Club Jonathan

Inleiding

André Rogge, voormalig privé-detective mn klusjesman van de Brusselse gerechtelijke politie, waarschuwde in 1997 de Belgische bevolking. De pedofilie-onderzoeken rond Michel Nihoul en co die procureur des Konings Michel Bourlet vanuit Neufchateau leidde, werden bedreigd door infiltranten met kwalijke bedoelingen. Het gaat om Georges Marnette en Yves Zimmer, commissarissen van de gerechtelijke politie, die in het Brussel van de jaren tachtig gemene zaak maakten met rechts-extremisten en louche lui uit de seksbusiness.

Volgens Rogge hebben die politiemensen nog steeds banden met hun vroegere maatjes uit Brussel, waar politiek, pedofilie, prostitutie, extreem-rechts en misdaad naadloos in elkaar overlopen, en doen ze er alles aan om hun kompanen, die onvermijdelijk ook komen bovendrijven in de onderzoeken van Neufchateau, bescherming te geven.

Eind 1996, toen de witte woede door België raasde, was André Rogge een vaste klant van de Belgische pers. Voortdurend moest hij in kranten en tv-studio’s zijn visie op de pedofilie-netwerken geven. Hij vertelde toen onder meer hoe de pedofilie- en prostitutiewereld bemand worden door tipgevers en klusjesmannen van de politie.

Begin 1997 werden Rogges verklaringen op pijnlijke wijze bevestigd toen het hoofd van het Centraal Bureau voor Opsporingen van de rijkswacht tijdens zijn ondervraging in de commissie-Dutroux toegaf dat Michel Nihoul zelve een gecodeerd informant van de rijkswacht was. Rogge kon het ook weten. Hij heeft jarenlang als privé-detective de krochten van de georganiseerde pedofilie omgewoeld op zoek naar verdwenen kinderen. En vóór hij privé-detective werd, was Rogge zélf een stuk van het Belgische misdaadmilieu.

Maar André Rogge beweert dat hij niet zomaar een dief was, hij had scrupules en een grondige afkeer van wapens, geweld, prostitutie en pedofilie. Rogge stapte uiteindelijk helemaal uit de criminele wereld toen hij in de gaten kreeg in welke vuile zaakjes zijn werkgever Frans Reyniers, de nu opzij geschoven en veroordeelde hoofdcommissaris van de Brusselse Gerechtelijke Politie, en de Brusselse GP zelf waren verwikkeld, en hij merkte dat Reyniers hem meesleurde in die smerige affaires.

Voor wat, hoort wat

In de affaire-Dutroux/Nihoul is duidelijk geworden dat veel informanten en vuile-klussen-klaarders van de politie actief worden beschermd en ingedekt door politiemensen, die ervoor zorgen dat hun hulpjes in het milieu ongestraft geld kunnen verdienen met misdadige activiteiten. Die praktijk is gegroeid uit het feit dat de Belgische politiediensten – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de warmpjes in de dollars zittende Amerikaanse DEA – niet over een budget beschikken waarmee ze hun informanten kunnen betalen voor hun tips. Om het voor de tipgevers toch de moeite waard te maken, knijpen heel wat Belgische politiemannen in ruil voor informatie dan ook twee ogen dicht als hun informant weer eens een lucratieve louche affaire opzet.

Sommige flikken gaan daarbij zover dat ze hun tipgever tegen de justitie en tegen andere politiediensten beschermen met elke denkbare vuile truc uit het handboek: PV’s vervalsen, informatie achterhouden, platweg liegen, de hele hap. Uiteraard krijg je op die manier een verziekte situatie, die geen enkele politieman onder controle kan houden. De tipgevers zijn ook niet achterlijk. Zij weten maar al te goed dat ze ongestoord om het even wat kunnen uitvreten zodra ze onder de vleugels van zo’n gewetenloze politieman zitten.

Dus maken ze dankbaar misbruik van hun informantenstatus. Ze proberen de politieman zo diep mogelijk in hun criminele bezigheden te betrekken, en zelfs hun opbrengsten met hem te delen; op die manier wordt de wetsdienaar medeplichtig en chanteerbaar. En op dat moment krijg je de omgekeerde wereld: het is niet meer de politieman die de informant controleert, maar de informant de politieman. In de prostitutie- en pedofilie-circuits ligt dat chantagerisico enorm hoog.

