Netwerk

Het internationale netwerk

“De destabilisering van westerse staten”

Het is een publiek geheim dat de christelijke falangisten hun militaire campagne in Libanon grotendeels financierden met de opbrengst van een immense drugshandel. Anders gezegd, de falangistische wapenaankopen worden gefinancierd met winsten uit drugtrafiek. Dat Europa hierin een draaischijf is, staat buiten kijf. Ook in het onderzoek naar de Bende van Nijvel leggen de onderzoekers een verband met een omvangrijke wapen- en drugtrafiek, waarin de falangistische milities centraal staan.

Tijdens de jaren 1983, 1984 en 1985 stelt de Info-sectie III van de BOB van Waver een reeks vertrouwelijke rapporten op waarin de informatie over sporen van de ‘Libanese connectie’ naar de Bende systematisch worden toegelicht. Deze rapporten worden steevast bezorgd aan de generale staf van de rijkswacht en aan onderzoeksrechter Schlicker in Nijvel. De synthese-nota van 18 maart 1985 van de Waverse BOB is in dit rijtje rapporten allicht het allerbelangrijkste. Het document is zowat een analyse als een samenvatting van alle voorgaande stukken.

Wat blijkt, de Waverse BOB is er dan al van overtuigd dat de Bende van Nijvel ‘een internationale organisatie is, waarvan de activiteiten gericht zijn op de destabilisering van westerse staten’. Deze omschrijving staat te lezen op de eerste pagina van de synthese-nota. Tweeëntwintig bladzijden verder wordt deze stelling enigszins gerelativeerd: “In deze affaire zijn Belgische en buitenlandse drug- en wapentrafikanten betrokken, wier drijfveren zowel politiek als financieel zijn, evenals misdadigers die geboekt staan als gewelddadig, voor handel in verdovende middelen, diefstal en hold-ups. Deze personen staan rechtstreeks of onrechtstreeks met elkaar in verband.”

Uitgangspunt van de speurders uit Waver is de overval op wapenhandelaar Dekaise in september 1982. Sleutelfiguren in het Waverse rapport zijn Willy Pourtois, een illegale wapentrafikant uit Kraainem met goede contacten in Zuid-Afrika, en Willy van Baelen, een handelsadviseur uit Sint-Lambrechts-Woluwe, een man die bijzonder goede contacten onderhoud met falangistische milities in Libanon. In het recente verleden was van Baelen in Frankrijk betrokken bij een poging tot moord en een ophefmakende uraniumsmokkel.

De eerste onderhandelingen

Via Louis van Espen, een Brusselse zakenvriend, komt van Baelen in contact met Pourtois die hem op zijn beurt introduceert bij de Britse generaal op rust David Montgomery Kee. Deze introductie leidt tot een zakelijke alliantie tussen Montgomery Kee en van Baelen. Deze laatste wordt afgevaardigd bestuurder in het door de familie Montgomery gecontroleerde bedrijf Nutribel International Industries (NII), een bedrijf dat actief is in de zware internationale wapenhandel.

Volgens de synthese-nota van de Waverse BOB deed NII zaken met het door de Bulgaarse geheime dienst gecontroleerde staatsbedrijf Kintex. Uit telexen die werden teruggevonden blijkt dat zowel Pourtois als NII op het kruispunt zaten van een internationale trafiek waarbij tussen Kintex en de falangistische milities wapens tegen drugs worden geruild. Op het moment dat de Waverse BOB zich grondig met de Libanese filière begint bezig te houden, zorgen de beheerders van NII ervoor dat de zaak over kop gaat. Op 25 oktober 1984 wordt het bedrijf failliet verklaard.

Via de Luikse wapenfirma Centaure komen Pourtois, van Baelen en Montgomery Kee tijdens de zomer van 1982 in contact met wapenhandelaar Dekaise uit Waver. Dekaise geniet op dat ogenblik een groeiende faam als ontwerper van speciale geluidsdempers en allerlei vernuftige accessoires die bij wapenliefhebbers erg in trek zijn. Na enkele onderhandelingen plaats Montgomery Kee in opdracht van het Amerikaanse bedrijf International Securiy Associates bij Dekaise een bestelling van 250 geluidsdempers voor Ingram-mitrailleurs. Om de zaak te beklinken komt Robert Gray, de directeur van International Security Associates, vanuit New York naar Brussel en betaalt Dekaise een voorschot van duizend dollar. Dekaise begint korte tijd later met de productie van enkele prototypes van de gevraagde geluidsdempers.

