Interview Bozidar Djuroski
Bozidar Djuroski was 15 toen zijn vader werd doodgeschoten door de Bende van Nijvel
“Elke ochtend als ik wakker word, is het eerste waar ik aan denk: de overval. De schoten op de parking waarvan we dachten dat het vuurwerk was. Mijn vader die roept dat ik moet gaan liggen. Het gezicht van de dader die zijn wapen op ons richt. De ruiten van onze bestelwagen die uit elkaar spatten. De enorme pijn in mijn zij; ik kan niet meer ademen. Elke ochtend denk ik eraan. Zelfs nu, zevenentwintig jaar later. Ik krijg het niet uit mijn hoofd.”
Bozidar Djuroski was vijftien toen hij zijn vader zag sterven tijdens de overval van de Bende van Nijvel op de Delhaize in Eigenbrakel, op 27 september 1985. Hijzelf raakte zwaargewond. Met Humo keert hij voor het eerst terug naar de plek waar zijn leven veranderde in een hel.
Zijn gezicht geeft geen krimp. Zijn donkere ogen spieden vanachter zijn brilglazen. Zijn smalle mond verraadt geen emoties, maar ze zijn er wel. Op dit ogenblik is het woede. Een enorme, allesverterende woede tegenover de daders. Hij wandelt langs de betonnen wand van de Delhaize, zet zijn kraag omhoog en rilt: “Wat is het koud.” Het is niet druk op de parking, mensen met boodschappenkarretjes haasten zich warm ingeduffeld naar hun wagen.
Een doordeweekse ochtend in de Delhaize van Eigenbrakel. Hier sloeg de Bende van Nijvel op vrijdag 27 september 1985 hard en bloedig toe. 20.07 uur. Drie gangsters met carnavalsmaskers stappen uit een donkere wagen, gijzelen een jongen van dertien op de parking en lopen met hem als menselijk schild naar de winkel. Ze knallen een klant neer die hen in de weg loopt en stormen binnen, brullend en schietend.
In paniek stuiven de klanten naar de achterkant van de winkel en zoeken dekking achter de rekken. “Een overval! Een overval!” Een gangster beveelt klanten en caissières om braaf neer te knielen. Een klant die dat bevel niet snel genoeg opvolgt, wordt neergemaaid door een salvo uit een riotgun. Eén van de boeven beveelt een caissière om de kassa’s leeg te halen: “Vlug wat, of we maken de jongen af.”
Met een buit van iets minder dan 400.000 frank (10.000 euro) verlaten de gangsters de winkel. Op de parking laten ze het gegijzelde jongetje vrij en lopen ze naar hun vluchtwagen. Dan ziet één van hen in het schijnsel van een lantaarnpaal een vader met zijn zoon in een bestelwagen zitten. Op enkele meters van de bestelwagen brengt de gangster zijn wapen in aanslag en vuurt verschillende keren. De ruiten verbrijzelen, de vader zakt bloedend ineen op het stuur, zijn zoon raakt zwaargewond door verscheidene kogeltjes in zijn zij en zijn borst.
Slivovitsj
“We zouden die avond bij vrienden van mijn vader op bezoek gaan”, vertelt de zoon, Bozidar Djuroski, inmiddels drieenveertig jaar oud. Bozidar Djuroski: “Mijn moeder had er totaal geen zin in, maar om mijn vader plezier te doen gingen we toch. Ze wilde niet met lege handen aankomen, en daarom stopten we aan de Delhaize om een fles slivovitsj te halen. Mijn moeder, mijn zus Nalacha en mijn nichtje gingen de winkel binnen, ik bleef met mijn vader in de bestelwagen wachten.”
“We luisterden naar zijn cassettes met Joegoslavische muziek. Het was een warme nazomeravond in september, en heel druk op de parking. Aan de kant stond een venter gele bloemen te verkopen. De muziek stond vrij hard en ik lette verder niet op wat er buiten gebeurde. We hoorden een paar knallen, ik dacht dat het vuurwerk was. Mijn vader moet zich het eerst gerealiseerd hebben dat het iels anders was, want plots schreeuwde hij: ‘Ga liggen!'”
