Roze Balletten; het volledige verhaal

Al welhaast vijftien jaar duiken regelmatig verhalen op over zogenaamde roze balletten, waarbij notabelen uit de bol en uit de kleren gingen. Hoe kwam dat ‘dossier’ tot stand? Voor deze burleske aan weer een andere affaire wordt gekoppeld: het volledige verhaal.

Toen politiecommissaris Louis De Meyer van Machelen tegen het einde van de namiddag van woensdag 5 september 1979 proces-verbaal 1256 signeerde, kon hij niet beseffen dat hij een eerste wezenlijke bijdrage had geleverd tot een gerechtelijk dossier dat later in de media als dat van de Roze Balletten zou worden bestempeld. Een affaire die meermaals voor ronkende krantentitels zou zorgen.
Eerder die dag was de commissaris gealarmeerd door de dienstdoende directeur van het plaatselijke Holiday Inn-hotel, een Nederlander, Gerrit Frijling.

Want in een kamer op de vierde verdieping had het hotelpersoneel het lijk van een vrouw gevonden. Die nam daar twee dagen eerder haar intrek en was sindsdien niet meer gezien noch gehoord. Daarop werd een van de kamermeisjes ongerust en haalde er haar overste bij, die zich toegang tot de kamer verschafte.


Volgens het rapport van de Machelse commissaris lag de vrouw, alsof ze sliep, op het eerste bed, op haar rechterzijde. Ze was gekleed in een witte chemisier, een vleeskleurige bh en droeg panty’s. Rond haar nek zat een gouden kettinkje, rond de linkerpols een horloge. Er waren geen sporen van geweld. De rigor mortis toonde aan dat de dood al geruime tijd was ingetreden. Het raam stond op een kier.
 De jeans van de vrouw lag op het tweede bed. Haar bagage stond op een stoel tegenover de kaptafel. Op een andere stoel lag een blauw wollen jasje. Naast haar handtas op de kaptafel lag een omslag met daarin een briefje, in het Frans, waarin ze haar echtgenoot om vergiffenis vroeg en besloot met: “… je hebt alles verkeerd begrepen.”


Uit verschillende papieren in de handtas leerde de commissaris dat het ging om Anne Dedeurwaerder, geboren op 5 juli 1935 in Veurne. Ze was getrouwd met een dokter uit Waterloo, Jacques Crockaert. Toen hij de collega’s van Waterloo contacteerde om ze te vragen de man te waarschuwen, vernam commissaris De Meyer dat Crockaert net die dag de verdwijning van zijn vrouw had gemeld. Ze was op maandag 3 september thuis vertrokken met haar wagen, een blauwe sportkar MG, met nummerplaat 605B9. 
Weinige uren later, rond 19 u 45, zat de 59-jarige Jacques Crockaert, erg onder de indruk, in het politiekantoor van Machelen en vernam er dat zijn vrouw zelfmoord had gepleegd met een overdosis Vesparax.

Een plausibele verklaring vond ook Crockaert, die toegaf dat zijn vrouw al enige tijd depressief was. In zijn handgeschreven verklaring, in het Frans, merkte hij op dat zijn huwelijk vlekkeloos was geweest. Hij verduidelijkte dat zijn vrouw erg gevoelig was, maar beweerde deze wanhoopsdaad niet te begrijpen. Met die verklaring toonde dokter Jacques Crockaert zich spaarzaam met de waarheid.


Uit getuigenissen naderhand zou blijken dat de dokter tegen vrienden en kennissen vertelde dat zijn vijftien jaar jongere vrouw in een verkeersongeluk was omgekomen. Hij deed dat, zo getuigde een van zijn confraters, om vervelende vragen en roddels te vermijden. 
De dood van Anne Dedeurwaerder zou twee jaar later opnieuw ter sprake komen, zij het dan in een gewijzigde versie van het auto-ongeluk, in het zogenaamde dossier-Pinon. Dat dossier, in de media veelvuldig aangehaald in de enquêtes naar de Bende van Nijvel, is de uitloper van een uit de hand gelopen echtelijke ruzie tussen dokter André Pinon en zijn vrouw Josiane Jeunieau.

Die twee leverden bij hun echtscheiding een nietsontziend juridisch gevecht rond het hoederecht over de kinderen.
 In de periode dat Anne Dedeurwaerder zelfmoord pleegde, stonden kranten en weekbladen bol met de avonturen van Fortuna ‘Tuna’ Israel, een Nederlandse callgirl van Egyptische origine die in opdracht van Eurosystem Hospitalier Consortium, een bedrijf onder de koepel van de Generale Maatschappij, Arabische klanten op bezoek in Brussel, gunstig moest stemmen. Een bedrijvigheid waarin deze dame een ongeëvenaarde virtuositeit zou hebben geëtaleerd. Tuna’s band met wapenhandelaar Roger Boas maakte het verhaal des te kruimiger. Temeer omdat haar klantenkring niet beperkt bleef tot die van Eurosystem. Toen al werd in gerechtelijke en journalistieke kringen gefluisterd over seks partijtjes waarop de crème de la crème van ’s lands decision makers aanwezig was.