Er zijn véél politiemensen, magistraten en zelfs journalisten die moeten doen wat het seks-milieu hen opdraagt omdat ze hun handen of méér niet hebben kunnen thuishouden in een of andere bar, of op een gezellige Nihouliaanse soiree met warm en koud buffet. Tot vóór Dutroux beschouwden de meeste van die politiemannen en magistraten hun door chantage afgedwongen meegaande aanpak van het seksmilieu als een misschien wat vervelend, maar in elk geval totaal onschuldig detail. Laten we een beetje serieus blijven: hoeveel politiemannen kon het tot vóór een jaar één moer schelen dat hun informanten, tussen de bedrijven door, in vrouwen en kinderen handelden?

Vreemde vrienden

André Rogge zag een aantal van die politiemensen aan het werk in en rond de pedofilie-dossiers van procureur Bourlet, en dat zint hem niet. In de jaren tachtig kende André Rogge de GP’ers Georges Marnette en Yves Zimmer erg goed. Hij werkte toen als informant en infiltrant voor hen én voor GP-hoofdcommissaris Frans Reyniers. Behalve Rogge hadden Reyniers, Marnette en Zimmer nog een paar andere heren die vuile klussen opknapten.

Francis Dossogne: Een verklikker, racist, kopman van de extreem-rechtse Brusselse bende Front de la Jeunesse, privé-detective, en nauw aanleunend bij de kopstukken van het CEPIC, de vroegere ultra-rechtse kant van de PSC, waar financiële sjoemelaars als Paul Vanden Boeynants en Benoît de Bonvoisin en tuig als Michel Nihoul zich ook thuis voelden.

Georges Vandycke: Een all round scharrelaar, onbetrouwbaar sujet, rechtse vriend en partner van Dossogne in het privé-detectivebureau Europa.

Rogge: “In de jaren tachtig kon je Marnette en Zimmer rustig als extreem-rechts catalogeren. Ze kwamen rond voor hun opinie uit, en trokken op met extreem-rechtse leiders als de informant Francis Dossogne. Ze waren echt heel dik met die man. Eventueel zou je als excuus kunnen inroepen dat de politiemannen Zimmer en Marnette alleen maar hun werk deden: ze gingen met Dossogne om omdat hij hen als informant op de hoogte hield van wat er gebeurde in de dubieuze rechtse en criminele milieus waarin de man zich ophield. Maar hun relatie was veel hechter.”

Rock and roll!

Rogge: “Vooral Zimmer stond dicht bij Dossogne. Toen ik voor de GP werkte probeerde Zimmer me voortdurend met Dossogne op te zadelen. Hij wilde per se dat ik Dossogne liet delen in de opdrachten die ik als privé-detective van de grote internationale merkenfabrikanten kreeg. Ik spoorde namelijk de mensen op die de markt met vervalsingen overspoelden; daar was en is veel geld mee te verdienenden Zimmer wilde dat ik Dossogne liet mee-eten uit die ruif.”

“Ik herinner me hoe Zimmer en ik ’s avonds een keer met onze vrouwen in een Brussels restaurant een feestje bouwden. Daar blééf Zimmer me aan mijn kop zeuren over Dossogne. Hij stelde zelfs voor om Dossogne te bellen en hem te inviteren, zodat we ter plekke de zaak konden regelen. Die twee waren écht vrienden. Ideologische kompanen. En Georges Vandycke, die andere informant van Zimmer, was geen haar beter. Ik heb brieven van Vandycke waarin hij opschept over het feit dat hij uiterst-rechts denkt.”

De Morgen-journalist Walter De Bock schreef in 1990 dat Yves Zimmer een ex-militair is die een tijdlang voor het blanke minderheidsregime van lan Smith in het vroegere Rhodesië – nu Zimbabwe -heeft gewerkt. Dat regime had niet bepaald de naam multicultureel, tolerant en democratisch te zijn.