Een gigantische drugstrafiek

In dezelfde periode ontwerpt Dekaise ook een vernuftig prototype van een Beretta. Inmiddels begint Pourtois ook onderhandelingen met een delegatie Libanezen die optreden voor de falangistische milities, Pierre Attala, Kalil Moussalem, George Kasis en Youssef Chebib. Dit viertal wil verschillende soorten oorlogswapens kopen, waaronder Ingram-mitrailleurs. Youssef Chebib stelt zichzelf voor als een zakenman, beheerder van het import-exportbedrijf Cartrans in Brussel en lid van de Libanese geheime dienst.

Volgens de BOB van Waver is Chebib in de eerste plaats een grote drugtrafikant die werkt in opdracht van zijn op het eiland Cyprus verblijvende schoonvader Antoine Harrouk. Een tweede schoonzoon van Harrouk, Hani Chamoun, werkt op de Libanese ambassade in Brussel. In het BOB-rapport wordt Harrouk ‘de patron van de filière’ genoemd. Deze trafiek slaat vooral op de massale verscheping van Libanese hasj en heroïne uit Turkije. Dit gebeurt via het door de falangistische Kataeb-milities gecontroleerde deel van de haven van Beiroet naar Europa.

Grote hoeveelheden van deze drugs komen Europa binnen via de haven van Antwerpen. De drie Libanezen die Chebib naar Dekaise vergezellen, Attala, Moussalem en Kasis, worden door de BOB van Waver omschreven als kleinere drugshandelaren. De vier Libanese drugstrafikanten werken voor de distributie van heroïne en cocaïne nauw samen met dealers als Hage Maroun, Marcel Castris, Francis van Binst en Bruno Farcy, figuren waarvan de namen ook opduiken in de affaire François.

In maart 1985 stelde de BOB van Waver een vertrouwelijk rapport op met betrekking tot de overval bij wapenhandelaar Dekaise. De onderliggende hypothese van het rapport staat uitdrukkelijk vermeld: “Deze onderzoekingen werden gedaan ervan uitgaande dat de aanslag werd bevolen door een internationale organisatie, in het kader van een reeks acties die erop gericht zijn West-Europese staten te destabiliseren”. Om de inhoud van het rapport te kunnen begrijpen is het nodig enige stappen terug te zetten in de tijd.

Internationale smokkel van uranium

Een smokkel over heel West-Europa

Eind juli ’81 verspreidt het persagentschap AFP een bijzonder vreemd bericht. De telex stelt: “In Parijs werden zes personen in beschuldiging gesteld wegens internationale smokkel van uraniumstaven.” De uraniumtrafiek heeft als bestemming Lybië. De zes beklaagden zijn een Joegoslavische im- en exporteur, een ingenieur, een privé-detective die zich liet doorgaan voor een ambtenaar van de Franse sûreté, een internationaal makelaar, een kunstboekbinder en een cardiologe, Nelly Azerad genaamd. Een 70-jarige generaal die ook deel uitmaakte van de groep, was veertien dagen voor de arrestatie overleden. In feite was de revelatie van de uraniumsmokkel niets meer dan een uitloper van het onderzoek naar de moord op de Franse volksvertegenwoordiger en gewezen minister, prins Jean de Broglie, een geruchtmakende zaak in Frankrijk.

Een hoop donkere details wezen op de aanwezigheid in het niet te ontwarren scenario van de Service d’Action Civique, kortweg SAC genoemd. De zaak de Broglie had trouwens nog andere verrassende uitlopers. Zo bleek de Broglie de hand te hebben in een omvangrijk zakenimperium dat onder het directe toezicht stond van topkaders van Opus Dei. Daarbovenop bleek dat de prins intense zakenrelaties onderhield met wapenhandelaars uit het Nabije Oosten. Maar terug naar de uraniumtrafiek. Onder de arrestanten bevond zich dus Nelly Azerad. Zij was in ’73 al betrokken geweest in een schandaal waarbij medische getuigschriften aan gevangen werden verkocht.

