De dood van Paul Latinus
24 April 1984
Begin 1984 komt ‘de maarschalk’ van Westland New Post in troebele omstandigheden om het leven. 24 april 1984 is een zonnige lentedag. In de tuintjes van de Rue des Limauges in Court-Saint-Etienne wordt hier en daar nog gewerkt. Omstreeks negen uur arriveert Paul Latinus met een taxi bij de woning van zijn vriendin Mireille van Houtvinck. In het voorbijgaan groet hij de buurvrouw.
Twee uur later belt een dronken en hysterische Mireille van Houtvinck bij diezelfde buurvrouw aan. Latinus heeft zichzelf verhangen en Mireille wil de hulpdiensten bellen. De rijkswacht vindt in de kelder van de woning van Mireille het levenloze lichaam van Paul Latinus. Mireille heeft de telefoonsnoer waaraan hij was opgehangen met een schaar doorgeknipt. Zeer snel komt de geruchtenstroom op gang. Latinus heeft geen zelfmoord gepleegd, maar werd gezelfmoord.
Het onderzoek naar de dood van Latinus sleept drie jaar aan maar levert voor geen van beide versies een bewijs op. Alleen dit, het telefoonsnoer waaraan het lichaam van de WNP-leider bengelde, wordt getest in een labo van de Luikse universiteit. De draad kan slecht veertig kilo dragen, Latinus woog 55 kilo.
Wetsdokter Paul Chailly die zich met de zaak bezighoudt, krijgt vanwege advocaat-generaal Jaspar de dwingende suggestie na te gaan of Latinus niet om het leven kwam ingevolge een ‘erotische zelfmoord’. De wetsdokter wijst dit ten stelligste van de hand. Niets maar dan ook niets in het hele dossier wijst op een erotische ophanging. Nogmaals onder druk van de advocaat-generaal wordt het dossier eind 1986 afgesloten en ter informatie toegevoegd aan de zaak van de dubbele moord in Anderlecht.
Intussen gelooft niemand nog in de zelfmoord-thesis. De Nijvelse onderzoeksrechter Schlicker vertelt tijdens het assisenproces tegen Lammers en Barbier dat de verhanging zoals ze zich zou hebben voorgedaan niet mogelijk was. Latinus was 1m69 groot, de kelderruimte was 2m10 hoog en de knoop in het telefoonsnoer bevond zich op 80 centimeter van het plafond.
Bij een schoksgewijze belasting brak het snoer zelfs al bij een belasting van 35 kilo. Desgevraagd antwoord onderzoeksrechter Schlicker voor de parlementaire onderzoekscommissie dat hij het onderzoek naar de eventuele moord op Latinus niet durft verder zetten. “Ik heb een familie te voeden en ik ben geen miljonair”, aldus Schlicker.
25 April 1984
Aan verschillende vrienden laat Latinus verstaan dat sommige leden van zijn nazi-organisatie wel eens zouden kunnen betrokken zijn bij de raids van de Bende van Nijvel. Op 25 april 1984 heeft Latinus een onderhoud met George Marnette van de Brusselse gerechtelijke politie om over ‘belangrijke zaken’ te praten. Zover komt het niet.
De laatste dag van Paul Latinus
Op Goede vrijdag 1984 belde Latinus WNP’er Jean-Louis Nemry, die later bij onderzoeksrechter Schlicker verslag uitbracht. Paul, die vaak terneergeslagen was omdat “hij de toestand niet meer onder controle had”, was opnieuw in topvorm. Hij had een nieuw vriendinnetje, de dochter van een luchtmachtkolonel uit de buurt van Court, en hij had nog meer goed nieuws. Hij verwachtte de assisenzaak in maart 1985. Het schandaal zou losbarsten. “Deze keer zit de eend in de bijt.”
Op paasmaandag 1983 april deden Mireille en Latinus boodschappen voor de barbecue, waar de WNP-leider winter en zomer mee aan de slag ging. Na de lunch gingen ze hout sprokkelen. Daarna installeerden ze zich voor de televisie. De volgende dag stonden ze vroeg op, voor negen uur. Karl Delombaerde en de moeder van Latinus probeerder later die dagen te reconstrueren. Ze kregen het niet rond. Het paasweekend zat vol gaten. De moeder van Latinus raakte in paniek toen ze niks hoorde van haar zoon.
Dinsdag 24 april was een prachtige dag. Wie thuis was, dook de tuin in. Latinus niet. Rond twaalf uur belde hij bij Mireille commissaris Georges Marnette op omdat hij informatie wilde slijten over een dodelijk afgelopen overdosis in de streek van Nijvel, waarover hij iets opgevangen had in het café. De commissaris vond het te vaag en scheepte hem af, zo verklaarde hij in het proces-verbaal tegenover de parlementaire onderzoekscommissie.