Een advocaat die anoniem wenst te blijven, maar die het milieu rond Dossogne in de jaren ’80 heel goed kende, bevestigt de opinie van Rogge over commissaris Zimmer. “Politiek stonden Zimmer en Dossogne zeer dichte bij elkaar. Ik weet niet of Zimmer ooit effectief lid is geweest van de groep van Dossogne, het Front de la Jeunesse of van de Front-splintergroep Westland New Post, maar hij draaide heel zeker mee in de periferie van die extreme groepen. Op het proces-Reyniers een paar jaar geleden werd Zimmer veroordeeld vanwege zijn betrokkenheid bij de zaken van Dossogne en diens partner Georges Vandycke: de politieman Zimmer hielp de privé-detectives Dossogne en Vandycke in hun merkenfraudedossiers en hij liet zich voor zijn diensten betalen.”

Rogge: “Dossogne, Zimmer en Marnette leefden in perfecte symbiose. In 1986 stelde ik vast dat de rechts-extremist Francis Dossogne en Georges Vandycke zelfs toelating hadden gekregen om de centrale computer van de GP te raadplegen. Ze hadden het fiat van Marnette en Zimmer om ongestoord gegevens uit een politiecomputer te halen. Onvoorstelbaar! Zimmer werd daar later over ondervraagd; hij zei toen dat hij Dossogne en Vandycke alleen toestemming had gegeven om videospelletjes op de computer te spelen. Tja.”

De fascist Dossogne en de politieman Zimmer werkten ook naadloos samen als de rechtse vrienden van Dossogne weer eens met een probleem zaten. In de eerste helft van de jaren tachtig verzorgden Dossogne en zijn Front de security van de ranzige Brusselse nachtkroeg Le Jonathan van Dossognes vriend Pierre-Paul Derycke. In Le Jonathan bouwden het puikje van de Brusselse onderwereld en de koningen van extreem-rechts toen geregeld wilde feestjes: men liep er rond met oorlogswapens die in het plafond werden leeggeschoten, en men dwong de serveuses zich te prostitueren.

Viva Las Vegas

Fijne heren als Jean Bultot, de ex-gevangenisdirecteur, organiseerden er legendarische seksnachten als ‘Le Rock and Roll dans la confiture’. Die fuiven werden dan door eigenaar Derycke op film en foto vastgelegd, en de foto’s werden geregeld gepubliceerd in het pornoblad Paris-Las Vegas, eigendom van weer een andere rechts-criminele vriend. Het was onvermijdelijk dat Derycke en zijn extreem-rechtse sekstent problemen met de politie kregen. De zedensectie van de rijkswacht hield hen in de gaten, en dat zag Derycke absoluut niet zitten. Hij wilde die vervelende rijkswachters uit zijn haar.

Midden 1983 sprak Derycke zijn vriend Dossogne over zijn probleem, en Dossogne sprak er met Zimmer over. Hun plan was eenvoudig: Dossogne zou voor Zimmer informatie in elkaar boksen over het feit dat die rijkswachters zélf in de prostitutie zaten – en voor één van die rijkswachters was dat zelfs niet gelogen. Tijdens het onderzoek dat het parket op basis van die gegevens zou beginnen, zouden die rijkswachters dan op z’n minst al tijdelijk worden overgeplaatst. Zo gebeurde en Derycke was die bemoeizieke rijkswachters kwijt.

Misdadig politiewerk!

Over de mooie relatie tussen Georges Marnette, de vroegere buitenwipper uit het Luikse nachtleven die politieman werd, en advocaat Jean-Paul Dumont heeft Humo twee weken geleden al uitgebreid bericht. Toen las u ook dat advocaat Dumont zelf over zijn vriend Marnette zei dat die lid was geweest van de extreem-rechtse Westland New Post van de in 1984 dood teruggevonden intrigant Paul Latinus. Het valt op hoe de mensen rond Marnette in de jaren tachtig allemaal heel dicht bij de PSC stonden, en vooral bij de rechtervleugel van de PSC: bij het CEPIC van Paul Vanden Boeynants en Baron de Bonvoisin. Dumont zat in het hart van het CEPIC; Latinus, Dossogne, hoofdcommissaris Reyniers en Marnette zelf hadden meer dan uitstekende contacten met het CEPIC.

