Sex, drugs en confituur
Hugo Coveliers: “Het heeft dus niks te maken met confituur, ook al waren er getuigenissen over stoeipartijen in roze confituur.” Journalisten die in er in de jaren tachtig mee in de weer waren, zijn ervan overtuigd dat ‘het dossier-Pinon’ een soort code was waar extreem-rechts schorremorrie de politieke klasse mee trachtte te chanteren. De speurders die de X’en met een sardonisch genoegen gek verklaren, zijn veelal dezelfden die dit jarenlang deden met getuigenissen over de roze balletten.
“Je hebt me gezegd dat je het gedaan hebt. Heb je het gedaan of niet? Ik moet het weten.”
“Nee, ik heb dat niet gedaan.”
“Liefste, je zei me dat je het gedaan had, de vorige keer. Nu zeg je dat je het niet gedaan hebt.”
“En jij? Heb jij me dan niet de hele tijd bedrogen?”
“Als je me niet de waarheid zegt, weet ik niet meer waar ik aan toe ben.”
“Jij hebt me ook de hele tijd bedrogen!”
“Ik ging niet met een ander naar bed.”
“Je hebt me niet bedrogen, maar wat heb je me moreel doen lijden… (stilte, gekraak). Hé goed, ik heb seksfuiven gedaan met Bettens, ik heb dat gedaan en dat is me niet bevallen. Ik heb hem dat gezegd en ik heb daarover gediscussieerd met hem (…).”
Elke man die door een echtscheiding moet, kan zich vaak woordelijk dat ene finale gesprek herinneren. Bij de Brusselse psychiater André Pinon is het erger. Deze dialoog, tussen hem en zijn echtgenote Josiane Jeuniau, is het startpunt van een affaire die België zal veranderen van een gezapig landje van pils en frieten in een natie van complotten, intriges, onopgeloste moorden en seksfuiven.
Hier, op 30 augustus 1979 aan de oevers van het meer van Genval, begint het verhaal van de roze balletten. Pinon staat er te jongleren met een opzichtige balpen, en houdt die voor de mond van zijn echtgenote, als ware het een microfoon – wat het ook is. Driehonderd meter verder zit een detective het gesprek op band op te nemen.
Tot deze James Bond-operatie is besloten nadat het echtpaar twee dagen eerder voor de Nijvelse jeugdrechter was verschenen en Pinon na afloop had gebluft: “Ik weet alles”. Zij trok wit weg: “Werkelijk àlles?!” Pinon hoorde haar praten over seksuele uitspattingen met twaalf partners, mannen en vrouwen door elkaar, in de villa van haar nieuwe liaison, dokter Bettens. Ze noemde enkele prominenten, onder wie een hoge piet van de Staatsveiligheid en dokter Crokaert uit Waterloo.
Pinon had gehoopt dat ze dat relaas zou overdoen, maar meer dan toegeven dat Bettens elke vrijdag een seksfuif organiseert, doet ze niet. Ze begint die balpen verdacht te vinden. Het gesprek eindigt met een kletterende ruzie. Pinon is tevreden over het resultaat. Dit zal volstaan om het hoederecht over de kinderen te bekomen, denkt hij. Tevreden is hij een stuk minder wanneer hij op 7 september thuiskomt en vaststelt dat er ingebroken is. Eén ding is verdwenen: het bandje. Pinon kan bij de detective een kopie op de kop tikken, maar stapt naar de politie. Op 10 oktober komt zijn klacht terecht bij het parket van Nijvel. Daar krijgt de zaak het nummer 38.91.1005/79.
Vijf dagen na het gesprek aan het meer begint een kamermeisje in de Holiday Inn te Machelen te morrelen aan de deur van kamer 419. Die is al twee dagen op slot. Op het bed vindt ze het lijk van Anne Dedeurwaerder, 44 jaar. Op de grond ligt een leeg flesje Vesparax. Zelfmoord, besluit het Brusselse parket. De vrouw was de echtgenote van dokter Crokaert.