“Ik zag nog net een man die met een wapen op ons afkwam, klaar om te schieten, en dook naar beneden. Het volgende ogenblik voelde ik een enorme pijn in mijn rechterzij. Ik kon mijn arm niet meer bewegen, kon niet meer ademen. Het ging allemaal heel snel. Door de kogelinslagen in onze bestelwagen weet ik dat ze nog verschillende keren hebben geschoten om ons allebei te doden. Er zijn kogels die me rakelings gemist hebben, maar dat herinner ik me niet, ik had zoveel pijn. Ik weet dat ik het portier met mijn linkerhand heb opengedaan, en ik ben naar de winkel gestrompeld. Achteraf bekeken was dat misschien niet zo slim, want misschien waren de gangsters nog in de buurt. Maar daar dacht ik op dat moment niet aan.”
En je vader? Hoe was het met hem?
Djuroski: “Dat weel ik niet, ik heb niet naar hem gekeken. Daar heb ik nog altijd spijt van. Ik heb gewoon mijn instinct gevolgd en ben naar de winkel gelopen om hulp te zoeken. Daar hebben ze mij op een bruin tapijt in de ingang gelegd. In de chaos kwam mijn moeder aangelopen. Ze had zich tijdens de overval achteraan in de winkel verstopt met mijn zus en mijn nichtje. Ze zag me liggen en zei tegen mijn zus: ‘Kijk wat ze met die arme jongen gedaan hebben!’ Ze had me niet eens herkend, ik zat helemaal onder het bloed. ‘Ga kijken hoe hel met papa is’, kon ik nog uitbrengen.”
Rosemarie Djuroski loopt naar buiten, naar de doorzeefde bestelwagen van de familie Djuroski. Haar man Bozidar, drieënveertig jaar – hij draagt dezelfde voornaam als zijn zoon – ligt bloedend met een groot gat in zijn hoofd op het stuur. Hij zal diezelfde avond nog overlijden en wordt het vijftiende dodelijke slachtoffer van de Bende van Nijvel.
In 1982 en 1983 hebben de Brabantse moordenaars verschillende overvallen gepleegd, voornamelijk op supermarkten, waarbij de belachelijk lage buit in complete wanverhouding staat tot het bloedvergielen. De politie staat machteloos. België is getraumatiseerd door de ongrijpbare Bende. Na de overval op de Delhaize in Beersel op 7 oktober 1983, waarbij de filiaalhouder wordt afgemaakt, houdt de terreurgolf plots op. Twee jaar gaan voorbij zonder slachtingen.
Op 27 september 1985 keert de Bende terug, nog gewelddadiger dan eerst. Tussen het eerste en het tweede bloedbad van de herfst van 1985 ligt nauwelijks een kwartier. Om 20.12 uur hebben de gangsters de parking van Eigenbrakel verlaten, en terwijl de hulpdiensten daar de klanten in shocktoestand aantreffen, zitten de gangsters al in Overijse, over de taalgrens, waar ze nog een Delhaize overvallen en vijf dodelijke slachtoffers maken. Tol van de avond: acht doden, verschillende zwaargewonden. Het Ievert de boeven net geen miljoen frank (25.000 euro) op.
Bericht aan de slachtoffers
Op maandag 5 maart 2012, hield het parket van Charleroi voor het eerst in zeven jaar nog eens een informatievergadenng voor de families van de Bende-slachtoffers. Justitieminister Annemie Turlelboom kwam voor de gelegenheid naar Charleroi afgezakt. De vorige vergadering dateert van zeven jaar geleden, en sindsdien is er in het speurdersteam van de Cel Waals Brabant in Charleroi veel veranderd: na het vertrek van onderzoeksleider Lionel Ruth (verdacht van het achterhouden van een bewijsstuk) en onderzoeksrechter Jean-Paul Raynal (door zijn procureur gedwongen om op te hoepelen), stapte ook de meest strijdlustige Bendespeurder Eddy Vos twee maanden geleden ontgoocheld op.