Marnette ontkende in Humo dat hij ook maar iets met het CEPIC of de Westland New Post van Paul Latinus te maken heeft gehad. Maar zelfs hij kan er niet onderuit dat hij in de jaren ‘853 een indrukwekkende manier één van de gerechtelijke onderzoeken omtrent die Westland New Post naar de bliksem heeft geholpen, en dat hij zo actief meespeelde in de intriges die Latinus had opgezet om de Staatsveiligheid in diskrediet te brengen. Het betrof het onderzoek naar de moord op een man en een vrouw die in 1982 werden afgeslacht in een flat in Anderlecht. Latinus en de Westland New Post hadden alles met die moorden te maken. Op onderhandse manier slaagde Marnette erin het onderzoek in handen te krijgen, en vervolgens deed hij niet wat een normaal politieman in een moordzaak moet doen.

Het gerechtelijk dossier over die dubbele moord zoals samengesteld door Marnette is zonder meer een aanfluiting van serieus politiewerk. Bij de ondervragingen van verdachten en getuigen ging Marnette nonchalant en weinig doelgericht te werk. Soms nam hij zelfs niet de moeite om vitale getuigen, die hij niet meteen kon bereiken, op te sporen om ze alsnog te ondervragen.

En een wedersamenstelling van de moord – toch een essentieel onderdeel van een moordonderzoek – leek hem al evenmin te interesseren. Maar het wordt pas helemaal onbegrijpelijk als men ziet wat Marnette met één van de wapens van de moordpartij deed: niets! Marnette wist van een tipgever waar dat moordwapen was gedumpt: vanop de brug in de Dijle in Basse-Wavre. En wat doet hij? Hij laat het daar gewoon liggen. Hij zoekt het niét.

Een politieman verklaarde hierover het volgende: “Totaal onbegrijpelijk. Ik beschouw zoiets zelfs als misdadig. Als een politieman te weten komt waar het wapen van een moord zich bevindt en hij zoekt dat wapen niet, dan is hij wat mij betreft medeplichtig aan moord, want dan beschermt hij de mogelijke dader. Een serieuze politieman waarschuwt onmiddellijk de onderzoeksrechter, ‘bevriest’ de plaats waar het wapen ligt zodat niemand de sporen nog kan verwijderen, en laat een duikersploeg aanrukken. En als de onderzoeksrechter niet meteen in actie komt, dan maakt hij lawaai tot die wél reageert. Het wapen is het allerbelangrijkste in een moordonderzoek. Het is het ultieme bewijsstuk. Geen enkele eerlijke politieman laat een wapen liggen!” Marnette wel.

Marnette, I presume

Er zijn maar twee verklaringen voor zijn gedrag: of de politieman Marnette is te stom om naar Radio Donna te luisteren, of hij speelde mee in een perfide spel. Want de tipgever die Marnette had verteld waar het wapen lag, was niemand minder dan Paul Latinus, de chef van de Westland New Post zelf. Latinus vertelde Marnette nog een hoop meer; hij wees zelfs een lid van zijn Westland New Post aan als de moordenaar, en hij beweerde dat hij, Latinus, persoonlijk het moordwapen had gedemonteerd en in de Dijk gegooid.

Georges Marnette

Georges Marnette

Uiteraard kwam Latinus niet met die verklaringen bij Marnette aandraven omdat hij gewetenswroeging had. Zijn verklaringen maakten deel uit van een kwalijke machinatie die hij en zijn invloedrijke vrienden van het CEPIC hadden opgezet om de dienst Staatsveiligheid van de vroegere administrateur-generaal Albert Raes in opspraak te brengen als zogenaamde opdrachtgever voor die tweevoudige moord. Marnette slikte alles wat Latinus zei, zonder de moeite te nemen om te controleren of Latinus’ verhalen wel klopten. De politieman: “Dat is niet stom meer, dat is gewoon crimineel. Geen enkele politieman slikt de verklaringen van zijn informant zonder ze te controleren.”

Het plan van Latinus en co lukte: het WNP-lid dat door Latinus van de twee moorden werd beschuldigd, werd uiteindelijk ook veroordeeld op basis van het onderzoek van Marnette, en de Staatsveiligheid werd totaal gedestabiliseerd en het onderzoek naar extreemrechts werd voor jaren lamgelegd. Was Georges Marnette in het WNP-dossier in de slag met rechts-extremisten die de dienst Staatveiligheid wilden vernietigen? Commissaris Marnette is verontwaardigd als als enkele journalisten over het WNP-dossier beginnen.

