De getuigen
Het kind dat de moordenaars aan het werk zag
“Het is dan toch politiek terrorisme, en we moeten de daders zoeken in extreem-rechtse kringen.” Met die mededeling sloeg het gerecht de nabestaanden van de Bende van Nijvel in juni 2001 met verstomming. Tien jaar geleden was je nog ‘een fantast’ als je beweerde dat extreem-rechts of de rijkswacht, of de staatsveiligheid misschien achter de bendeaanslagen van de jaren tachtig zat. In zeventien jaar onderzoek werden heel wat sporen in die richting onder de mat geveegd. En plots, na al die jaren geknoei, wisten de speurders het: de oplossing van het mysterie van de Bende van Nijvel zat in het hoofd van een tweeënhalf jarig kind opgesloten.
Linda van Huffelen, een van de eerste slachtoffers van de Bende van Nijvel, herinnert zich niets meer van het moment dat haar man met een kogel in het hoofd werd afgemaakt, en zijzelf kapotgeschoten en voor dood werd achtergelaten. Anderen hebben haar moeten vertellen wat er die nacht van 9 op 10 september 1983 in hun huis in Temse was gebeurd. Linda, toen 25 jaar, en haar man Jozef Broeders, toen 26, woonden met hun twee dochtertjes in de conciërgewoning van het bedrijf Wittock-Van Landeghem, een zeilmakerij die gespecialiseerd was in militaire uitrustingen zoals tenten, dekzeilen voor militaire vrachtwagens, camouflagevesten, veldbedden en kogelvrije vesten. De conciërgewoning lag vlakbij het laboratorium, waar in het grootste geheim een nieuw, technisch hoogwaardig kogelvrij vest werd ontwikkeld. Die avond hield het gezin een doopfeestje voor het zes weken oude dochtertje Patricia. Toen de familie naar huis was, ging iedereen naar bed.
Linda Huffelen: “Rond half drie ’s nachts hoorde mijn man glasgerinkel. Hij kroop uit zijn bed en ging kijken naar het lab, waar het geluid vandaan kwam. Toen hij de inbrekers zag, gooide hij de deur weer dicht, maar de gangsters schoten door het hout, en de kogel doorboorde zijn maag. Hij kroop op handen en voeten terug naar de slaapkamer, waarschijnlijk om ons te waarschuwen. De gangsters kwamen achter hem aan en maakten hem af met een schot in het hoofd. Mijn man moest nog gevochten hebben, want in zijn hand vonden ze plukken blonde haren.”
“Blijkbaar ben ik wakker geworden van het lawaai, en zat ik rechtop in bed. De mannen stormden de slaapkamer binnen en schoten mijn hoofd vol hagel. Ik greep met mijn handen naar mijn oren, en dat heeft mij gered. De gangsters lieten mij voor dood achter. Ik ben direct in een coma geraakt.”
Patricia, de pasgedoopte baby, ligt in een wieg in de slaapkamer, maar het oudste dochtertje Sharon, van tweeënhalf jaar, spring tijdens de aanslag op haar ouders uit bed en vlucht in paniek door het huis. “Niet schieten, niet schieten!” schreeuwt het kind. Haar voetjes dribbelen door een bloedplas op de vloer en laten overal sporen na. Hoe de overvallers op de peuter reageren, weet niemand met zekerheid. Misschien hebben ze met elkaar gekibbeld of het kind nu dood moest of niet. Misschien hadden ze alleen maar oog voor de kartonnen dozen in het lab, waarin de prototypes van kogelvrije vesten steken waarvoor ze zijn gekomen. Sharon loopt nog een tijdje rond. Net voor ze het pand verlaten, pakt een van de bandieten het meisje op en zet het haastig terug in bed. In de verkeerde richting, met de voeten naar het hoofdkussen.
Levenslang nachtmerries
Sharon: “Tot een paar maanden geleden wist ik daar niks van, dat ik nog met mijn voetjes in dat bloed heb rondgelopen. Ik kende natuurlijk de grote lijnen van wat er gebeurd was, want ik had het mijn moeder al zo vaak horen vertellen. Maar plots stonden die speurders van Charleroi hier voor de deur. Of ze mij eens mochten hypnotiseren? Ze zeiden dat het belangrijk was. In mijn herinnering zaten de stemmen van de gangsters, hun gezichten, hun kleren …”
“Ik wilde eerst niet, omdat ik bang was dat ik voor de rest van mijn leven nachtmerries zou hebben. Toen werden ze heel opdringerig. Ze begonnen te zwaaien met robotfoto’s. ‘Herken je die?’ ‘Weet je dat nog?’ Ik herinnerde mij totaal niks meer, want ik was tijdens de overval nog veel te klein. Maar dat kon niet schelen. Ik moest en zou mij laten hypnotiseren. Ik was de cruciale getuige. Ik had de sleutel tot het hele bendedossier, waar ze nu al jaren naar op zoek waren. Het eerste wat ik mij afvroeg was waarom ze er dan niet veel eerder mee zijn komen aanzetten.”