Vele drugcaïds uit de Franse maffia zijn toen via deze weg erg snel vrijgekomen. De overste van Azerad, dokter Georges Fully, werd in het kader van heel deze affaire met een bompakket in de gevangenis geëlimineerd. In het kader van de zaak de Broglie werden de telefoongesprekken van Azerad afgeluisterd. Een gewezen patiënt van Azerad, nog uit de tijd dat zij werkte in Fresnes, had haar ervan beschuldigd contact te onderhouden met de hoofdverdachte. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken bleek inderdaad dat Azerad volop in de zaak de Broglie betrokken was, maar er was meer. Op de tapes waren ook hele passages die betrekking hadden op ‘wapenhandel met Libanon’.

Deze fragmenten vormden het eerste spoor in de zaak van de uraniumtrafiek. Na de arrestaties van de zes in Parijs werd niet enkel in Frankrijk een onderzoek ingesteld, maar ook in Zwitserland, het Groot-Hertogdom Luxemburg en eveneens in Beglië. Er kwam een rogatoire commissie naar ons land om een zekere Willy Van Baelen te ondervragen in verband met de uraniumtrafiek. Van Baelen noemt zichzelf handelsadviseur, hij is in 1937 in Lommel geboren en is woonachtig in Sint-Lambrechts-Woluwe. Van Baelen zelf vertelt dat hij in het verleden werkte bij de Franse bandengigant Kléber en vanuit die periode goede contacten onderhield bij belangrijke Franse firma’s.

Als ‘handelaar’ had hij afnemers als Bokassa, Bongo en Kadhaffi. In ’81 werd hij gecontacteerd door iemand die zich voorstelde als ‘een kolonel van de NAVO’, die hem vroeg een verhandeling van uranium met Frankrijk te doen. Volgens die kolonel moest hij in contact treden met een Fransman uit de directe omgeving van Nelly Azerad. Van Baelen liet een en ander uitpluizen door een advocaat. Die zou geattesteerd hebben dat de hele zaak in orde was, meer bepaald dat de kolonel in kwestie wel degelijk een NAVO-militair was.

Uiteindelijk werd de hele affaire afgedaan als een farce, een oplichting. Van Baelen werd niet in beschuldiging gesteld en ging, na nogmaals te zijn ondervraagd door Interpol Nederland, volkomen vrijuit. Onderzoeksrechter Coppetiers ’t Wallant sloot het dossier af. Het zal Willy Van Baelen zijn die opnieuw centraal komt te staan in het BOB-rapport van Waver. Volgens dat rapport onderhield hij uitzonderlijk goede contacten met Libanese falangisten uit Beiroet, en werkte hij in opdracht van een zeker Hage Maroun, een Palestijn met een Libanese identiteitskaart.

Nutribel International Industries

Bommen, obussen en kanonnen

Het rapport maakt melding van het feit dat Van Baelen amper een half jaar na de uraniumzaak, begin ’82 dus, via een importeur exporteur van goederen en warenhuizen in contact komt met een zekere Willy Pourtois. Pourtois noemt zichzelf handelaar. In 1966 was de 75-jarige handelaar betrokken in een wapentrafiek via Frankrijk. In ’73 werd hij veroordeeld wegens valsheid in geschrifte en illegaal wapenbezit. Ondanks dat was Pourtois, ten tijde van het opstellen van het rapport, als wapenhandelaar ingeschreven in het register van de stad Brussel (vergunning nr. 24 van 30.01.76), afgeleverd door de vierde divisie van de Brusselse gemeentepolitie. Pourtois staat bekend als internationaal wapentrafikant in oorlogs- en defensiewapens. Hij voert geen regelmatige boekhouding, noch een nochtans verplicht wapenregister.

Het is deze bejaarde trafikant die Van Baelen in de loop van de maand februari 1982 introduceerde bij een Engelse ex-generaal, David Montgomery Kee, een familielid van dé Montgomery. Montgomery Kee, die een tijd in Birma vocht in zijn militaire hoogdagen, is beheerder van niet minder dan zeven ondernemingen, waaronder een wapenfirma, met name Rathmy Limited. De ex-generaal verblijft meestal in Londen, maar heeft tevens woningen in Texas en België. Van Baelen en Montgomery Kee slaan de handen in elkaar en worden zakenpartners in het bedrijf Nutribel International Industries, of kortweg NII genoemd. NII werd op 22 juli 1976 als PVBA opgericht. De zetel van het im- en exportbedrijf werd ondergebracht op de Louizalaan 405 in Brussel. In 1983 wordt NII omgevormd van PVBA tot NV.

