De getuigenis van André Moyen
“Banden tussen onopgeloste dossiers”
“Gisteren ontvingen we de getuigenis van André Moyen, ex-agent van de SDRA van het Belgische leger. Deze voormalige geheimagent bevestigt dat hij in de jaren 1948-1949 werd benaderd door iemand van de Franse geheime dienst om correspondent te worden voor Gladio in België. Volgens André Moyen werkte Gladio nauw samen met een ander parallel net, Catena genaamd. Verder verklaarde hij dat er tot voor kort nog wapens verstopt zaten in België.
Ten slotte geeft André Moyen namen van personen en verenigingen waarvan hij denkt dat ze met Gladio te maken hebben.” Deze scoop van het Belgisch communistisch dagblad Le Drapeau Rouge wordt overgenomen door Agence France Press op 14 november 1990 en doet meteen de ronde van Europa. De redactie wordt overstelpt met telefoontjes, voornamelijk uit Italië, Spanje en Zwitserland.
De beweringen van André Moyen komen immers amper enkele dagen na de verontrustende verklaringen van de Belgische minister van Defensie, Guy Coëme. Op 7 november had de socialistische mandataris bevestigd dat hij door de Italiaanse overheid was benaderd om te informeren naar het bestaan van een Gladio-tak in België. In een televisie-interview preciseerde een erg ongeruste Guy Coëme dat een administratief onderzoek werd ingesteld door de Algemene Inlichtingendienst, waarvan SDRA afhangt.
Last but not least had de minister van Defensie het nuttig geacht eraan toe te voegen dat hij “niet uitsloot dat eventuele banden bestonden tussen deze zaak en de onopgeloste dossiers omtrent banditisme en terrorisme” die België de laatste tien jaar in hun bloedige ban hielden. De gehaaide Luikse liberaal Jean Gol, gewezen minister van Justitie, ziet de kans schoon om de onwetende premier Wilfried Martens nog meer te discrediteren in de ogen van de publieke opinie, die met ongeloof en verbijstering de affaire volgt.
Ze beschikten over wapens
In een vraaggesprek met Le Peuple op 14 november zegt hij: “Op 16 januari 1982 heb ik een bezoek gebracht aan de Staatsveiligheid, waar ik op hoogte werd gesteld van het bestaan. De Staatsveiligheid is verantwoordelijk voor de verspreiding van inlichtingen in het geval van een bezetting. Vandaar dat deze dienst beschikt over telecommunicatiemateriaal dat de codenaam Harpoon heeft gekregen.
Ook Wilfried Martens wist ervan. In 1984 heb ik samen met hem de Staatsveiligheid bezocht, waarbij we uitgebreid werden geïnformeerd. Trouwens, in 1984 werd beslist Harpoon te moderniseren en de premier heeft toen ingestemd om hiervoor een krediet van 10 miljoen frank vrij te maken.” Op woensdag 14 november maakt minister Coëme de eerste resultaten bekend van het onderzoek dat hij heeft bevolen.
Gladio heet in België SDRA-8. Dat is een van de afdelingen van de Dienst Inlichtingen en Actie, SDRA, een onderdeel van de inlichtingendienst van het leger. Ook in ons land werd rond 1950 zogenaamde ‘stay-behind’-groepen opgericht met het oog op een mogelijke invasie van Sovjettroepen. En er zijn inderdaad burgers bij betrokken. Maar vanaf het begin van de jaren zeventig werd het netwerk geleidelijk ontmanteld.
De leden van de groepen beschikten inderdaad over wapens. Zo hadden ze elk de beschikking over een pistool. Maar einde mei van dit jaar werden de wapens allemaal teruggevorderd. Het bleek toen dat er geen enkel pistool verloren was gegaan. Coëme bevestigt nogmaals dat hij in mei 1988, na zijn benoeming tot minister van Landsverdediging, niet is ingelicht over het bestaan van SDRA-8. Het is het begin van een reeks incidenten tussen de minister en de militaire veiligheidsdienst.