Epiloog

Het verhaal van Albert Van Den Abiel

We proberen het uit te leggen

Aan het woord is Albert Van Den Abiel op de infovergadering in 2001 met de families van slachtoffers van de Bende van Nijvel. Hij woonde in 1985 tegenover het Delhaize-warenhuis van Aalst woonde. Tijdens de overval liep hij gewapend naar het warenhuis waar hij twee agenten in burger tegenkwam.

“Wat ik in uw theorie niet snap, is waarom ze mijn dochter toen nog van dichtbij hebben geëxecuteerd met een 9-millimeterpistool. En mijn schoonzoon. En mijn kleindochter.”
“Awel, mijnheer Van Den Abiel, dan zal ik u dat nog eens uitleggen zie.”
“Ja, doet u dat maar eens.”
“Kijk, deze mannen namen geen risico’s. Uw kleinzoon, den David dus, had gezien dat dat doekje voor het gelaat van de Reus was afgevallen. Hij had hem gezien, en dus vormde uw familie een bedreiging.”
“Wat zegt u daar allemaal?”
“Ge wilt het niet verstaan hé, mijnheer Van Den Abiel?”
“Er klopt niets van.”
“Kan iemand anders het hier eens trachten uit te leggen? Wij proberen dat al vijftien jaar…”
“Inderdaad! En al vijftien jaar lang zeg ik u: ze hebben éérst Thérèse, Gilbert en ons Rebecca afgemaakt. Pas daarna is dat doekje afgevallen! Dat staat zo in uw eigen pro justitia’s!”

Na het wegwerpgebaar van een van de magistraten is Albert Van Den Abiel (79) opgestapt. Voorgoed. En woedend. “Hij riep dat het hem niks meer kon schelen”, zegt een van de aanwezigen. “Hij riep ook iets over die R4 van de rijkswacht, en over hoge bescherming. Het is triest. Albert kende het dossier heel goed, stelde altijd heel kritische vragen. Ze hebben op zijn ziel getrapt. Een paar dagen na de vergadering krijgen we de man kort aan de telefoon.

Hij woont nog steeds op dezelfde plek als toen, in dat keurige flatje aan de Parklaan in Aalst, met aan de overzijde van de straat nog steeds de vestiging van Delhaize. Eén blik door het raam, en het is er allemaal weer. “Nee mijnheer. Die woensdag heb ik besloten dat ik er nooit meer over praat. Ik heb al die jaren nog een sprankel hoop gehad. Nu is het afgelopen. Ik leg er mij bij neer. Als de Belgische staat een doodseskader de baan op stuurt, dat toevallig jouw familie aan flarden schiet, dan sta je machteloos.

Albert Van Den Abiel is niet de enige die alle hoop lijkt te hebben opgegeven. “Deze week is dan ook nog een advocaat die heeft afgehaakt”, zucht Marie-Jeanne Callebaut, weduwe van de eveneens in Aalst vermoorde Jan Palstermans. “Nu willen ze de Bende in het buitenland gaan zoeken, bij een of andere geheime militaire dienst. Er moet een spijtoptantenwet komen. Dán kunnen ze weer verder speuren. Zie, daar hangt dan weer zo’n wortel. Als, als, als… De verdoken boodschap, vorige week, was simpel: ‘Het zit hoog, mensen, héél hoog en vér. Zo hoog en ver dat we het hier in België nooit gaan vinden.’ Wat kun je zeggen? Het lijkt een ideaal voorwendsel om niet meer te hoeven antwoorden op onze vragen.” Albert Van Den Abiel praat niet meer. Zijn geschriften zijn er wel nog.

De laatste stopplaats

“Zaterdag 9 november 1985. Ik heb zojuist mijn vrouw weggebracht naar de kapper. Ik doe de vaat. Er staan ons twee vrije dagen te wachten. Morgen is het zondag en maandag is het 11 november, het feest van Sint-Maarten. Sint-Maarten is in Aalst de dubbelganger van Sinterklaas. Ik bekijk de drukte aan de overkant. Natuurlijk beleeft de Delhaize een topdag. We hebben geen gemakkelijk leven achter de rug.”

“In de jaren vijftig vertrokken we naar Kongo. Teruggekomen in 1960, zijn we hier van nul herbegonnen. Ik mag niet klagen, als ik terugblik. We hebben een eigen zaak in auto-onderdelen. Mijn dochter Thérèse en schoonzoon Gilbert, die samen met mijn zoon Guy het bedrijf runnen, werken hard, nu ik mij langzaamaan terugtrek. Vanavond komen de kleinkinderen, Rebecca en David. Voor het avondmaal. Ik ga mijn vrouw halen. Thuis dekken we de tafel. Tegen zeven uur kijken we uit naar de kinderen. Die zijn vandaag mee gaan winkelen.”