Wanneer Pinon dat hoort, is hij niet meer van de overtuiging af te brengen dat hier “meer achter zit”. De pas benoemde Nijvelse substituut Jean Deprêtre verhindert dat het bandje in het echtscheidingsdossier terechtkomt en de jeugdrechter kent het hoederecht toe aan zijn ex. Pinon vertelt zijn verhaal aan al wie het horen wil. Zo ontmoet hij Christine Doret. Ook zij raakte verwikkeld in een echtscheidingszaak, bij diezelfde jeugdrechter.
De 31-jarige vrouw vertelt hem dat ze zelf, met zijn ex notabene, aanwezig was op seksfuiven waar de fine fleur van ’s lands establishment uit de bol ging: oud-premier Paul Vanden Boeynants, Guy Mathot, rijkswachtgeneraal Beaurir, de erg met VdB gelieerde bouwpromotoren Charly De Pauw en Ado Blaton en prins Albert. Er waren kinderen aanwezig, zegt Doret, van wie er twee zelfmoord pleegden.
Ze werden, door de jeugdrechter uit tehuizen geplukt en “geleverd”. Pinon gaat aankloppen bij Jean-Claude Garot van het linkse weekblad Pour. Samen besluiten ze op 18 juni ’81 een etentje te organiseren met Doret. Niet vermoedend dat Garot met een dictafoontje haar woorden vereeuwigt, steekt ze opnieuw van wal. Het gebeurde in een golfclub in Bercuit, bij dokter Bettens en in villa’s aan de kust. Ze heeft het ook over “de moord op madame Crokaert”. Wanneer Garot zich aan het eind van de avond voorstelt als journalist, reageert ze ziedend. Ze zal alles ontkennen, zegt ze, wat er ook gebeurt.
“Moi, je ne pédale pas dans la confiture!”
In de ochtend van 5 juli 1981 gaat het redactielokaal en de drukkerij van Pour in Elsene in vlammen op. Er zijn enkele molotovcocktails naar binnen gegooid. Op 10 juli doet Garot zijn relaas aan het gerecht. Enkele dagen later wordt over niets anders meer gesproken dan de roze balletten. Waar komt de term eigenlijk vandaan? “Het is een onmogelijke vertaling”, weet VLD-dossiervreter Hugo Coveliers. “Ballets roses is in het Frans een geijkte term voor seksorgieën. Het heeft dus niks te maken met confituur, ook al waren er getuigenissen over stoeipartijen in roze confituur. Ik heb daar ooit eens een grapje over gemaakt in de Bendecommissie, waarop VdB op mij toestapte en met luide stem zei: ‘Moi, je ne pédale pas dans la confiture!’”
Op 20 juli 1981 trekken Belgische speurders naar de Azurenkust, waar Doret haar vakantie doorbrengt. Ja, ze herinnert zich die avond, maar het was allemaal verzonnen, zegt ze nu. Ze had medelijden met Pinon die zich niet kon neerleggen bij het verdict van de jeugdrechter. Dus, om hem het plezier van zijn complottheorieën niet te ontzeggen, had ze naverteld wat hij had voorgekauwd.
Als je vandaag het dossier-Pinon doorbladert, blijft de sensatie beperkt tot het gevoel dat dit nu hét dossier-Pinon is waar ooit zoveel inkt over vloeide. Je bent geneigd akkoord te gaan met de stelling dat dit een pijnlijke illustratie is van tot wat een echtscheiding leiden kan. Uit de verhoren van Bettens en Crockaert blijkt dat de vrouw van laatstgenoemde een relatie had met de eerste. Die maakt het uit, waarop zij zelfmoord pleegde. Punt aan de lijn.