Waarom hebt u Latinus niet gearresteerd toen hij kwam bekennen? 

Marnette: “Daar had ik geen enkele reden toe. Ik kon hem niets aanwrijven.”

Maakt u een grapje? Latinus bekende dat hij een moordwapen had laten verdwijnen. Dat maakte hem toch medeplichtig aan moord!

“Ja zeg, ik ben niet iemand die paraplu’s opentrekt, maar ik was niet de baas van het onderzoek. Onderzoeksrechter Francine Lyna had de leiding. Ik was al blij dat Latinus met mij over die moord wilde praten.”

Waarom hebt u het moordwapen niet gezocht? U wist waar het lag. Dat is toch een onbegrijpelijke stommiteit.

“Inderdaad, ik stel me die vraag ook. Ik stel me veel vragen.”

U stelt zich vragen? Het wapen zoeken was uw verantwoordelijkheid!

“Het WNP-onderzoek was heel moeilijk omdat het zo mediagevoelig was. Voortdurend stonden er verhalen over in de kranten. Ik vind dat ik heel hard gewerkt heb in de WNP-dossiers. Voor de rest wil ik er nu niets over zeggen.”

Waarom niet? Waarom bent u ook al niet gaan zoeken naar de man die de artisanale, zelf gesmolten kogels leverde?

“Daar besliste ik niet alleen over. Ik ben maar een flik. Onderzoeksrechter Lyna moest de bevelen geven. Luister, de staatsveiligheid bemoeide zich met dit dossier. Ik heb in een proces-verbaal gezet dat de Staatsveiligheid betrokken was bij een extreem-rechtse groep en bij een tweevoudige moord, ik heb daar problemen door gekregen. De Staats veiligheid heeft druk uitgeoefend om mij tegen te houden.”

U vertelt nu wat de Bonvoisin en co al jaren roepen: het is allemaal de schuld van de Staatsveiligheid. Terwijl die hele WNP-geschiedenis was opgezet door Latinus en zijn CEPIC-vriendjes om de Staatsveiligheid in diskrediet te brengen. En u draaide daar lustig in mee.

“Het is al lang geleden. Het is een oud dossier. Ik ken de details niet meer. Het is niet eerlijk me daar nu vragen over te stellen.”

Zedenmeesters

En deze topspeurder maakte samen met Zimmer in de jaren tachtig ook de dienst uit bij de Afdeling Zeden van de Brusselse Gerechtelijke Politie.

Rogge: “Marnette en Zimmer waren helemaal weggezakt in het Brusselse prostitutiemilieu. Ze werkten er samen mei de prostituees en de seksleveranciers. Dat waren hun vrienden. Hun belangrijkste informanten zaten allemaal in de prostitutie. Noël Gillissen was eigenaar van twee bordelen: L’Orchidée en de Castle Dream. Georges Vandycke was eigenaar van het Brusselse bordeel L’Escalier.

Sonia Camps was een hoerenmadam die uit het milieu van legendarische call girl-koninginnen als Lydia Montaricourt en Fortunato Israël kwam en in Brussel een net beheerde waarin prostituees en jonge schoolmeisjes zaten. Waar heeft Reyniers destijds zijn promotie gevierd? Bij Camps thuis. Daar waren Zimmer, Marnette en Reyniers aanwezig met de pooiers Vandycke en Gilissen. Dat was de vriendenkring. Er zijn zelfs foto’s gemaakt, die nu bij het Brusselse gerecht liggen.”

“Pierre-Paul Derycke. de baas van de beruchte kroeg Le Jonathan, was ook een informant en een vriend van Zimmer. Zimmer heeft hem ooit aan me voorgesteld. En Marnette roetsjte letterlijk door elk Brussels bordeel, The Dolo en de 124 in de Atrebatenstraat van Michel Nihoul inbegrepen. Die man was niet in te tomen. Ik heb een aantal dossiers over hem kunnen inkijken, waarin prostituees hem ervan beschuldigen hen te intimideren en af te persen.”