“Plotseling, rond halfacht, klinken er schoten. We gaan kijken op ons terrasje. De deuren van Delhaize zwaaien open. Mijn vrouw klemt zich aan mij vast. Ik maak me los, ren naar de telefoon, en bel de hulpdiensten. Ik neem mijn revolver, die ik nog heb van in Kongo, mee en wil de Delhaize binnen. De weg wordt mij versperd door een man. ‘Halt, BOB’, roept hij. Een andere man komt naar buiten, met twee knaapjes aan zijn hand. In hun oogjes staat verschrikking. ‘Ik ben ook van de BOB’, zegt de man, en hij vraagt of ik hier woon. ‘Hun tante is doodgeschoten.’ Ik breng de kinderen naar mijn vrouw en ga nu terug, naar de parking, om onze kinderen te zoeken. De lucht is vol sirenegehuil. De politie heeft de ingang van de parking afgesloten. Er staat een massa volk, met ook veel bekenden. Iemand zegt: ‘Ze hebben Gilbert doodgeschoten. Rebecca is nog voor hem gesprongen. Ze riep: ‘Niet doen, want dat is mijn papa en hij heeft niets gedaan!’

Aalst wordt de laatste stopplaats van de Bende van Nijvel. De acht doden brengen het totaal op 28. De buit: 200.000 frank. De absurde kerngegevens zullen de parketten in Nijvel, Dendermonde en Charleroi jarenlang niet kunnen beletten vol te houden het de Bende “om geld, alleen om geld” te doen was. Een detail: de 200.000 frank die in Aalst werd buitgemaakt, bestond uit muntstukken. Albert Van Den Abiel heeft nooit veel contact gehad met de media.

Hij ging in 1997 wel getuigen voor de Bendecommissie bis, deed toen zijn verhaal in enkele bladen, maar hield de voor hem belangrijkste gegevens altijd voor zich. Zo werd dat ene macabere feit – voor zover we konden nagaan – tot nu toe enkel beschreven in enkele van de miljoenen pagina’s die het Bendedossier telt. Nadat Thérèse Van Den Abiel (39), haar man Gilbert Van de Steen (43) en hun dochter Rebecca Van de Steen (14) op de parking van de Delhaize waren beschoten met de obligate riotguns, is De Reus op hun lichamen toegestapt om ze van dichtbij rustig een genadeschot te geven met een blijkbaar voor dit “fijnere werk” speciaal meegebracht 9 mm.-pistool.

Daarna zet hij de achtervolging in op David (9). Die is het warenhuis weer ingerend en tracht zich samen met een klasgenootje te verstoppen achter een rekje damesbladen. “Niet kijken!”, hoort hij de man met het doekje roepen, voor die van dichtbij schiet. Dat David het overleefde, was een medisch mirakel. Hij is een van de weinigen die ooit De Reus van dichtbij heeft gezien. Hij zal de speurders aan een robotfoto helpen en op zeker ogenblik ook wijlen Patrick Haemers, topgangster uit de jaren tachtig, aanwijzen. Hij oogst alleen scepticisme. “Die jongen heeft het moeilijk”, zuchten de speurders. Dat is ook ontegenzeglijk zo. David Van de Steen zal na de vele maanden in het ziekenhuis nooit meer naar school gaan. Alles wat hem rest aan mentale energie gaat op aan het bedwingen van de angst, zal een psycholoog analyseren.

De begrafenis van Thérèse, Gilbert en Rebecca.

De begrafenis van Thérèse, Gilbert en Rebecca.

De vlucht van de rijkswacht

Net als bij de meeste nabestaanden gaan er voor Albert Van Den Abiel jaren overheen voor hij zich actief voor het onderzoek gaat interesseren. Verwerken kost tijd. Wat de oude koloniaal het meest intrigeert, is het lichtbeige R4’tje met twee rijkswachters in. Hij heeft het toevallig kort voor de aanslag van op zijn terras in de Parklaan zien staan. Het is enkele minuten voor de komst van de Bende weggereden, terwijl het geacht werd te wachten tot een geldtransporteur de dagopbrengsten komt ophalen (elektronisch betalen kan in die tijd nog niet). Alsof de inzittenden gewaarschuwd zijn dat over enkele minuten de hel zal losbarsten. En dan zijn er nog die twee BOB’ers. Dat er die avond één toevallig in de Delhaize loopt te shoppen, oké, denkt Van Den Abiel. Maar twee?

