Gladio en de CCC
Het spiegelpaleis van de Gladiotoren
In het boek van de Zwitserse onderzoeker Daniele Ganser, Nato’s Secret Armies, vindt men een onthullend portret van Gladio. Het clandestiene netwerk was van na de Tweede Wereldoorlog tot eind jaren tachtig in heel West-Europa en dus ook in België actief. Het doel? De linkerzijde in diskrediet brengen en, zo schrijft Ganser, “de indruk wekken dat het comfortabele en weldoorvoede koninkrijk België op de rand van een rode revolutie stond”.
Op een maanloze nacht duikt een Britse onderzeeër op, ergens voor de kust van Noorwegen. Met een rubberbootje wordt een man discreet aan wal gebracht, gegidst door de lichtsignalen van een agent van het lokale netwerk op het strand. Terwijl de rubberboot terugkeert naar de duikboot, wordt de ‘bezoeker’ ondervraagd en volgens de regels van de kunst gefouilleerd, om zeker te zijn dat het wel degelijk om de aangekondigde persoon gaat.
Vervolgens wordt de ‘bezoeker’ getransporteerd. Te voet, te paard of met de auto, van netwerk naar netwerk, tot hij aankomt in Kristiansand aan de zuidkust van Noorwegen. Daar wordt hij opgepikt door een visser die met de filière samenwerkt en hem overbrengt naar Alborg, waar het Deense netwerk hem overneemt. Op die manier gaat het verder, door Nederland, België en Frankrijk, om op een mooie ochtend te arriveren in het Italiaanse Friuli.
De reis heeft een maand geduurd en de ‘bezoeker’ heeft al die tijd geen enkele controle van douane of politie ondergaan, wat een van de bedoelingen van de oefening was. Deze oefening werd beschreven door Michel Van Ussel, codenaam Georges 723, onderbureauchef bij de NMBS en gewezen burgeragent van SDRA-8, de militaire tak van het voormalige Belgische stay behindnetwerk, beter bekend als Gladio. Een organisatie die over dergelijke middelen beschikt, heeft een formidabel clandestien instrument in handen en is in staat om gelijk welke nationale politiedienst of gerechtelijk apparaat een neus te zetten en het nakijken te geven.
Wapens voor de CCC
In het boek Nato’s Secret Armies geeft de Zwitserse onderzoeker Daniele Ganser, senior researcher aan het Center for Security Studies en het Federal Institute of Technology in Zürich, tientallen voorbeelden van dergelijke clandestiene operaties, waarbij Gladio-agenten van het ene land actief waren in een ander land. Zwitserse ‘Gladiatoren’, die hun opleiding kregen in Groot-Brittannië, werden bijvoorbeeld ingezet voor operaties in Noord-Ierland tegen het Ira. De Zwitserse Gladio-instructeur Alois Hürlimann vertelde bijna achteloos hoe hij in mei 1984 geheime trainingen had gevolgd in Engeland. Een onderdeel daarvan bleek een echte, niet-gesimuleerdeaanval op een IRA-wapendepot waarbij minstens één IRA-lid werd gedood.
Dichter bij huis was er de raadselachtige overval op de kazerne van de Ardeense Jagers in Vielsalm, eveneens in 1984, die uitgebreid in het boek van Ganser ter sprake komt. Tijdens deze operatie, die de codenaam Oesling – naar een dorpje in Luxemburg – droeg, vertrok een groep van twaalf Amerikaanse mariniers van de special forces vanop een vliegveld ten noorden van Londen.
Ze werden gedropt boven een vooraf aangeduide zone in de buurt van Houffalize, waar ze werden opgevangen en gegidst door Belgische paracommando’s en Gladio-agenten. Twee dagen lang leefden ze ondergedoken in de bossen. Bij de verrassingsaanval op de legerkazerne werd een Belgische onderofficier neergeschoten en verloor een Amerikaanse marinier een oog. Nog dezelfde nacht werden de Amerikaanse militairen halsoverkop met een helikopter, die vanuit een Amerikaanse basis in Duitsland kwam overgevlogen, naar Bitburg in Duitsland geëvacueerd. Ze konden bijgevolg nooit door de Belgische justitie ondervraagd worden.