“Nu weet ik ook wel dat het seksmilieu er een handje van weg heeft om politiemannen die in de weg lopen, via valse aanklachten te neutraliseren. Maar bij Marnette gaat het om zóveel dossiers… Het Brussels parket had op zijn minst moeten uitzoeken of het waar was wat in die dossiers staat. Het Brussels parket heeft dat nooit gedaan. Ik bedoel maar: je mag er zeker van zijn dat die heren niét in het onderzoek-Dutroux/Nihoul zitten om de zaak op te lossen, maar om hun makkers te beschermen.”

De bekering

Wat Georges Marnette betreft, is dat ondertussen al gebleken. Hij was de man die alle hens aan dek moest roepen nu het onderzoek naar de achtergronden van Michel Nihoul steeds dichter in de buurt komt van PSC- en CEPIC-kringen. Twee weken geleden kon u in Humo lezen hoe hij probeerde advocaat Jean-Paul Dumont uit dat onderzoek te houden. En er was ook de affaire-Di Rupo: die was niet meer en niet minder dan een afleidingsmaneuver dat op de bevolking werd losgelaten toen de vroegere CEPIC’ers nattigheid begonnen te voelen. En op wie konden ze beter hun pijlen richten dan op Elio Di Rupo, een homofiele socialist van Italiaanse afkomst?

Het ziet ernaar uit dat Marnette mee aan de basis ligt van de opschudding rond het vermeende pedofiele gedrag van de socialistische vice-premier Di Rupo. In plaats van op het netwerk Nihoul te werken zat hij wekenlang de meest lachwekkende roddels over Di Rupo te verzamelen. En hij probeerde op gelijk welke manier – zelfs zonder kantschrift van een onderzoeksrechter – in de cel van de informant te geraken die Di Rupo aan de galg trachtte te praten.

Later bleek dat die informant een fantast was, die vermoedelijk door iemand was bewerkt om te zeggen wat hij zei. Het was een geslaagd afleidingsmaneuver. De perscampagne tegen Di Rupo was misselijkmakend indrukwekkend. En het was vermoedelijk ook niet toevallig dat die hetze werd ingezet door Het Nieuwblad, de katholieke krant van hoofdredacteur Pol Van den Driessche, waar men zeer goeie contacten met meneer Marnette onderhoudt.

En Yves Zimmer?

In Neufchateau wil Bourlet geen kwaad woord over Zimmer horen. Hij vindt dat de politieman, die nu bij de GP in Aarlen zit, heel goed werk levert in de Dutroux/Nihoul-dossiers. Maar Rogge heeft er geen vertrouwen in. Rogge: “In Neufchateau gaat men er nu van uit dat Zimmer vroeger wel eens naast de pot heeft gepist en een paar stommiteiten heeft begaan, maar dat het nu allemaal anders ligt. Nu zit hij in Aarlen en ziet hij zijn slechte vrienden uit Brussel niet meer. Nu is hij weer een goeie flik.”

“Ik durf dat te betwijfelen. Bourlet kent Zimmers voorgeschiedenis niet voldoende. Hij weet wel dat Zimmer op het proces-Reyniers veroordeeld is wegens geknoei met Dossogne; dat is niet zo erg, denkt hij. Maar Bourlet weet niet wat Zimmer voor de rest allemaal uitvrat in Brussel. Bourlet kent de smerige zaakjes niet waarin Zimmer betrokken was in het seksmilieu. Ik ken die wel. Ik heb ze verdomme meegemaakt!”

“Zimmer was misschien geen slechte politieman, maar hij had een niet in te tomen libido, en dat heeft ervoor gezorgd dat hij in situaties terechtkwam waaraan hij vermoedelijk niet graag wordt herinnerd. Oké, misschien heeft Zimmer zich tot nu toe goed gedragen in het pedofilie-onderzoek, maar wat gaat hij doen als hij op zijn vroegere vriendjes uit Brussel stoot? En dat zal zeker gebeuren als Zimmer zijn werk goed doet en diep graaft. Zal hij dan nog correct blijven? Of zal hij buigen voor zijn oude vrienden die hem kunnen chanteren, en doen wat Marnette nu al heeft gedaan? Waarom laat Bourlet zo’n risicofactor in zijn team zitten?”

 


Bron » Humo