Denkt hij nu werkelijk dat de rijkswacht de Bende ondersteunde door klokvast de eigen troepen terug te trekken? Dat denkt hij inderdaad, en hij niet alleen. Verschillende mensen die die avond het R4’tje zagen en erover willen getuigen, worden door de rijkswacht weggestuurd. De officiële versie van de twee rijkswachters in het R4’tje staat beschreven in hun proces-verbaal 5337 van 9 november 1985. Ze reppen met geen woord over het waarom van het verlaten van hun positie.

Ze zeggen via de radio te zijn gewaarschuwd over de overval en te zijn teruggekeerd. Verder klinkt hun verhaal heldhaftig. Ze beschrijven hoe ze uitstappen en samen met de gemeentepolitie dekking zoeken wanneer de Golf GTI met de openstaande kofferdeur wegrijdt en zien hoe De Reus met zijn riotgun de agenten onder vuur neemt. Het pv vervolgt: “Een politievoertuig zet de achtervolging in, kort daarna gevolgd door een rijkswachtploeg. Wij lopen terug naar hun voertuig en zetten eveneens de achtervolging in via een andere rijksweg.”

Tegenover de Bendecommissie-bis betoogde Van Den Abiel dat leugens te herkennen zijn aan kleine details die aantoonbaar niet kloppen. In 1985, zegt hij, was er maar één berijdbare rijksweg tussen Aalst en Ninove. En toch. Volgens diverse rijkswachtdocumenten zette het R4’tje wel degelijk de achtervolging in. De weinige ooggetuigen van wie het relaas achteraf aanhoord, vertellen iets anders. Cafébaas V.W. zag vanuit zijn raam alles gebeuren.

In het aan hem gewijde pv 2072 van 19 november 1985 staat: “Ik wil er nog aan toevoegen dat, alvorens de gangsters weggereden zijn, de rijkswacht er aangereden kwam met een R4, doch deze reed van het rondpunt naar de Parklaan.” Als dat klopt, reed de R4 in de omgekeerde richting van wat de inzittenden beweren. “Daar begon Albert Van Den Abiel woensdag wéér over”, zegt een van de aanwezigen. “Na al die jaren kreeg hij nog steeds geen bevredigend antwoord op zijn vragen over dat R4’tje en die valse verklaring.

Het grote taboe

Van Den Abiel had nog meer vragen. “Het was tijdens die infovergaderingen altijd hetzelfde”, zegt Callebaut. “Hij is er rotsvast van overtuigd dat het rijkswachters zelf waren die achter de aanslagen zaten. En dat is tot vandaag inderdaad nog steeds hét grote taboe, daar in Jumet. Je mag over alles vragen stellen, en je mag pistes aanbrengen, zoveel je wilt. Als ze maar niet leiden naar de rijkswacht of naar de bekende extreem-rechtse figuren daarrond, zoals een Robert Beijer, Madani Bouhouche, Martial Lekeu of Christian Amory. ‘Die hebben we aan de leugendetector gelegd en ze zijn geslaagd’, heet het dan. Dus, vinden ze, hoeft er verder geen tijd meer te worden verloren met die piste.”

Bouhouche en Beijer zijn in de vroege jaren tachtig wetsdienaren bij de BOB, gangsters, wapenfreaks en openlijke sympathisanten van extreem-rechts. In een garagebox van Bouhouche zullen wapens teruggevonden worden die in mei 1985 zijn gestolen bij FN-ingenieur Juan Mendez. Er gaan verdenkingen als zouden hier wapens tussen zitten van de Bende. Baillistische experts betwisten dat. Kort voor hij begin 1986 wordt vermoord, heeft Mendez laten blijken dat hij denkt dat Bouhouche en Beijer achter de Bende-raids te zitten. Dat ligt lastig, want het zijn altijd goede kennissen van hem geweest.

Een spoor

Op 28 december 1985, anderhalve maand na de aanslag in Aalst, laat de politie van Elsene op het Flageyplein een fout geparkeerde BMW 520 met nummerplaat FHV 715 wegtakelen. Enkele dagen later krijgt de eigenaar het proces-verbaal, de factuur van takelfirma Les Dépanneuses Orange (8.403 frank) en het verzoek om zijn wagen daar te komen ophalen in zijn brievenbus. In dit geval is dat die van Albert Van Den Abiel. Hij schrijft een briefje terug: ik bezit geen BMW 520 en ik heb andere dingen aan mijn hoofd dan uitstapjes te maken naar Brussel. Een ambtelijke fout? Niet echt. Op de BMW zit een kopie van de plaat van Van Den Abiels Mercedes 230E. Gangsters doen dat wel vaker, valse platen op hun wagens schroeven. Het toeval, zo lijkt het, wou gewoon dat ze er deze keer de zijne hadden uitgepikt.