Een vernietigend rapport van een revisor begeleidt de ingreep. “Op basis van het onderzoek van de bedrijfsboekhouding meen ik in de onmogelijkheid te zijn om een goedkeurend attest af te leveren met betrekking tot de activa en passiva die aan mij werden voorgelegd”, stelt de revisor. Het is op dat moment dat ook de raad van bestuur wordt aangepast en dat Van Baelen en Montgomery Kee er deel van gaan uitmaken. In 1984 wordt de maatschappelijke zetel van NII overgebracht naar de Herfststraat 22. Montgomery Kee wordt directeur, Van Baelen afgevaardigd bestuurder. Kee plaatst nog enkele familieleden in het bedrijf. NII levert zogenaamd aan warenhuizen.

In de praktijk gaat het om wapentrafiek, tot zelfs handel in vliegtuigen. In het kader van NII gaan er enkele opgemerkte transacties door. Zo stelt Kee op een bepaald moment een trafiek naar Pakistan voor, van Lissabon, Portugal. Het gaat om bommen, obussen en kanonnen. Kee legt de contacten in Pakistan, Van Baelen gaat naar Portugal om de zaken te bespreken met INDEP, de nationale Portugese wapenfabriek, en met de bankfinanciers.

Onderhandelingen met Centaure

De onderhandelingen over geluidsdempers van Dekaise

Verlaten we even het duo Kee-Van Baelen om wapenhandelaar Daniël Dekaise ten tonele te voeren. In mei 1982 kocht Dekaise een Beretta-mitrailleur, en past het wapen zodanig aan dat hij erin slaagt om er eigen-ontworpen, ultra-efficiënte geluidsdempers op te monteren. Met dit prototype trekt hij naar de firma Centaure in Luik, het bedrijf dat de vertegenwoordiging van Colt in België heeft. Centaure werkt al van ’76-’77 samen met Willy Pourtois. Deze laatste verkocht via het bedrijf in het verleden ondermeer wapens in Zuid-Afrika. Enkele dagen later wordt er vanuit Centaure getelefoneerd naar Dekaise. Willy Pourtois zal komen kijken naar de Beretta, ‘hij is geïnteresseerd in wapenaccessoires’, zo wordt aan Dekaise gezegd.

En Pourtois daagt inderdaad op, samen met Van Baelen; de mannen vinden elkaar, en er wordt over van alles en nog wat gepraat, onder andere over de fabricage van een aktetas waarmee geschoten kan worden, zonder te tas te openen. De ontmoetingen gaan op verschillende plaatsen door. Op sommige ogenblikken komt ook Montgomery Kee. Er worden op een bepaald moment zelfs gemeenschappelijke toekomstplannen gemaakt. De prototype-geluidsdempers vallen ook in de smaak. Er is interesse voor de fabricage van de dempers voor PM Ingram-mitrailleurs.

Montgomery Kee wil op een bepaald ogenblik een bestelling plaatsen van 250 zulke dempers voor de rekening van International Security Associates in New York, met bestemming Columbia. In juni 1982 vindt er een ontmoeting plaats tussen Van Baelen en Pourtois. Pourtois stelt hem Walther Schoefer voor. Schoefer is een Amerikaan die door International Security Associates naar België werd gedelegeerd.

De bestelling bij Dekaise concretiseert zich meer en meer, en Dekaise start met de productie van het prototype voor PM Ingram’s. Vanaf midden augustus ’82 is Robert Gray, de ‘big shot’ van International Security Associates, in het land. Hij stelt zich voor als de koper van de 250 bestelde Ingram’s plus dempers, en als lid van de ‘speciale diensten van de CIA die zich bezighouden met terrorisme en hold-ups’. Er vindt een ontmoeting plaats in het Brusselse Sheraton-hotel, de plaats waar Gray logeert.

De drie partijen zijn aanwezig, Dekaise met zijn hulpje, Pourtois, Van Baelen, Montgomery Kee, Gray en Schoefer. De definitieve afspraak wordt gemaakt. In aanwezigheid van Pourtois en Van Baelen geeft Gray een voorschot van 1.000 dollar aan Dekaise. Voor de maand september belooft hij nog eens een betaling van 400.000 frank, om de productiekosten te dekken.