Tijdens een huiszoeking bij dokter Bettens wordt een verguld gastenboek gevonden, waarover Doret zei dat daar de namen van alle partouzeurs in staan. De beschrijving klopt tot in de perfectie, maar de namen van VdB en Mathot komen er niet in voor. Eind 1981 sluit Deprêtre het dossier 38.91.1005/79 zonder gevolg af. De brand bij Pour, blijkt later, is gesticht door het Front de la Jeunesse. De motieven lijken zich eerder te situeren in de onthullingen van Pour over fascistoïde oefenkampen dan in het dossier-Pinon. Het FJ kreeg wel geld van de extreem-rechtse baron Benoît de Bonvoisin. Voor velen is de link naar de namen uit het dossier-Pinon snel gelegd. De twijfels blijven.
Garot is op 21 juli 1981 zijn bandje gaan afgeven bij de gerechtelijke politie. Doret klinkt niet echt als iemand die voor de lol onzin uitkraamt. Garot: Het is niet dat ik je niet geloof, zie je, maar… Doret: Maar omdat… (wendt zich tot de anderen) Maar omdat… hij die dingen nooit meegemaakt heeft. Hij heeft nooit in dat soort milieus gezeten. Dan kén je dat milieu niet. Garot: Nee, helemaal niet (…). Doret: Er zijn er die dood zijn. Het is toch waar…
Een soort van code
Op 24 april 1984 wordt, bengelend aan een touw in de kelder van zijn woning, het lijk teruggevonden van Paul Latinus, leider van het extreem-rechtse Westland New Post. Latinus was een controversiële figuur. Het WNP infiltreerde de Staatsveiligheid en ging ooit ultra-geheime telexen stelen bij de NAVO. Behalve Deprêtre – weer is hij bevoegd – en de Brusselse magistraat Jean-Pierre Jaspar gelooft niemand in zelfmoord. De Brusselse commissaris van de gerechtelijke politie Georges Marnette kwam als eerste ter plaatse en blijft erbij dat het touw waar Latinus aan hing te kort was. Een half jaar voor zijn dood stapte Latinus naar de rijkswacht met een klacht over “doodsbedreigingen in verband met het dossier-Pinon”.
Tussen zijn spullen werden notities teruggevonden die afgeschreven leken uit dossier 38.91.1005/79. Vanaf 1984 is de stroom van speculaties niet meer te stoppen. Deprêtre verkondigt plots dat “er helemaal geen dossier-Pinon bestaat”. De GP begint enkele in het dossier-Pinon genoemde adressen te observeren. Er wordt gewichtig gedaan over alweer een nieuwe geluidscassette, dit keer van een gesprek tussen Pinon en een advocaat. Commissaris Marnette grist het bandje weg op het bureel van een collega en wanneer het later terug opduikt, is er niks meer op te horen. Dat soort dingen.
Zeker is dat de roze balletten plaatsgevonden hebben, besloot de Bendecommissie-bis. Dat er minderjarigen bij waren, is niet bewezen. Journalisten die in er in de jaren tachtig mee in de weer waren, zijn ervan overtuigd dat “het dossier-Pinon” een soort code was waar extreem-rechts schorremorrie de politieke klasse mee trachtte te chanteren. Het was, denken ze, slechts een afspiegeling van een veel belangrijker dossier. In 1976 versiert een consortium van Belgische bedrijven, verenigd in Eurosystem Hospitalier, in Saoedi-Arabië een contract van 36 miljard frank voor de bouw van een ziekenhuis. Net voor de ondertekening, neemt de firma op haar pr-afdeling ene Israël Fortunato in dienst.
Zij is een prostituee met de bijnaam ‘Tuna’. Ze staat aan het hoofd van een groep callgirls, de ‘Tuna-ring’, die op kosten van Eurosystems de wereld afreist om Saoedische machthebbers te behagen. In 1979 eindigt het hele avontuur in een faillissement dat de staat ettelijke miljarden kost. Dan blijkt dat Eurosystems er zo maar eventjes 8 miljard frank heeft doorgedraaid aan “commissielonen”. Een van de nevenbedrijven werd geleid door een zakenman die zeer nauwe banden had met het Front de la Jeunesse. Ook baron de Bonvoisin was – als steeds – van de partij. Prins Albert liep zich de voeten van onder het lijf om bij de Saoedi’s te lobbyen.
