ex-para’s, waaronder Dislaire in wiens strafregister ze geen bezwaar zien. Dislaire zorgt voor voedsel, logies en munitie. Tevens vervoert hij de terroristen naar de doelwitten met zijn Volvo of met een gehuurde vrachtwagen en autobus. Hij staat in radiocontact met de bevelvoerder en pendelt als een soort verbindingsofficier tussen de terreurgroepen in het noorden en het zuiden van de provincie Luxemburg om orders en informatie over te brengen. Begin mei 1984 worden de twaalf deskundigen van de Special Forces gedropt in de bossen ten noorden van Houffalize waar ze zich vervoegen bij 24 Belgische commando’s. De Ardeense Jagers houden meteen een klopjacht op de terroristen.

De Special Forces

De Special Forces geven zich graag uit voor de hardste gevechtseenheid van het Amerikaanse leger en ze zijn vastbesloten dat ook te laten zien. De Amerikanen hebben de in het scenario voorziene aanvallen zorgvuldig voorbereid. Voor hen is de oefening klaarblijkelijk geen ‘Kriegspiel’, ze sturen aan op echte terreuracties. Op een nacht doen vijf ‘burgers’ een verrassingsaanval op een rijkswachtpost in Neufchâteau. In werkelijkheid gaat het om een Amerikaans-Belgisch commando van terroristen. Bij de aanval explodeert een oefengranaat. Ook werkelijke aanvallen worden ondernomen tegen een rijkswachtpost in Longlier, een benzinedepot in de kazerne van Bastogne en een relaisstation van de RTBF in het bos van Anlier.

In de nacht van 12 op 13 mei staat een aanval op het programma tegen het hoofdkwartier van de Ardeense Jagers in Vielsalm. Dislaire krijgt de opdracht de terroristen op zaterdag 12 mei naar het doelwit te brengen. Zijn relaas: “Op 12 mei, voor het vallen van de avond, vervoerde ik een groep naar Beho en een andere naar de omgeving van de kazerne van Vielsalm. Ze verscholen zich en wachtten de nacht af om het helikopterpark aan te vallen. De operatieleiding gaf echter zijn fiat niet; ik verliet ze omstreeks 19 uur en waarschuwde hen ervoor dat ik de volgende dag niet zou komen. Ik ben dan met mijn vrouw naar de buurt van Spontin vertrokken.”

“Zondagmorgen 13 mei vernam ik via een nieuwsuitzending van RTL dat een aanslag was gepleegd tegen de kazerne van Vielsalm. Ik keerde terug naar huis en probeerde omstreeks 18 uur vruchteloos radiocontact te krijgen met mijn groepen. Ik ging dan maar naar de plaats waar ze gebivakkeerd en waar ik ze had verlaten. Van niemand was nog een spoor te bekennen. Maandagmorgen kreeg ik een telefoontje van een officier van de kazerne van Vielsalm die me vroeg de bevelhebber van de commando’s te melden ‘dat de ’s nachts gerecupereerde militair een ernstige oogwonde had opgelopen maar niet langer in levensgevaar verkeerde, en dat zijn wapen zoek was.”

“Rond 11 uur kwamen de Belgische commando’s bij mij aan en een van hen vertelde me dat er een dode was gevallen. Ik stelde de luitenant gerust, waarop hij repliceerde dat ‘we een kwalijke grap achter de rug hebben’. De Amerikanen moesten volgens onze afspraak de volgende dag komen, maar ze daagden niet op. Achteraf vernam ik dat ze waren opgepikt door een helikopter en overgevlogen naar de Westduitse basis van Bitburg. Nochtans was gepland dat de oefening zich tot 18 mei zou uitstrekken.”

Conclusie

Dislaire concludeert: “Volgens mij hebben de Belgische commando’s de aanslag tegen de wapenopslagplaats van Vielsalm op hun geweten. Ze handelden daarbij in strijd met de orders en op aanstichting van de Amerikanen die Thompson-machinepistolen droegen.” De Belgische legerleiding heeft een jaar lang de justitie een rad voor de ogen gedraaid, zogenaamd omwille van de militaire veiligheid. Ze kan het verhaal van Dislaire niet ontkrachten en geeft toe dat er ‘betreurenswaardige incidenten’ plaatsvonden, maar niet in de kazerne van Vielsalm.

Ze loochent met klem dat de Belgische en Amerikaanse militairen tijdens de oefening voorzien waren van echte munitie en Thompson-machinepistolen. Begin november 1985 komt een vertegenwoordiger van het Amerikaanse ministerie van Defensie speciaal naar Brussel om de versie van de Belgische legerleiding te beamen. Inmiddels is Dislaire eind september in Luxemburg aangehouden wegens de in augustus 1985 gepleegde oplichting, waarvoor onderzoeksrechter Pochet van Marche-en-Famenne een aanhoudingsbevel had uitgevaardigd.

De militaire autoriteiten fluisteren hardop dat Dislaire misschien zelf de aanslag in Vielsalm heeft gepleegd of althans echte terroristen een helpende hand geboden heeft. Op 21 november levert Luxemburg Dislaire uit en onderzoeksrechter Pochet stelt hem prompt in staat van beschuldiging voor de affaire Vielsalm. Voor oplichting krijgt Dislaire op 17 december 1986 twee jaar cel. Begin 1987 beslist het gerecht de wapendiefstal aan het CCC-dossier toe te voegen.

Maar daarmee is de kous niet af. Op 21 februari 1987 worden de historische leiders van Action Directe in Vitry-aux-Loges gearresteerd. In de boerderij van Rouillan, Cipran, Ménigon en Aubron vindt de politie een van de wapens afkomstig van de diefstal in Vielsalm. Is daarmee de wapendiefstal volledig opgehelderd? Het valt te betwijfelen. Wel is duidelijk dat zonder de openbare biecht van Dislaire geen haan had gekraaid naar de supergeheime Ardeense anti-terreuroefening van de NAVO.