Als totale koopsom wordt het bedrag van 1.250.000 frank overeengekomen, voor de 250 dempers. Pourtois koopt de 5 Ingrams bij PRB en geeft ze door aan Dekaise. Die is intussen ernstig aan het werk gegaan, maar tegen het einde van de maand september kreeg hij nog steeds niet de beloofde 400.000 frank. Dekaise belt hierover met Pourtois. Het blijkt dat Gray het geld aan Schoefer gaf, met het oog op doorbetaling, maar die vertrok met de noorderzon, en met het geld.

Onderhandelingen met Falangisten

Ze willen oorlogswapens kopen, ondermeer PM Ingrams

Tijdens de periode dat de onderhandelingen liepen tussen Dekaise en International Security Associates zijn er parallelle onderhandelingen geweest. Pourtois kreeg immers bezoek van vier Libanezen: Youssef Chebib, Pierre Attala, Kalil Moussalem en George Kassis. Ze willen oorlogswapens kopen, ondermeer PM Ingrams. In feite gaat het om een delegatie van christelijke falangisten die instaat voor de levering van oorlogsmateriaal naar Beiroet, Libanon.

De christelijke falangisten recupereren een groot deel van hun militaire uitgaven uit drugtrafiek. De baas van deze handel verblijft op Cyprus en heet Antoine Harrouk. Hij heeft in België verschillende belangrijke steunpunten. Zo is er ondermeer zijn schoonzoon Youssef Chebib. Chebib is een van de grote Europese trafikanten. Hij is trouwens een van de vier Libanezen die op bezoek kwam bij Dekaise om over oorlogswapens te onderhandelen. Chebib heeft een mantelbedrijf in Brussel voor im- en export van wagens naar Libanon, genaamd Cartrans. Hij laat zich doorgaan voor een lid van de Libanese geheime dienst. De telex van Cartrans wordt gebruikt om contact te onderhouden met de militaire groepen in Zahles.

De moord van de Palestijnen door falangisten in de vluchtelingenkampen van Sabra en Shatila.

De moord van de Palestijnen door falangisten in de vluchtelingenkampen van Sabra en Shatila.

Chebib staat in contact met Hage Maroun, dezelfde man waarmee Van Baelen betrokken was in de uraniumtrafiek in ’81 via Frankrijk. Hage Maroun en Van Baelen hebben gemeenschappelijke adressen, ondermeer het welbekende NII. Hage Maroun werd ooit voorgesteld de leiding te nemen van dat deel van de haven van Beiroet dat onder controle stond van de christelijke falangisten. Op het moment dat Pourtois de falangisten introduceert bij Dekaise controleert Maroun de kaaien in Antwerpen die gereserveerd zijn voor de christelijke falangisten.

Ook hij is, net als Chebib, officieel werkzaam in de import-export van wagens naar Libanon. In de loop van de maand februari 1986 zal Hage op de beklaagdenbank belanden, in het kader van de zaak Castris. Naast Chebib trokken drie andere mee naar Dekaise. Zo was er George Kassis, die lange tijd de persoonlijke lijfwacht was van de Libanese president Amin Gemayel, en Kalil Moussalem, de financier van de groep.

De vierde Libanees, Pierre Attalah, is een geval apart. Officieel is hij een handarbeider. Hij staat in contact met een mantelbedrijf in de Nijvelse industriezone dat weinig of niets in- of uitvoert, maar wel beschikt over een permanent ratelende telex. Het zijn deze vier spitsbroeders die in onderhandelingen treden met Pourtois. In eerste instantie trekt hij met hen naar PRB in Brussel, het bedrijf dat over de Ingram-licentie in ons land beschikt. Later zal hij met het Libanese clubje naar Dekaise gaan. Op dat moment voert Dekaise dus, telkens via het duo Pouroit-Van Baelen, parallel onderhandelingen met International Security Associates enerzijds, en met de Libanezen anderzijds.