Bijna alle namen uit het dossier-Pinon duiken op een of andere wijze op in het kluwen van zakelijke constructies rond Eurosystems. En omgekeerd ook. Christine Doret noemde een zekere “Tania of Tounia” als de vrouw die op de seksfuiven de touwtjes in handen hield. De Tuna-ring kreeg nog een andere klant, het bedrijf Asco van Roger Boas dat een omstreden defensiecontract van 24 miljard in de wacht sleept voor pantserwagens. Fortunato was jarenlang de maîtresse van Boas, die op zijn beurt een zeer goede vriend was van VdB. In 1979 heeft een van de callgirls, Lydia Montaricourt, de leiding over de Tuna-ring overgenomen.
Ze krijgt echter problemen met het gerecht. De BOB verricht een huiszoeking, neemt klantenlijsten mee en neemt akte van haar mededeling dat ze “voor Eurosystems” werkt. Wat dat inhoudt, begrijpt BOB’er Callens pas wanneer hij op het matje wordt geroepen op het kabinet van defensieminister Vanden Boeynants. De magistraat die het dossier beheert, sluit het dossier voortijdig af. Hij heet Jean Deprêtre. Montaricourt krijgt haar spullen terug en de affaire blijft in lengte van jaren als een schaduw over alle andere hangen.
De schaduw van de Bende
In de nacht van 16 op 17 september 1983 houden zakenman Jacques Fourez en zijn maîtresse Elise Dewit op de terugweg van Parijs, met hun Mercedes halt om te tanken. Ze doen dat aan de Colruyt in Nijvel, net op het moment dat daar enkele gangsters aan het inbreken zijn. In het bloedbad dat dan volgt, worden Fourez, Dewit en een toegesnelde rijkswachter geëxecuteerd.
Dankzij de publicaties van Pour – die er toch gekomen zijn – is België net vertrouwd geraakt met het begrip ‘roze balletten’. In dezelfde categorie voegt zich een nieuw begrip toe aan het vocabularium: de Bende van Nijvel. Zoals daarna altijd het geval zal zijn, staat de buit in een wanverhouding tot het geweld: enkele blikken aardolie, wat pralines en vijf pakjes koffie.
Die buit wordt teruggevonden in de kofferruimte van de Mercedes van Fourez, waarmee de daders eerst zijn weggereden. Twee jaar later is er heel wat te doen over die kofferruimte. In een door de BOB van Waver in het Bendedossier opgesteld pv wordt gemeld dat Charly De Pauw zich à rato van 140 miljoen frank heeft laten chanteren met een videocassette waarop hij op een seksfuif te zien is met kinderen.
Kort voor hun vertrek naar Parijs zouden Fourez en Dewit hebben gezegd dat ze een kopie van die cassette in hun koffer hadden liggen. Hoewel geen van beiden vermogend kon worden genoemd, was het paar net voor de moord aan het onderhandelen over de aankoop van een peperduur domein in de Ardennen. Dewit werkte op het kabinet van een Brusselse CVP-schepen die tot de intimi van VdB werd gerekend.
Indien deze hypothese de goede is, blijft de vraag hoe de Bende kon weten dat het paar halt zou houden aan de Colruyt. Fourez ging daar nooit tanken. Met die bedenking sluit het gerecht deze piste af. Binnen de BOB van Waver onstaat dan een oorlog tussen believers en disbelievers. Procureur Deprêtre – weer hij – ridiculiseert de BOB’ers die de Bende in verband willen brengen met extreem-rechts of roze balletten en vindt in hun chef, Jean-Luc Duterme, een bondgenoot.
Hij stuurt de lastige BOB’ers weg. Het land lijkt de rust te hebben teruggevonden, tot VTM op 13 februari 1990 haar avondjournaal begint met een close-up van het gezicht van een afgeleefde Française. Ze is 42 jaar en heet Maud Sarr. In prime-time legt ze uit hoe lieden als VdB, Deprêtre, Jaspar en rijkswachtcommandant François deelnamen aan seksfuiven met minderjarigen.