Jaren na het incident verklaarde Lucien Dislaire, een Belgische ex-paracommando en gewezen huurling, hoe hij de Amerikanen naar de omgeving van de kazerne had gebracht. Daar hadden ze zich verscholen in afwachting van de nachtelijke raid. De volgende ochtend bleken de Amerikanen verdwenen en kon Dislaire ook geen radiocontact met hen meer krijgen. Volgens Dislaire kon het niet anders dan dat de Amerikanen de daders van de overval waren. Nog mooier: de overvallers van de kazerne in Vielsalm gingen aan de haal met een grote partij wapens, onder meer twintig automatische FAL-geweren, drie Lee Ensfield-geweren en vijf Vigneron-mitrailleurs.
Vreemd genoeg werden een aantal van die wapens later teruggevonden bij de extreem-linkse terreurgroepen CCC (Cellules Communistes Combattantes) en Action Directe. De eerste vondst, in een appartement van de CCC in Ukkel, dateerde van 1985 (toen de terreurorganisatie volop bomaanslagen pleegde) en gaf zuurstof aan de hypothese dat de overval in Vielsalm wel eens het werk zou kunnen geweest zijn van de Belgische terreurgroep. Had een van de CCC-kopstukken, Bernard Sassoye, kort voordien zijn legerdienst niet gedaan bij de Ardeense Jagers in Vielsalm?
De allereerste ‘linkse’ aanslag
Een tweede, nog grotere vondst van wapens volgde in 1998, toen de CCC’ers al lang achter de tralies zaten. In een garagebox in Ukkel, die werd gehuurd door de groep, ontdekte het gerecht vijf FAL-geweren die volgens de serienummers afkomstig waren uit de kazerne van Vielsalm. Geen toeval, meent Ganser, want de geheime anticommunistische stay behind-groepen waren gespecialiseerd in zogenaamde false flag-operaties: het plegen van terreurdaden die in de schoenen geschoven werden van extreem-links, om de linkerzijde op die manier in diskrediet te brengen. Het is een tactiek die ook veelvuldig in Italië werd toegepast. “Het doel van de Oesling-oefening was tweevoudig”, citeert Ganser een Britse journalist. “De lokale Belgische politie in een hogere graad van alertheid brengen en, niet minder belangrijk, bij brede lagen van de bevolking de indruk wekken dat het comfortabele en weldoorvoede koninkrijk België op de rand van een rode revolutie stond.”
Tussen neus en lippen wijst Ganser er ook op dat Marc De Laever, een van de belangrijkste luitenanten van CCC-leider Pierre Carette, van de ene dag op de andere overstapte van extreem-links naar extreem-rechts en lid werd van een Duitse neonazigroep. De Laever was in de jaren zeventig samen met Carette en advocaat Michel Graindorge een van de initiatiefnemers geweest van de steuncomités voor de gevangen leden van de Rote Armee Fraktion (RAF) in Duitsland.
Er bestonden zware vermoedens dat De Laever meer wist van de mislukte aanslag op de Amerikaanse generaal en toenmalige Navo-opperbevelhebber Alexander Haig. Die aanslag, de allereerste ‘linkse’ terreuraanslag in België, had plaats op 25 juni 1979 in de omgeving van Bergen. Datzelfde jaar werden Carette en De Laever trouwens gearresteerd in Zwitserland wegens een wapentransactie, maar ze gingen vreemd genoeg vrijuit.
De aanslag op Haig werd opgeëist door de Brigade Julien Lahaut, een groepering waar niemand ooit van had gehoord. De naam verwees naar de door Gladio-achtige figuren vermoorde leider van de Belgische communistische partij, die “Vive la république!” geroepen had bij de eedaflegging van koning Boudewijn. “De opeising werd toegeschreven aan De Laever, die kort daarop de wijk neemt naar Parijs, waar hij onderduikt aan de Boulevard Magenta”, schreef Jos Vander Velpen in zijn boek over de CCC.
“Sindsdien zoekt het parket van Bergen hem ‘onverpoosd’ in verband met de aanslag op Haig. Carette versierde zijn kamer lang met een levensgrote foto van de aanslag, maar in tegenstelling tot De Laever wordt hij niet verdacht. Hij wordt niet eens aan de tand gevoeld. Insiders hebben wel eens het vermoeden geuit dat De Laever met zijn opeising de justitie en politie uit hun egelstellingen wilde lokken en op het spoor van advocaat Graindorge zetten.”
