Inleiding
Historiek van de Staatsveiligheid
In 1830 worden door het Voorlopige Bewind vijf ministeriële departementen opgericht, waaronder de Openbare Veiligheid. De Openbare Veiligheid krijgt meteen bevoegdheden, zoals de binnenlandse veiligheid, algemene politie, gevangenissen, huizen van bewaring en weldadigheid, aflevering van paspoorten enz. Door de Grondwet van 1831 wordt de Openbare Veiligheid als apart departement afgeschaft maar de dienst als dusdanig blijft behouden en wordt in de loop der jaren afwisselend ondergebracht bij Binnenlandse Zaken, Justitie en Landsverdediging. Ook de bevoegdheden van de Openbare Veiligheid worden gewijzigd. In 1929 worden in haar schoot drie directies opgericht. Een eerste directie is belast met de ‘veiligheid van de staat’, een tweede met de ‘vreemdelingenpolitie’ en een derde met de ‘School voor Criminologie en Wetenschappelijke Politie’.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de VS, die dan bevoegd is voor zowel de openbare veiligheid als voor de gerechtelijke politie, als taak inlichtingen in te winnen uit bezet gebied. Zij is ook belast met het organiseren van ontsnappingslijnen en van geheime propaganda- en sabotagenetten. Na afloop van de vijandelijkheden speelt de VS eerst een rol in de repressie vooraleer zij haar gebruikelijke inlichtingenactiviteiten terug opneemt. Deze activiteiten houden vaak verband met de geopolitieke context, welke voortvloeit uit de ‘koude oorlog’. In deze periode wordt de aandacht dus vooral toegespitst op het werven van inlichtingen over de binnenlandse subversieve en/of extremistische groeperingen en personen. Tevens worden de activiteiten van o.a. de diplomaten en ambassadeleden van de vroegere Oostbloklanden nauwlettend opgevolgd.
De NAVO en de Koude Oorlog
De komst van de NAVO naar België en de druk uitgaande van de voormalige geallieerden Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, is hier trouwens niet vreemd aan. Brussel – Europese hoofdstad en zetel van tal van internationale instellingen – wordt meer en meer het centrum voor Europees en internationaal overleg. Dit verplicht de Veiligheid van de Staat zijn beschermingssectie voor VIP’s verder uit te bouwen en te versterken. Gedurende de jaren ’80 wordt Europa geconfronteerd met de opkomst van het terrorisme. De aanslagen van IRA, ETA, Rode Brigades beheersen het dagelijks nieuws. België blijft evenmin gespaard. De aanslagen van de CCC brengen de politie- en veiligheidsdiensten meermaals in opspraak.
Een Parlementaire onderzoekscommissie wordt opgericht om de samenwerking tussen en de werking van de verschillende diensten, bevoegd voor de algemene veiligheid, te optimaliseren. Het eindverslag van deze commissie vormt de basis voor het zgn. Pinksterplan, dat de regeringsinitiatieven inzake de veiligheidsproblematiek samenvat. Overeenkomstig de aanbevelingen van deze parlementaire commissie verschijnt op 30 november 1998 de wet houdende de regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Voor het eerst sedert haar ontstaan, wordt de opdracht en bevoegdheid van de Veiligheid van de Staat nu wettelijk geregeld. Ondertussen is de leiding van de Veiligheid van de Staat toevertrouwd aan een Administrateur-generaal en een adjunct. Ze hebben een mandaat van vijf jaar dat éénmaal kan verlengd worden.
Een nieuwe vijand
Daarvoor was het parlementair toezicht op de VS reeds geïnstitutionaliseerd bij wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten. Tot 31 december 1993 maken de VS en de Dienst Vreemdelingenzaken samen het Bestuur van de Openbare Veiligheid uit. De school voor criminologie is intussen reeds een aparte instelling geworden en wordt nadien bij de oprichting van de eenheidspolitie afgeschaft. Op 1 januari 1994 wordt de Dienst Vreemdelingenzaken overgeheveld naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Samen met de wijziging van het organiek kader van het Ministerie van Justitie, wordt het autonome Bestuur van de Veiligheid van de Staat opgericht en rechtstreeks onder het gezag van de Minister geplaatst.
Sinds het einde van de jaren ’80 wordt Europa steeds meer geconfronteerd met het opkomend islamitisch terrorisme en extremisme. Alhoewel België tot op heden gespaard bleef van aanslagen, kan niet ontkend worden dat dit nieuwe fenomeen met alle middelen moet bestreden worden. De inlichtingen verstrekt door de Veiligheid van de Staat, de uitwisseling van gegevens tussen de verschillende inlichtingendiensten, de bilaterale samenwerking met de Europese zusterdiensten en met het Federaal Parket, bevoegd voor de strijd tegen het terrorisme, hebben er de jongste jaren toe geleid dat de Federale Politie verschillende islamitische netwerken, actief in België, heeft kunnen opdoeken.