Daarmee zijn de speurders met de meeste ervaring uit het onderzoek verdwenen. De nieuwe speurders zijn van nul af aan begonnen, en concentreren zich, onder leiding van de nieuwe onderzoeksrechter Martine Michel, weer op de politieke piste: die van WNP (Westland New Post) en extreemrechtse groeperingen, die door het zaaien van terreur een ruk naar rechts wilden bewerkstelligen in de Belgische politiek. Een spoor dat tien jaar geleden ook al eens is onderzocht.
Bozidar Djuroski gaat zeker naar de vergadering. Djuroski: “De speurders hebben nog drie jaar voor de zaak verjaart. Dat is nog veel tijd, en tegelijk heel weinig. Ik heb nog altijd een beetje hoop. Ik zou het ondraaglijk vinden om te moeten sterven zonder dat ik de waarheid ken. Dus ja, als je me vraagt of het een goed idee is dat ze de zaak zouden classificeren als een misdaad tegen de mensheid, zodat ze nooit meer zou verjaren, dan stem ik absoluut vóór.”
Bozidar heeft vandaag een vriendin en twee kinderen, maar verder is zijn leven allesbehalve normaal verlopen. De jongen die door de overval een long verloor maar de kogelregen als bij wonder overleefde, is één van de meest getraumatiseerde Bendeslachtoffers. Op een zeldzaam interview na heeft hij nooit gesproken over de herinneringen die hij al bijna drie decennia meetorst.
Badkamerritueel
Djuroski: “Ik heb lang getwijfeld of ik u zou ontmoeten, want ik vind het nog altijd heel moeilijk om er over te praten. Mijn moeder weet bijvoorbeeld niets van dit gesprek af. We hebben het nooit met elkaar over de feiten. Zij niet, ik ook niet. Als ze me ziet, zegt ze: ‘Je bent altijd zo gehaast. Je bent nerveus.’ Ze weet niet hoe slecht ik me nog altijd voel, en ik wil het haar ook niet vertellen. Ik wil haar met nog méér verdriet doen.”
“De overval, ik denk er constant aan. Zeker nu er weer veel rond de Bende te doen is. Ik sta ’s morgens op, ga me scheren in de badkamer, en in de spiegel zie ik de film zich opnieuw afspelen. De muziek van mijn vader in de auto, de luide knallen, het gezicht van de dader die op ons geschoten heeft. Hij had een donkere, indringende blik die ik nooit zal vergeten. Ik zal me ook altijd de rit in de ambulance naar het Ziekenhuis herinneren. Naast mij lag nog een man, volledig onder het bloed, voor zijn leven te vechten. lk hoorde gerochel, zijn wanhopige pogingen om te ademen, die plots stopten. Ik vraag me af of dat mijn vader was, ik hoop van niet. AI die beelden malen constant door mijn hoofd, terwijl ik autorij, als ik eten kook, zelfs als ik met mijn kinderen bezig ben.”
“Ik heb geen nachtmeries, maar elke ochtend komt de molen op gang. Ik wou dat het stopte. Het lukt maar niet om die beelden van mijn netvlies te krijgen. Sinds anderhalf jaar ben ik in therapie. Op vraag van mijn vriendin. ‘Als je het niet voor jezelf wil doen, doe het dan voor mij en de kinderen,’ zei ze. Ze heeft natuurlijk gelijk. Ik ben snel geïrriteerd of boos en ik heb weinig geduld met de kinderen, terwijl het toch hun fout niet is. Het beïnvloedt je Ieven en je relatie zo ingrijpend. Toch wou ik vroeger nooit hulp zoeken. Ik zei tegen mezelf: ‘Ik heb geen probleem, het gaat goed met mij.’ Maar nee, het ging niet.”
