Bergen

12 Januari 1983: De moord op een taxichauffeur

In de Rue Terre du Prince, gelegen in het centrum van Bergen, niet ver van de Rue de la Houssière, staat sinds zondagochtend, ter hoogte van het Franse consulaat, een verlaten taxi. Een werknemer van de gemeentelijke reinigingsdienst maakt er zich zorgen over en meldt het aan het politiecommissariaat. Een vlugge controle in de fiches van het Centraal Opsporingsbulletin leert, dat de gerechtelijke politie van Brussel zich sedert maandag 10 januari zorgen maakt over een in het weekend op geheimzinnige wijze verdwenen taxi, een zwarte Mercedes 200 diesel met nummerplaat ‘BEY 586’. De koffer van de Mercedes wordt opengebroken.

De ontdekking van een lijk

Walgend ontdekt men het samengeplooid en met bloed besmeurde lijk van Constantin Angelou, de taxichauffeur. Deze orthodoxe Griek werd op 14 september 1925 in Athene geboren en woonde sedert vele jaren in Brussel, samen met zijn vrouw en twee kinderen, een jong meisje dat nu is teruggekeerd naar Griekenland en een zoon die sedertdien zijn studies van burgerlijk ingenieur in België heeft afgemaakt. Nog maar eens een moeilijk onderzoek voor de gerechtelijke politie van Bergen en Brussel.

Uit de autopsie blijkt dat drie kogels binnendrongen in het hoofd en boven de nek. De kogels doorboorden het hoofd niet volledig, en werden dus afgevuurd met een niet al te krachtig wapen. Maar een tweede autopsie, uitgevoerd in Bergen, preciseert dat het slachtoffer door een vierde schot onder het linkeroor getroffen werd. De gerechtsdokter had de laatste kogel niet ontdekt omdat deze was blijven steken in een huidplooi. De gerechtelijke politie van Bergen checkt een maximum aan aanwijzingen, maar het in Brussel uitgevoerde onderzoek is niet minder belangrijk.

De onderzoekers slagen er bijvoorbeeld in vast te stellen dat Constantin Angelou in zijn taxi vermoord werd door klanten die hij in de nacht van vrijdag op zaterdag, rond kwart over één, heeft opgepikt. Op dat ogenblik heeft de taxichauffeur namelijk over zijn radio aan zijn centrale gemeld dat hij een rit had, vertrekkend aan het Eugène Flageyplein in Elsene. Beter nog. Onderzoek van de taximeter toont aan dat de moord moet gepleegd zijn op minder dan tien kilometer van het Flageyplein.

De door de moordenaars uitgedrukte taximeter vermeldt immers de som die overeenstemt met de prijs voor een rit van die afstand. Aangezien het lijk, op de kogelinslagen in het hoofd na, geen sporen van geweld vertoont, neemt men aan dat Constantin Angelou de kans niet heeft gekregen zich te verdedigen. Bij het verlaten van Anderlecht, bij het begin van de autosnelweg van Bergen, moet men de loop van het wapen in de nek van de ongelukkige gehouden hebben en moet men hem gevraagd hebben de taxi naar een verlaten plek aan de kant van de snelweg te rijden.

De taxi was niet voorzien van een of ander alarmsysteem. De schoten zijn afgevuurd door iemand die achter de chauffeur moet hebben gezeten. De modderspatten die teruggevonden werden op de broek van het slachtoffer, doen vermoeden dat zijn lichaam over een krijtachtige grond werd versleept. De moordenaars ontvreemden een brieventas, enkele tienduizenden franken, identiteitspapieren, een rijbewijs categorie B, nummer C458322, en plooiden het lijk dan achteraan in de Mercedes. Ook de lichtreclame bovenop de taxi, de spoetnik, werd gedemonteerd. Onderzoek heeft aangetoond dat tijdens de nacht van de feiten in Bergen geen enkele wagen werd gestolen. Dat zou betekenen dat de moordenaars uit Brussel terugkwamen en van plan waren in de Borinage te blijven.

De rue Terre du Prince in Bergen waar op 8 januari 1983 de taxi en het lijk van Angelou werd teruggevonden.

De rue Terre du Prince in Bergen waar op 8 januari 1983 de taxi en het lijk van Angelou werd teruggevonden.

Een poging tot onderzoek

De begrafenis van de taxichauffeur was van een indrukwekkende waardigheid. Op weg naar de orthodoxe kerk, gelegen in de Vooruitgangstraat in Sint-Joost-ten-Node, werd het stoffelijk overschot doorheen de straten van de hoofdstad begeleid door een stoet van wel vijfhonderd taxichauffeurs. De woensdag daarop ontving de minister van Justitie delegaties van de nationale federatie van uitbaters van taxi-bestelwagens, van de vereniging van taxi-uitbaters uit de Brusselse regio en van de nationale groepering van uitbaters van taxi’s en huurwagens.

Wat het onderzoek betreft, schreef de politie het feit dat Constantin Angelou en José Vanden Eynde voor dezelfde taximaatschappij hadden gewerkt, op rekening van het toeval dat bij het onderzoek van elke moordzaak optreedt. In januari 1983 legden de onderzoekers niet het minste verband tussen deze verschillende geïsoleerde zaken die, zonder gemeenschappelijk overleg, werden behandeld door verschillende onderzoeksrechters.

De moord op de taxichauffeur, gepleegd tussen Brussel en Bergen, voorzag hen nochtans van heel wat stof tot nadenken. Het ballistisch onderzoek laat er geen twijfel over bestaan, de vier dodelijke projectielen waardoor Constantin Angelou werd getroffen, werden door hetzelfde wapen afgevuurd als de zes kogels die verwijderd werden uit het hoofd van de huisbewaarder van de Auberge du Chevalier.

Hetzelfde wapen, waarschijnlijk een half automatisch machinepistool, kaliber 22, long rifle, gefabriceerd door FN, zou in minder dan drie weken twee slachtoffers hebben gemaakt. Hetzelfde wapen en zonder twijfel dus ook dezelfde moordenaars, een gevaarlijke gek die zonder drijfveer doodt en alleen op het hoofd van zijn slachtoffers mikt. Bij de gerechtelijke politie wordt op slag een streng parool van kracht, er mag geen ruchtbaarheid worden gegeven aan de zaak.


Bron » De Bende: Een documentaire | Paul Ponsaers & Gilbert Dupont | 1988