Op 19 januari 1995 bekeurt de politie van Antwerpen in de Euterpastraat in Berchem een Peugeot 309. Het verzoek om een boete van 2.000 frank te betalen, belandt alweer in de brievenbus van Van Den Abiel. Ook nu weer is de nummerplaat FHV 715. “Ik ben machteloos en verdomd alleen”, besluit Van Den Abiel de brief waarin hij het Antwerpse parket erop wijst dat dit nu al de tweede keer is. Hij brengt ook de Bende-magistraten op de hoogte, maar kan hierover in de Bendecommissie-bis alleen zeggen: “Ik heb er verder niks meer van gehoord.”

Op 6 september 1989 meldt zich een anonieme getuige in het kantoor van de Dendermondse substituut Acke (die zes jaar later in hoogst intrigerende omstandigheden zelfmoord zou plegen). Raymond Acke is op dat ogenblik bevoegd voor het onderzoek naar de raid in Aalst. De getuige legt uit dat álle wagens die de Bende gebruikte, na te zijn gestolen, voorzien werden van “reproducties van bestaande nummerplaten”. Voor de substituut is dat geen nieuws. Die luttele keren dat een getuige een nummerplaat wist te onthouden, leidde de combinatie altijd weer naar een bestaande plaat. Maar, beweert de getuige nu, de Bende vulde niet zomaar wat in: “Deze nummerplaten vindt men terug op auto’s die regelmatig geparkeerd staan in de wijk rond de Avenue des Coccinelles te Watermaal-Bosvoorde. Juan Mendez woonde daar van april 1969 tot februari 1981.” Hij kwam er daarna nog vaak, zegt de getuige, want zijn moeder bleef in dezelfde buurt wonen.

Mendez woonde niet in Aalst. Hij kende de stad anders wel, héél goed zelfs. Van 1971 tot 1973 werkt Mendez bij motorhandelaar P. in de Gustaaf Papestraat in Aalst. Hij sleutelt er in het atelier wat aan motoren, en volgens sommigen ook aan wapens. Hij komt er ook in contact met wapenhandelaar B., die vlakbij een schietstand uitbaat. Tot een eindje in de jaren tachtig zal Mendez geregeld over de vloer komen bij zowel P. als B. In de schietstand ontmoet hij Madani Bouhouche. Wanneer de Brusselse vrienden overkomen, dan parkeren ze hun auto’s vaak bij P., in de Gustaaf Papestraat. Ook Albert Van Den Abiel heeft een bedrijf dat wat doet met motoren. Het is in die periode gevestigd in de Sint-Jobstaat en is in de loop der jaren achterwaarts uitgebreid. Van Den Abiel heeft een pand kunnen opkopen in de straat die toegang biedt tot de straat die parallel loopt. En dat is de Gustaaf Papestraat. Van Den Abiel en P. zijn met andere woorden buren.

“Ik heb altijd de stellige overtuiging gehad dat mijn dochter de daders kende.”

Tijdens zijn verhoor door de Bendecommissie-bis ging Van Den Abiel uitvoerig in op de 9 mm.-kogels die op de al halfdode lichamen van zijn dochter, schoonzoon en kleindochter werden afgevuurd. Dit was overduidelijk een geval van shoot to kill. Buiten de acht doden vielen er in Aalst ook nog eens zeven zwaargewonden. Zij mochten blijven leven. “Maar mijn familie blijkbaar niet”, aldus Van Den Abiel. “Ik heb altijd de stellige overtuiging gehad dat mijn dochter de daders kende.”

“Ik leid dat af uit de manier waarop ooggetuigen de raid beschreven. Nog voor het eerste schot moet mijn dochter iets hebben geroepen waaruit op te maken viel dat deze mannen waren gekomen voor háár, voor haar man en voor haar kinderen.” Thérèse Van Den Abiel en Gilbert Van de Steen werkten eveneens in het motorenbedrijfje in de Sint-Jobstraat. In het Bende-dossier is de link naar de parkeer- en takelboetes van Albert Van Den Abiel nooit gelegd. “En zoals ik zeg”, klinkt het korzelig aan de telefoon. “Het hoeft niet meer. Ze kunnen allemaal de pot op.”


Bron » De Morgen | Douglas De Coninck | 9 Juni 2001