“Onlangs zag ik een reportage van een man die door een ongeval van de ene dag op de andere in een rolstoel was terechtgekomen. Hij had zich schrap gezet en was er als een herboren mens uitgekomen. Ik zou dat ook willen. Maar ik slaag er niet in. Ik weet niet hoe de andere slachtoffers het ervaren, maar ik heb moeite om te leven.”
Geen traan gelaten
Bozidar heeft de Delhaize van Eigenblakel na de overval nooit meer bezocht. Vandaag is de eerste keer. Djuroski: “Soms moet ik hier langs de grote baan passeren, en dan zie ik de vlag met het Delhaize-leeuw van ver wapperen. Daar word ik al ongemakkelijk van. Ik heb me vandaag mentaal goed voorbereid omdat ik wist wat er ging komen. Het is extra confronterend omdat we naar hier zijn gereden langs de kleine baantjes, langs precies dezelfde weg die we die avond ook hebben genomen.”
De ingang van toen is vervangen door een moderne draaideur. “Ik geloof dat we hier ergens stonden”, zegt Bozldar, en hij wijst naar een parkeerplaats met uitzicht op de draaideur, net onder een roestige lantaarnpaal. “In ieder geval niet verder dan een meter of dertig van de ingang.”
Wat voel je nu?
Djuroski: “Een enorme colère. Ik voel mezelf overlopen van woede tegenover de daders. Soms wou ik dat ze vandaag opnieuw zouden beginnen om te kijken of de politie hen nu wel zou vinden, met de moderne technieken, DNA-onderzoek en zo. Niet dat ik wil dat er nog slachtoffers vallen, maar het is zo onrechtvaardig! Het is vreemd: hoe ouder ik word, hoe meer woede ik voel. Wat ik nu ga zeggen is stout, maar als de daders ooit voor mij zullen staan, vermoord ik ze.”
Wat voor familie waren jullie eigenlijk?
Djuroski: “Een gelukkige familie. Er waren altijd veel kinderen in huis. Ik had een oudere halfzus en halfbroer uit een eerder huwelijk van mijn moeder, een zusje van vijf jaar jonger, en ook mijn twee nichtjes woonden bij ons in sinds hun moeder was gestorven. We woonden eerst in Charleroi, waar mijn ouders een restaurant hadden meI Slavische specialiteiten – mijn vader was afkomstig uit Macedonie. Hij was een zachte, vriendelijke man. Moeder noemde hem ‘Bosjko’. Toen het restaurant onteigend werd, zijn we naar Waterloo verhuisd en zijn mijn ouders met een brocante begonnen Ze hadden net een jaar voor de overval een huis gekocht met een atelier om meubels te restaureren.”
“Mijn herrineringen aan mijn kindertijd zijn vaag, het is de overval die ik nog scherp voor mij zie en die zoveel plaats inneemt. Dat ik gewond werd is één ding, maar dat ik mijn vader heb verloren, is veel erger. Ik was vijftien, het was de periode waarin hij me van alles begon te leren. Hoe hij meubels restaureerde, bijvoorbeeld. Hij wilde ons ook graag de taal van zijn geboorteland bijbrengen. Ik heb niet veel tijd met hem gehad. Ik heb alles op mezelf moeten ontdekken, al die dingen die vaders normaal aan hun zoons doorgeven. Ik ben er zeker van dat als hij het had overleefd, hij alles had gedaan om de daders te vinden. Soms wou ik dat hij nog leefde en dat ik dood was. Ik mis hem enorm. Er hangt geen foto van hem in huis, dat is te confronterend voor mij, maar hij zit hier, in mijn hoofd.”
“Waar ik het heel moeilijk mee heb: toen hij stierf, heb ik geen traan gelaten. Omdat het niet tot me doordrong. Ik herinner me in het ziekenhuis dat mijn moeder op de rand van het bed zat. Ze kwam elke dag. Ik vroeg waar papa was. Ze zei dat hij in een ander ziekenhuis lag. Ik schudde van nee, en zei: ‘Papa is dood.’ Ik heb helemaal niet geweend.”