De overval bij Daniël Dekaise

“We hebben wat we zoeken”

Op 30 september ’82 overvalt de Bende van Nijvel de wapenhandel van Dekaise. Uit de toonbank wordt de Beretta met het prototype van de geluidsdemper gestolen en twee PM Ingrams. Er wordt geroepen: “we hebben wat we zoeken”, en de waanzinnige commando-operatie wordt afgesloten met de dood van een agent. Na de overval werd de zwaargewonde Daniël Dekaise in het ziekenhuis opgenomen. Pourtois komt hem nog een bezoek brengen en haalt bij gelegenheid de vijf geleende PM Ingrams op. Later, midden oktober, zal hij via de verdwenen Schoefer in contact komen met een Libanees die in Athene en Beiroet verblijft, en hem de wapens verkopen.

“We hebben wat we zoeken”, riepen de overvallers toen ze de Beretta met de demper te pakken hadden. De overvallers wisten dus perfect waarnaar ze op zoek waren. Zovelen waren er niet die van het bestaan van het prototype op de hoogte waren. Het was omtrent deze gebeurtenissen dat de BOB van Waver een confidentieel rapport opstelde, gericht aan onderzoeksrechter Schlicker.

De wapenhandel van Daniel Dekaise in Waver.

De wapenhandel van Daniel Dekaise in Waver.

In dit rapport ging de BOB van de hypothese uit dat de overval wel eens kon toegeschreven worden aan de delegatie falangisten die hun interesse hadden laten blijken voor het prototype geluidsdemper. Vandaar dat het nuttig kan zijn deze Libanese connectie van naderbij te bekijken. Het beeld van dit milieu gaat terug tot de periode van de overval bij Dekaise. Sindsdien is er in deze Libanese scène nogal wat verandering gekomen.

Het hoofd van de drug- en wapentrafiek vanuit en naar Libanon is Antoine Harrouk. Harrouk vervangt de Libanese caïd uit de 60’er jaren, met name Sani Khoury, die intussen overleden is. In juni 1978 richtte diezelfde Harrouk de PVBA Belgo-Arabian Trading Company op in Brussel, met maatschappelijke zetel in de Coudenbergstraat. In ’80 werd Youssef Chebib aandeelhouder van de PVBA. Enige tijd later koopt Harrouk het hotel St. Antoine op voor om en bij de 10 miljoen frank en de Belgo-Arabian Trading Company verhuist.

Het hotel wordt de nieuwe zetel in de Merodestraat in Sint-Gillis. Chebib vinden we terug als lid van een vzw genaamd Alliance Libannaise. De vzw wil ‘de relaties tussen de Libanese en Belgische gemeenschappen verbeteren, hulp bieden aan elk Libanees filantropisch werk en de oorlogsslachtoffers in Libanon helpen’. Om dit te realiseren organiseert Alliance Libannaise inzamelingen van voedingsmiddelen, geneesmiddelen en dergelijke.

Willy Pourtois

De informant en zijn wapenarsenaal

Wanneer de Antwerpse BOB op 9 juni 1983 binnenvalt bij het bedrijf Stinweg worden in een transit-container 414 revolvers en pistolen, 101 jachtgeweren en 75 kisten munitie aangetroffen. Uit pv 2015 van de Antwerpse BOB blijkt dat de wapens op naam van Pourtois staan en bij Stinweg zijn opgeslagen met het oog op verdere export. Pourtois beschikt echter niet over een exportvergunning. Dezelfde dag valt de Brusselse BOB binnen bij Louis Galand, de ex-echtgenote van Pourtois bij wie de wapentrafikant echter nog steeds verblijft. De BOB neemt er drie niet-geregistreerde wapens, munitie, documenten en een aantal agenda’s in beslag. Vooral de agenda’s leren de speurders heel wat over het doen en laten van Pourtois.

Zo vernemen ze dat Pourtois tijdens de jaren zeventig een betaalde informant van de sectie B4 van de Staatsveiligheid was. B4 is ook de brigade belast met contra-spionage. De BOB’ers ontdekken ook dat Pourtois in contact staat met Madani Bouhouche. Tijdens het onderzoek naar de moord op Mendez treffen de onderzoekers overigens de naam van Pourtois aan in het wapenregister van de wapenhandel van Bouhouche.

Een tiental wapens die bij Mendez werden gestolen, staan geregistreerd onder de naam van Pourtois. Volgens Bouhouche vroeg Mendez, van wie de wapens waren, om de naam van Pourtois te vermelden. Een antwoord op de vraag ‘waarom’ heeft men echter nooit gekregen. In een van de agenda’s van Pourtois wordt het telefoonnummer aangetroffen van de omstreden journalist-spion Faez Al Ajjaz en van diens West-Duitse vrouw die in Marbella, Spanje woont.