De verklaringen van Sarr lijken tal van eerdere vragen in de dossiers Asco, Eurosystems, Latinus en Pinon te beantwoorden, maar nog voor de week voorbij is, raakt bekend dat Sarr zich heeft laten betalen door de VTM-journalist. Het gaat om een belachelijk bedrag – Sarr doet niets voor niets – maar vervelender wordt het wanneer blijkt dat ze al is gaan getuigen voor het gerecht en twee dagen na haar tv-optreden haar verklaringen weer intrekt.
Tussenin is VdB hemzelve voor de Bendecommissie verschenen en velen zien in het plotse opduiken van Sarr een manoeuvre om het VdB makkelijker te maken om de draak te steken met “al die zotte verhalen”. Na de getuigenis van Sarr wordt het dossier-Pinon nog maar eens opgediept en neemt het Brussels parket zich voor om voor eens en voor goed waarheid van fictie te onderscheiden. Het resultaat is een geheel van nog meer onbeantwoorde vragen.
De schaduw van de X-dossiers
Christine Doret is na ’81 nooit meer verhoord. Wat Maud Sarr ertoe heeft bewogen om haar verhaal weer in te slikken is niet bekend. Rijkswachtkolonel Herman Vernaillen die ooit werd beschoten, verklaart dat hij met eigen ogen een cassette van de roze balletten zag, maar laat daarna niks meer van zich horen. Er duiken foto’s op waarop Jean Bultot – verdachte in diverse Bendepistes – in de confituur aan het huppelen is, maar niemand kan zeggen of hij het wel is. Als een monster van Loch Ness vermengen de roze balletten zich in elke nieuwe grote affaire. De zaak-Dutroux is amper uitgebroken of daar blijkt dat Michel Nihoul verslaafd was aan seksfuiven.
De onderzoeken van toen lijken onbeduidend wanneer eind 1996 Regina Louf en haar geestelijke zusjes X2 en X3 voor Neufchâteau gaan getuigen over seksnetwerken. De informatie die zo wordt vergaard, past niet alleen naadloos in de hypotheses van toen, ze is vooral veel nauwkeuriger en breedvoeriger.
Reeds in 1989 spreekt Maud Sarr van kinderen die ze aan het eind van de jaren zeventig zag op seksfuiven in Knokke en “waarvan niemand wist waar ze vandaan kwamen”. Regina Louf groeide op in Knokke. De namen die de X’en noemen, zijn grotendeels dezelfde als die in de verklaringen van Sarr, Doret, Pinon en anderen. Je kan er nu al donder op zeggen dat op een goede dag iemand zal beginnen stoken met het dossier-X3.
Daarin speelt andermaal het koningshuis een prominente rol. Net als X2 besluit X3 om te zwijgen wanneer ze merkt dat er ook binnen de voor Neufchâteau opererende speurdersploeg een tweespalt is gegroeid. Sommigen vinden het “net iets te mooi om waar te zijn”.
Het jaar 1998 verstrijkt met een mikmak van berichten waaruit nu eens moet blijken dat de speurders hun getuigen hebben “geholpen” en dan weer dat die aantijging berust op valse pv’s. De speurders die de X’en met een sardonisch genoegen gek verklaren, zijn veelal dezelfden die dit jarenlang deden met getuigenissen over de roze balletten. “Bepaalde affaires zijn in België ononderzoekbaar”, zei Coveliers onlangs. “Dus blijven we er nog in lengte van jaren mee zitten.”
Dokter Pinon mengde zich maar even in het grote Dutroux/Nihoul-debat. Hij meende zich te herinneren dat twee GP’ers hem al in het midden van de jaren tachtig al eens vroegen of hij Nihoul en “de beul van Bergen” kende. Pinon kocht onlangs een huis in Portugal. Hij staat op het punt te emigreren en wil nooit meer naar België terugkeren. Jean-Claude Garot is vandaag succesvol uitgever van sportmagazines.
Bron » De Morgen | Douglas De Coninck | 1 December 1998