Je mocht al na achttien dagen uit het ziekenhuis.
Djuroski: “Ja, de dokters zeiden dat het een mirakel was dat ik zo snel herstelde. Ik ben terug naar school gegaan alsof er niets gebeurd was. De kinderen van mijn klas waren heel aardig, ik kreeg van iedereen cadeautjes, maar ik zat met mijn gedachten ergens anders. Het was alsof wat ik had meegemaakt niet belangrijk was. Alsof het maar een droom was geweest. Jarenlang heb ik er ook niet aan gedacht. Ik sprak er met niemand over, ook niet met mijn moeder of mijn zus. Het was iets geheims. Ik had een muur om mij heen gebouwd, waar niemand door kon dringen.”
Hoe verging het jullie gezin na de overval?
Djuroski: “Mijn moeder heeft de brocante twee maanden later geslolen. Er stonden meubels in het atelier waar mijn vader mee bezig was, dat was te pijnlijk voor haar. Nog later is het gerecht onze bestelwagen, doorzeefd met kogels en onder het bloed voor onze deur komen zetten. ‘Voilà, die krijgt u alvast terug’. Maar mijn moeder wilde hem niet meer, zelfs niet als ze er al het goud van de wereld bij kreeg. Financieel kregen we het moeilijk. Mijn moeder had recht op een weduwepensioen van 12.000 frank (300 euro). Met zes kinderen!”
“Mijn zusje van tien had het erg lastig: ze kreeg nachtmerries en aanvallen van spasmofilie en moest in therapie. Ik was vijftien, ik zat in het derde middelbaar en volgde een kappersopleiding. Maar die heb ik moeten opgeven: de producten waar een kapper mee werkt waren veel te schadelijk voor mijn resterende long. Ik ben van school gegaan en heb mijn moeder een tijdje geholpen in de winkel. Maar het werk was te zwaar, ik was te verzwakt en snel buiten adem. Nog altijd trouwens.”
Kregen jullie geen schadevergoeding?
Djuroski: “Pas in 2002. We wisten niet wat we moesten doen om recht te hebben op zo’n schadevergoeding, niemand kwam ons ook iets vertellen. Dat jaar moesten we voor een commissie verschijnen, heel onaangenaam was dat. De mensen in die commissie ondervroegen ons op een heel afstandelijke manier. Alsof we moesten bewijzen dat mijn vader dood was en dat we het financieel moeilijk hadden. De hele familie samen heeft zo’n 2 miljoen Belgische frank gekregen, 50.000 euro ongeveer. Dat dekte onze kosten niet, maar ze zeiden dat we meer konden krijgen als ze de daders hadden teruggevonden. Een beetje degoutant, toch. Dat ik niet meer kan werken, dat ik elke week naar de therapeut moet dat kost allemaal veel geld. Mijn moeder is nu eenenzeventig, en ze werkt nog altijd omdat ze zo’n laag pensioentje heeft – anders komt ze niet rond.”
Welke letsels heb je?
Djuroski: “Als kind was ik heel sportief, ik rende altijd maar, nu kan ik geen honderd meter meer lopen, door die ontbrekende long. Ik kan vijf minuten met mijn zoontje voetballen, voorzichtig, en dan ben ik uitgeput. Soms ga ik met de kinderen zwemmen, maar ik kan mijn rechterarm niet meer omhoogtillen. Ik voel me altijd beschaamd als ik de mensen in het zwembad zie kijken naar mijn littekens, die over heel mijn romp lopen. Toen ik mijn vriendin leerde kennen, was ik bang dat ik haar niet zou bevallen, met die littekens en die ene long. Ik heb nog kogelbolIetjes in mijn lijf zitten, diep in het weefsel. Ik ben al verschillende keren geopereerd, maar zolang ik er geen last van heb, laten ze die zitten. Ik weet best dat ik geluk gehad heb: als ik me niet had neergelegd was ik ook dood geweest.”