De Laever werd door het gerecht ook opgespoord en zelfs bij verstek tot een jaar cel veroordeeld voor zijn aandeel in de zaak-Graindorge. In de aanloopfase naar de CCC leverden een aantal Belgische RAF-sympathisanten hand- en spandiensten aan misdadigers van gemeen recht, in de hoop de gangsters zover te brengen dat ze politieke aanslagen zouden plegen. Die veroordeling leek De Laever niet te deren. Hij bleef politiek actief als linkse activist vanuit zijn onderduikadres in Parijs, dat algemeen bekend was bij zijn Belgische kennissen maar kennelijk niet bij het gerecht.
Tot Carette zelf in 1982 in zijn blad Subversion bekendmaakte dat De Laever was overgestapt naar de West-Duitse neonaziterreurgroep Aktionsfront Nationaler Sozialisten (ANS). Deze groep profileerde zich als het extreem-rechtse spiegelbeeld van de RAF en werd in Duitsland buiten de wet gesteld. Sterker nog: wijlen ANS-leider Michael Kühnen, gewezen luitenant in het Duitse leger en een van de bekendste en fanatiekste Duitse neonazi’s, kwam oorspronkelijk uit de maoïstische beweging. Hetzelfde geldt voor zijn Nederlandse evenknie, Eite Homan, leider van het Aktiefront Nationale Socialisten, de Nederlands-Vlaamse tak van het ANS.
De communistische vijand
Uit Gansers boek blijkt dat Gladio in vrijwel alle West-Europese landen intensief en structureel heeft samengewerkt met gevaarlijke extreem-rechtse organisaties. “Ik heb me gedurende tien jaar in mijn vakgebied gespecialiseerd in thema’s als geheime oorlogsvoering, terreur, staatsgrepen, counter insurgency, enzovoort”, zei Ganser onlangs in een interview. “Ik verbaas me over niets meer.” Meer dan veertig jaar lang hebben de stay behind-netwerken, die opgericht werden op initiatief van de CIA en gecoördineerd werden vanuit een commandocentrum bij de Navo, in het diepste geheim kunnen opereren in heel West-Europa, ook in landen die geen lid waren van de Navo.
Aanvankelijk, eind jaren veertig en begin jaren vijftig, toen nog ernstig rekening werd gehouden met een invasie door de Sovjet-Unie, was het de bedoeling om het slapende netwerk na zo’n invasie te activeren. Net als het verzet in de Tweede Wereldoorlog moesten de Gladiatoren dan inlichtingen verzamelen en sabotagedaden plegen. Voorts waren de groepen bedoeld om staatshoofden en belangrijke politici in geval van een Russische invasie naar veiliger oorden te brengen. De Belgische regering beschikte bijvoorbeeld tot 1960 over een geheim toevluchtsoord, een zogenaamde ‘réduit nationale’, in de luchtmachtbasis van Kamina, in de Kongolese provincie Katanga.
Van bij de start werden de stay behind-groepen echter ook ingezet tegen de binnenlandse ‘communistische’ vijand en daarbij werden de grove middelen niet geschuwd. Het arsenaal ging van manipulatie van het politieke klimaat en beïnvloeding van de verkiezingsresultaten over doelgerichte moorden, terreuraanslagen, op het nippertje geaborteerde of verijdelde rechtse staatsgrepen in Italië en Frankrijk, tot geslaagde staatsgrepen, die militaire dictaturen installeerden in Griekenland en Turkije.
Ganser, die voor het eerst een overzicht heeft gemaakt van de Gladio-activiteiten in veertien landen, toont overtuigend aan dat Gladio een zeer efficiënt instrument was in de strijd tegen de (vermeende) linkse subversie. De internationale structuur van de clandestiene organisatie leende zich perfect tot het grensoverschrijdend inzetten van Gladiatoren, een gesofistikeerde techniek waartegen de nationaal georganiseerde politie- en justitiediensten geen enkel verweer hadden.
Zijn boek schildert een huiveringwekkend fresco van de zwartste bladzijden van de Koude Oorlog en geeft meteen aan waar zich de limieten bevinden van onze parlementaire democratie en de rechtstaat. Na de onthullingen over het bestaan van Gladio, eerst in Italië in 1990 en later in de andere landen, werd de organisatie officieel opgedoekt. Maar in het licht van de nieuwe oorlog, dit keer tegen het moslimterrorisme, blijft de geschiedenis van Gladio wel bijzonder leerzaam en relevant.
Bron » De Morgen | Georges Timmerman | 14 Mei 2005