“Uiteindelijk stemde ik toch toe in hypnose. Een gerechtsdokter overtuigde me dat het ongevaarlijk was. En als het onderzoek ermee geholpen werd, dan wilde ik het wel proberen. Die dokter heeft toen een voorbereidend gesprek met mij gevoerd. Hij stelde allerhande vragen, om te zien of de hypnose wel zin zou hebben. Hij besliste uiteindelijk van niet, ik was te klein toen het gebeurde, ik wist echt niks meer.”
Sharons moeder Linda was niet dood. Dat ontdekten de verplegers pas op weg naar het dodenhuisje toen ze al onder een wit laken lag. Na twee maanden coma, een jaar ziekenhuis en een jaar revalidatie, moest Linda van Huffelen leren leven met een halfverlamd lichaam vol littekens. Een week na de overval in Temse kreeg de bende, na een overval op de Colruyt in Nijvel, haar naam. De gangsters maakten drie dodelijke slachtoffers voor een buit van 45 kilogram koffie, 50 liter olie, een beetje sterke drank en pralines. Dat het dezelfde gangsters waren als in Temse bleek uit het feit dat ze dezelfde munitie en dezelfde auto gebruikten, een gloednieuwe – gestolen – Saab Turbo.
Virtueel failliet
Dat de speurders in 2000 tegen een meisje van twintig zegden dat ze ‘de sleutel naar de Bende van Nijvel is’, wijst vooral op één ding: dat ze echt niks, niks anders meer hadden. Nochtans was onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix uit Charleroi begin 1997 in de tweede Bendecommissie komen verklaren dat het parlement niet te hard in het dossier moest spitten, want dat hij op het punt stond de Bende van Nijvel op te rollen. Lacroix hoopte toen dat de nieuwe onderzoekstechnieken hem zouden helpen: DNA-onderzoeken op sigarettenpeuken, de leugendetector, een reeks robotfoto’s die door getuigen onder hypnose waren samengesteld, … Het had allemaal niets opgeleverd, moest Jean-Claude Lacroix vier jaar later op de informatievergadering met de families van de slachtoffers toegeven.
Integendeel, de allerlaatste bendeverdachte, Philippe De Staerke, de enige man die ooit door Justitie in staat van beschuldiging was gesteld voor de wandaden van de Bende van Nijvel, werd eind mei 2001 buiten vervolging gesteld. Het leek de kroniek van een aangekondigde dood van het onderzoek. In januari van 2001 antwoordde justitieminister Marc Verwilghen op een interpellatie in de kamer dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel virtueel failliet was. De families van de nabestaanden keken dan ook vreemd op toen minister Verwilghen opdaagde op de informatievergadering van het gerecht in Charleroi. Ook Peter Callebaut, advocaat van verschillende families van nabestaanden, stelde zich vragen.
Peter Callebaut: “Eigenlijk dacht ik dat Verwilghen daar was om het onderzoek formeel te begraven. Om te zeggen: ‘Jongens, we houden ermee op.’ Ik denk dat hij geschrokken is van de hevige reacties van de families, en dat hij dat niet heeft durven zeggen. Toen gooide hij het over een heel andere boeg en kondigde aan dat er een nieuwe wet op spijtoptanten moest komen, en dat ze de wet op de verjaringstermijnen moesten herzien, zodat de bende-aanslagen nooit kunnen verjaren.”
Op aandringen van Verwilghen hebben de onderzoekers op die informatievergadering iets meer uitleg gegeven over het spoor van politieke terreur. Als de minister daar niet geweest was, hadden de families zelfs dat niet te horen gekregen.