“Ik heb vroeger het statuut van gehandicapte aangevraagd, maar niet gekregen: volgens een stom puntensysteem ben ik net niet hulpeloos genoeg. Ik heb veel spijt dat ik mijn kappersopleiding niet heb afgemaakt, want ik heb het moeilijk om werk te vinden. De enige plek waar ik aan een job schijn te kunnen raken, is de Delhaize. Dat heb ik verschillende keren geprobeerd. Ik dacht: ‘Ik moet het aankunnen om daar te gaan werken. Maar ik heb het telkens moeten opgeven. Ik werd altijd ziek en heel depressief. Tot mijn dertigste ben ik ten laste van mijn moeder gebleven, leuk is anders. Dertien jaar geleden heb ik mijn vriendin leren kennen en zijn we gaan samenwonen. Ik zit nu weer thuis met rugproblemen, maar ik zou graag werken. Ik wil weg uit dat isolement.”
Nummer vier
In 1997 heb je meegewerkt aan een reeks robotfoto’s die de speurders in het Bende-onderzoek toen verspreidden, op basis van getuigenissen onder hypnose.
Djuroski: “Ze zeggen dat je herinneringen vervagen door de jaren, maar bij mij is dat niet het geval. Het gezicht van de dader kan ik me nog heel scherp voor de geest halen. Met de jaren wordt het zelfs nog reëler, ook al heb ik het maar een paar seconden gezien. Hij droeg geen masker, wellicht had hij dat al afgezet.”
Je had die blik tien jaar eerder nog ergens anders gezien, in een rijkswachtkazerne in Aalst.
Djuroski: “Kort na mijn ontslag uit het ziekenhuis moest ik bij de speurders van de rijkswacht van Aalst komen, waar de Bende intussen ook had toegeslagen (de overval op de Delhaize op 9 november 1985, acht doden, red.). Daar kruiste ik in de gang een man die precies dezelfde blik had als de dader, heel expressief en donker. Ik kreeg bijna een hartaanval van ’t schrikken, maar ik heb het toen aan niemand verteld. Ik durfde niet. Pas na het tien jaar voor mezelf te hebben gehouden, ben ik ermee naar buiten gekomen. De speurders hebben me toen ondervraagd, en ik heb hem uit een line up gehaald: het was een rijkswachter. ‘Ik beschuldig u nergens van’, heb ik hem gezegd. ‘Ik herken alleen uw blik.’ De speurders hebben me verzekerd dat hun collega boven alle verdenking stond, dat hij destijds zells op de plaats van de Bende-overvallen was geweest. Nadien heb ik er nooit meer iets van gehoord.”
“In mijn therapie werken we nu vaak rond de herinnering aan de dader. We doen hypnosesessies en EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing, een behandelmethode voor traumatische ervaringen, red.). Eerst geloofde ik daar niet in, maar toen ik nog niet zo lang In therapie was, stond ik op een ochtend op en ik dacht niet meer aan de overval. Het was … weg! Eén maand heb ik er niet meer aan gedacht. Zelfs ’s ochtends niet meer. Alsof de herinneringen in rook waren opgegaan. Daarna is het wel teruggekomen. Volgens mijn psychologe is dat normaal. Ze zegt dat ik mijn pijn veel te lang voor mezelf heb gehouden, en dat dat alles nu veel moeilijker maakt. Ik was gesloten, als een schelp. Ik toonde mijn gevoelens aan niemand.”
Destijds was er geen enkeIe psychologische begeleiding voor slachtoffers van misdaden.
Djuroski: “Nee. En psychologen, dat was voor mensen die gek waren, en ik vond mezelf niet gek. Nu vraag ik me soms wel af: ‘Ben ik gek?’ Ik heb het nog altijd moeilijk om gevoelens of liefde te tonen. Natuurlijk hou ik van mijn kinderen en mijn vriendin, maar ik kan het hun niet tonen. Als er iets ergs gebeurt, ween ik nooit. Ik denk: ‘Ik heb niet geweend toen mijn vader dood was, dan heb ik ook met het recht om dat om iets anders te doen. Maar na een EMDR-sessie rollen de tranen over mijn gezicht, dan ben ik altijd verschrikkelijk in de war en opgelucht tegelijk.”