Diezelfde Faez dook al herhaaldelijk op in verband met de extreem-rechtse WNP-militie. Ten slotte ontdekken de speurders ook dat Pourtois kort voor de overval op Wittock-Van Landeghem enkele Libanese en Syrische klanten die belangstelling hadden voor de beruchte prototypes van de kogelvrije vesten, bij het bedrijf introduceerde. In de nacht van 9 op 10 september 1983 overvalt de Bende het textielbedrijf Wittock-Van Landeghem in Temse. Het is een groot bedrijf, met verschillende vensters. Toch slaan de inbrekers precies dat raam stuk van het lokaal waar de kast staat, amper 3 meter verderop, waarin de ultrageheime prototypes van kogelvrije vesten zijn opgeborgen.

Zelfs de werknemers zijn niet op de hoogte van het bestaan van de vesten, laat staan van de bergplaats. Toch zijn de moordenaars van Nijvel regelrecht naar de kast gestapt, zonder aarzeling. Achteraf hebben ze met een mes, achterin het bedrijf nog wat kartonnen dozen gekrast, als om aan te geven dat ze ook ergens anders geweest zijn. Uit de dozen is echter niets verdwenen. Na de overval rijst onmiddellijk de vraag wie op de hoogte was van de prototypes kogelvrije vesten en de bergplaats ervan. Het onderzoek wijst uit dat er enkele klanten naar het nieuwe product zijn komen kijken.

Het blijkt dat ondermeer Pourtois enkele weken voor de overval klanten introduceerde bij Wittock-Van Landeghem die geïnteresseerd waren in de nieuwe kogelvrije vesten. Het onderzoek mondt uit op Libanese en Syrische klanten, aangebracht door Pourtois, die de speurders niet precies kunnen lokaliseren. Het spoor loopt dood. Een maand na de inbeslagname en de arrestatie van Willy Pourtois wordt Willy Van Baelen ondervraagd. De dag na het verhoor krijgt Daniël Dekaise een telefoontje waarin gedreigd wordt dat hij ‘gaat creperen’. Er gebeurt echter niets met de wapenhandelaar.

Het in Dinant gestolen jachtgeweer kaliber 10 nadat het werd teruggevonden in Ronquières.

Het in Dinant gestolen jachtgeweer kaliber 10 nadat het werd teruggevonden in Ronquières.

De informant en Bouhouche

Veel later zal de naam van Pourtois opnieuw opduiken in het kader van een gerechtelijk onderzoek dat nauw aanleunt in het kader van de Bende van Nijvel. Nadat de FN-topman Juan Mendez werd neergeschoten en Madani Bouhouche aangehouden werd in dit verband, wordt een huiszoeking verricht bij de ex-BOB’er thuis. In het register van Bouhouche worden een tiental wapens gevonden die genoteerd stonden als aangekocht van Willy Pourtois.

Het onderzoek wijst uit dat de wapens in feite afkomstig zijn van Mendez. Volgens Bouhouche vroeg Mendez hem zijn naam niet als verkoper te vermelden in het register, maar wel die van Pourtois. Waarom? Een bevredigend antwoord op deze vraag kwam er nooit. Wel voert Bouhouche in zijn verklaringen Pourtois bij herhaling op als een informant van de Staatsveiligheid. Ook wijst het onderzoek uit dat Daniël Dekaise op erg vriendschappelijke voet stond met ex-BOB’er Madani Bouhouche. Nog een verontrustend detail, Pourtois was dus afgevaardigde van het kleine Luikse familiebedrijf Centaure gelegen aan de Rue Trappé.

De kaliber 10 die door de speurders in Ronquières werd ontdekt, werd geproduceerd door Centaure. Wapenhandelaar Jospeh Cataï uit Dinant had het in depôt gekregen van de firma ter gelegenheid van een bijzondere tentoonstelling. Het was dit moorddadig tweeloops jachtgeweer dat door de Bende wed gebruikt bij de overval op zaak van Daniël Dekaise in Waver. Dekaise zelf herkende het wapen formeel als het gehanteerde overvalwapen.