Callebaut: “Dat klopt. Maar wat ze verkondigden over extreem-rechts was ridicuul. Ze deden alsof ze daar in Charleroi het warm water hadden uitgevonden. In Dendermonde zei het gerecht in 1989 al hetzelfde. Om zicht te krijgen op de politieke motieven achter de aanslagen vroeg onderzoeksrechter Freddy Troch indertijd inzage in een paar politieke gevoelige dossiers, zoals dat van de bende Haemers, het ex-rijkswachtersduo Bouhouche en Beijer, de moord op FN-ingenieur Juan Mendez, het dossier rond baron Benoît de Bonvoisin, Gladio, …”
“En wat gebeurt er? Troch wordt meteen door zijn oversten uit het onderzoek gewipt, en de hele papierwinkel verhuist naar Charleroi, waar het dossier vijf jaar lang heeft liggen beschimmelen. Pas na de Panorama-uitzendingen van Dirk Barrez en de tweede Bendecommissie in het parlement is er opnieuw schot in de zaak gekomen. Toen hebben ze die speciale eenheidscel in Jumet opgericht, en zijn ze met de modernste middelen aan de slag gegaan. Veel van die andere dossiers waren toen al gesloten, en er waren ook al heel wat getuigen overleden.”
Baloo het varken
Een van die inmiddels overleden getuigen was de 73-jarige Hector Riské, de buurman die de politie had gebeld na de raid op de conciërgewoning van Wittock-Van Landeghem. Eind 1983, een paar maanden na de overval, herkende hij het gezicht van een van de moordenaars op een foto in de krant: Robert Becker, een zigeuner met de bijnaam baloo, wat zigeunertaal is voor ‘varken’. Baloo Becker was in december 1983 in Nijvel gearresteerd als verdachte van de dubbele moord op een juwelierskoppel in de Borinage.
Die moord werd onderzocht door het parket van Nijvel, en omdat Baloo Becker nu ook gezocht werd voor de overval op het textielbedrijf in Temse, nam Nijvel ook die overval voor haar rekening. Jaren later keerde het Temsedossier terug naar Dendermonde, en bleek dat er in het onderzoek naar Baloo Becker niets gebeurd was. In 1990 stond het Delta-team in Dendermonde op het punt het hele Becker-spoor weer onder de loep te nemen. Maar voor ze daar aan konden beginnen, verhuisde het dossier naar Charleroi.
Stoute mensen
Sharon, het meisje dat als peuter de overval in Temse meemaakte, heeft de moed opgegeven dat ze ooit de moordenaars van haar zal kennen. Ze haalt haar schouders op als ze hoort dat het gerecht in Charleroi nu plots naar extreem-rechts wil gaan speuren.
Sharon: “Of het nu extreem-rechts is of extreem-links, dat er politiek achter zat, dat denken wij al van in het begin. Als er een paar belangrijke koppen tussen zitten, komen wij het toch nooit te weten. En nu zeker niet meer.”
Je was heel klein toen je getuige was van de overval in Temse. Hoe ga je daar mee om als je iets over de Bende van Nijvel op tv ziet?
Sharon: “Als kleuter vertelden ze mij dat mijn papa was doodgeschoten door hele stoute meneren. Ik herhaalde dat ook altijd. Ik kan me niet precies herinneren wanneer ik de link met de Bende van Nijvel ben gaan leggen. De Bende is voor mij een hoofdstuk dat ik probeer af te sluiten. Jaren aan een stuk heeft mijn moeder meegewerkt aan krantenartikels, ze heeft interviews gegeven, maar wat hebben we ermee gewonnen? We hebben een schadevergoeding gekregen, omdat mama voor tachtig procent gehandicapt is, maar dat is het dan ook. Je krijgt niet terug wat je verloren hebt. Op televisie laten ze ook altijd de overvallen op supermarkten zien als ze het over de Bende van Nijvel hebben. Ik denk dan: weten jullie niet dat de Bende ook nog andere dingen gedaan heeft?”
Je gaat niet naar de informatievergaderingen die het gerecht voor de families van de slachtoffers organiseert?
Sharon: “Ik ben daar nooit naartoe gegaan. De mensen moeten beloven dat ze achteraf niks zullen vertellen van wat ze er tussen die vier muren gehoord hebben, en ze komen altijd teleurgesteld buiten. Dat is dus tijdverlies. Ik probeer mijn eigen leven te leiden. Ik praat nooit over de Bende met mijn vriendinnen. Dat zijn hun zaken niet, vind ik. Ik zou wel willen weten waarom ze zoveel mensen als konijnen hebben afgeschoten. Er moet een reden voor geweest zijn. Het enige wat het gerecht had kunnen doen, is de daders pakken. En dat is mislukt.”
Bron » Humo | Annemie Bulté | Juni 2001