“Nu heb ik die sessies nodig. Als ik niet ga, ontplof ik. Terwijl de overval bijna dertig jaar geleden is! En toch lijkt het in mijn herinnering alsof het gisteren is gebeurd. Het is alsof mijn leven is blijven steken op die ene dag in september 1985, alsof de tijd is blijven stilstaan. Ik heb me gewoon niet gerealiseerd dat de jaren ondertussen voorbijgingen. Ik leefde voort van dag tot dag, zonder echt te leven. Nu nog heb ik het moeilijk om toekomstplannen te maken. Dat ik nooit met mijn vriendin getrouwd ben, is niet omdat ik niet van haar hou, maar omdat ik bang ben om me voor iets te engageren. Terwijl ik het eigenlijk wel wil.”
Dat moet toch enorm wegen op je relatie?
Djuroski: “Ja, ’t is bijwijlen heel explosief. Ik heb dikwijls zwarte gedachten, en ik heb al vaak aan zelfmoord gedacht. Met Kerstmis vorig jaar hadden we ruzie omdat ik weer zelfmoordgedachten had. ‘Je mag niet in het verleden blijven steken, het heden is ook belangrijk’, zegt mijn vriendin. Ik weet dat ze gelijk heeft, maar het is moeilijk.”
“Papa, courage”
Weten je kinderen wat er met je gebeurd is?
Djuroski: “We hebben het hun in grote lijnen verteld, zonder veel details. Mijn zoontje is tien en mijn dochter acht. Toen ze klein waren, stelden ze veel vragen over mijn littekens. Nu niet meer, ze weten het. ‘Hoe kunnen mensen zoiets doen?’ vragen ze, en dan kan ik niet antwoorden. Onlangs heeft mijn zoontje de video van een reconstructie gezien. Per ongeluk, op het internet. Mijn vriendin was er niet gelukkig mee, maar het was te laat. Hij zei: ‘Ik wist dat die meneren stout waren, maar niet dat ze zó stout waren.’ Hij praat er eigenlijk meer over dan ik. Hij is erg gevoelig. Vanmorgen wist hij wat we vandaag gingen doen, en hij ze me: ‘Papa, courage.'”
Je vriendin zei me dat je dit gesprek een jaar geleden niet had kunnen voeren, en dat je toen zeker niet naar de Delhaize had durven terugkeren.
Djuroski: “Ik ben nog heel angstig en heb nog vaak migraine, maar ik voel dat er dingen veranderen. Twee maanden geleden stierf een tante van mijn vader. Toen we haar huis leegmaakten, vond ik foto’s van de begrafenis van mijn vader. Dat was een schok: het werd plots allemaal heel concreet. Vreemd genoeg voelde ik me ook opgelucht. Ik heb het altijd moeilijk gehad om me echt te realiseren dat mijn vader dood was, want ik was niet naar zijn begrafenis geweest. Door die foto’s wist ik plots zeker dat hij dood en begraven was.”
Twee maanden geleden pas?
Djuroski: “Ja. Raar, hè. Ik weet dat hij het is die in de kist ligt: als je met een vergrootglas kijkt naar de letters op de kist, zie je zijn naam staan en de datum waarop hij gestorven is. Die foto’s zien heeft veel bij mij teweeggeblacht: alsof ik ontwaak uit een droom en alles tot me doordringt. Misschien had ik het allemaal sneller verwerkt als ik er vroeger over had gepraat, als ze de daders vroeger hadden gevonden. Dan had ik waarschijnlijk ook die haatgevoelens niet gehad. lk wil echt dat ze de schuldigen vinden. Dan pas zal er rust zijn in mijn hoofd.”
Bron » Humo | Annemie Bulté | Februari 2012