Daarna ging Latinus om brood en sigaretten en naar de garage om zijn wagen te laten herstellen. Om 13u20 reed hij zijn vriendin naar het stempellokaal. Toen ging zij naar de kroeg en hij naar zijn moeder. Hij had bloemen mee voor haar verjaardag, een dag te vroeg. Ze gaf hem een cheque van 5000 frank – nu circa 125 euro – zodat hij de remmen van zijn wagen kon laten herstellen. Rond drie of vier uur vertrok hij.
Waar hij naartoe ging, is nooit achterhaald. Thuis was Latinus blijkbaar niet, tenzij Mireille loog. Die pakweg drie tot vier uren blijven een vacuüm. Rond twintig over zeven vonden Latinus en Mireille elkaar in café Gambrinus. Ze dronken en maakten ruzie. Mireille had een vijftiental Wiesjes op. Ze verweet Paul dat enkel zijn moeder voor hem telde, en schreeuwde dat hij impotent was. Latinus zag er slecht uit, hij keek verdwaasd en reageerde niet meer toen iemand hem aansprak.
Volgens de zogenaamde “lijfwacht” van Latinus, die het had van Delombaerde, kreeg de maarschalk op een bepaald moment telefoon in het café. Hij bestelde een taxi en vertrok zonder een reden op te geven. Dit bijzonder belangrijk element kwam pas eind 1985 boven water en werd niet nagetrokken. Toen de taxi kwam, stond Latinus te wachten met een stamgast. Mireille wilde instappen maar haar vriend verzetten zich. De taxi vertrok zonder haar. De kroegmaat ging naar binnen, en vertelde dat Latinus een wapen ging kopen en terug zou komen om Mireille dood te schieten. De cafébaas werd ongerust en nam het zekere voor het onzekere en sloot zijn café zo gauw het kon.
In de taxi praatte de WNP-leider met de chauffeur over het mooie weer. De rit duurde een tiental minuten, lang genoeg voor de maarschalk om twee sigaretten te roken. Hij betaalde met een biljet van 1000 frank (circa 25 euro voor een rit die er 8 kostte). De chauffeur vond het raar dat hij de hond van het stel niet hoorde toen hij bij de woning kwam, vertelde hij later. De Mechelse scheper blafte anders altijd.
De man zei later dat hij niet werd gevolgd. Het huis waar Mireille woonde, stond in een smalle, kronkelige eenrichtingsstraat, de Rue de Limauges. Pas toen hij op de Brusselsesteenweg kwam, zag hij een wagen die de straat inreed waar hij net vandaan kwam. Daar was trouwens opnieuw een stroomstoring, zei de buurvrouw later. Ze zag de WNP-leider uitstappen. Ze had gewerkt in de tuin en was aan het opruimen. Latinus zwaaide, maar zei niks.
Rond 21u45 begonnen alle honden in de omgeving van de Rue de Limauge, ook de Mechelse scheper van Mireille en de hond van de buurvrouw, als razend te blaffen. Ruim een uur later brachten de patron van de Gambrinus en zijn vrouw de dronken Mireille naar huis. In de bungalow brandde overal licht, de elektriciteit was hersteld. Even later stond Mireille op de stoep bij haar buurvrouw, een verpleegster. Ze stonk naar de drank.
“Bel de hulpdiensten, Paul heeft zich verhangen.”
“Waarom bel je zelf niet?” vroeg de buurvrouw.
“Hij heeft zich opgehangen met het telefoonsnoer.”
“Heb je het doorgeknipt?”
“Nee.”
“Doe dat dan.”
De verpleegster belde het noodnummer. Om 23u15 werden twee rijkswachters bereikt op de boordradio. Ze reden naar de woning en troffen er een vrouw aan die totaal overstuur was en voortdurend riep: “Haast u, hij leeft nog!”
Er was verder niemand thuis. In de kelder lag een man op zijn rug op de grond, de ogen wijdopen. Hij droeg een zwarte polo onder een grijs pak. Hij was dood. De politiemannen doorzochten de kelder en bungalow. In Latinus’ zakken troffen ze sigaretten aan, munten, een sleutelbos, vier bierviltjes met namen en adressen, en zijn portefeuille. De draad rond zijn hals was doorgesneden. In de buurt van het lijk lag het keukenmes dat Mireille had gebruikt. Er zat geen spoor op. Op de salontafel lag een Shopping Magazine van 19 april waarop iemand geschreven had in het Frans, vrij vertaald: “Omdat je niet gebeld hebt neem ik aan dat je wel thuis raakt, Paul.”
De substituut van dienst stond toe dat het lichaam werd vrijgegeven. Rond twee uur kwam een begrafenisondernemer het lijk halen. De twee politiemannen reden met hem mee. Ze namen een paar dingen in beslag: het reclameblad met de notitie, twee keukenmessen en de vier bierviltjes. Die viltjes waren de “zakcomputer” van de maarschalk van de WNP.