Tuna’s callgirlnet werd overgenomen overgekocht, volgens sommigen door haar Franse medewerkster Lydia Montaricourt . Maar die zou in mei 1979 wegens het aanzetten tot prostitutie veroordeeld worden. Bij haar veroordeling tot vijftien maanden gevangenis met uitstel en zeshonderd frank boete zou een rechter zich hebben laten ontvallen dat het bekendmaken van Lydia’s klantenkring, zoals in haar zakagenda’s genoteerd, nogal wat opschudding in het land zou veroorzaken. Geraakten die lijsten toch wel verloren zeker!


Deze nonchalance van het gerecht en het feit dat in het Montaricourt-dossier ook sprake was van pikante feestjes met binnen- en buitenlandse zakenlui en politici ‘joodse diamantairs, hogere kaders en intellectuelen,’ beweerde een van de getuigen, en van een minderjarige homofiel, die als mannelijke prostitué voor Montaricourt werkte, zouden jaren later worden opgerakeld toen de eerste theorieën rond de Bende van Nijvel begonnen te circuleren.
 Al deze affaires kwamen bovenop de verhalen rond de zakelijke avonturen van de Brusselse PSC-politicus en gewezen premier Paul Vanden Boeynants en de niet zo zakelijke maar daarom niet minder pikante strapatsen van de Luikse socialist Guy Mathot.


Met die politieke en gerechtelijke kroniek als achtergrond zetten André Pinon en Josiane Jeunieau hun echtscheiding in. Hun verhaal zou in de media gaandeweg door elkaar worden gehaspeld met dat van Tuna, Lydia Montaricourt, VDB en Mathot en finaal uitgroeien tot het mysterieuze dossier-Pinon of dat van de Roze Balletten van Waals-Brabant.


André Pinon, geboren in 1946 in Anderlecht, is neuropsychiater van professie. Zijn kabinet was gevestigd aan de Tervurenlaan in Sint-Pieters-Woluwe. Op 1 april 1979 besloot Pinons vrouw, de vier jaar jongere Josiane Jeunieau, afkomstig uit Ukkel, haar man te verlaten. Bij een eerste regeling verbleven de twee kinderen tijdens de week bij hun moeder. Vader Pinon kreeg bezoekrecht tijdens het weekeinde.
 Enkele maanden later, bij een poging van de neuropsychiater om de brokken te lijmen, liet zijn vrouw hem tijdens een telefoongesprek verstaan dat ze sinds haar opstappen bijzonder actief was geweest op het amoureuze terrein. Een van haar minnaars ze citeerde er een vijftal, was een dokter, Ronald Bettens, uit Waterloo die ze op de lokale golfclub had leren kennen.


Diezelfde Bettens, een alkoofgymnast van eerste garnituur, was op dat moment ook de minnaar van Anne Dedeurwaerder, de vrouw van Bettens’ collega dokter Jacques Crockaert. Uit getuigenissen achteraf zou blijken dat Annes zelfmoord in de Holiday Inn van Machelen, een gevolg was van de weigering van Bettens om vrouw en kinderen voor haar te verlaten. Een andere van de andere minnaars waarop madame Pinon zich beroemde, was Christan Smets, een inspecteur van de Belgische Staatsveiligheid die later meermaals van zich zou doen spreken, niet in het minst via de onthullingen in de media over extreem-rechtse milities die deze agent al te enthousiast zou hebben geïnfiltreerd.


Tijdens het telefoongesprek zou Josiane Jeunieau geenszins de gevoeligheden van haar man sparen, want ze vertelde con gusto hoe ze aan groepsseks had deelgenomen, onder meer met minderjarigen.
 Kort daarop nodigde Pinon zijn vrouw uit voor een gesprek aan de oever van het meer van het Waals-Brabantse Genval. Het gesprek dat de twee daar voerden, werd vanop afstand op band opgenomen door een verdoken opgestelde privé-detective. Die was Josiane Jeunieau eerder in opdracht van Pinon een aantal keren gevolgd en had vastgesteld dat ze bij Bettens op bezoek ging.


In de loop van dat gesprek in Genval herhaalde Jeunieau, die er duidelijk op uit was haar man te treiteren, de beweringen over haar amoureuze escapades, onder meer met Ronald Bettens. Met die tapes in handen meende Pinon over het ultieme wapen te beschikken om het hoederecht over de dochters af te dwingen.
 In een brief van 5 september 1979, gericht aan jeugdrechter Jean-Pierre Agneessens van Nijvel, wees Pinon op het schandelijke gedrag van zijn vrouw. Pinon schreef letterlijk:

“In enkele dagen tijd heb ik veel vernomen over het gedrag van mijn vrouw sedert onze feitelijke scheiding. Mevrouw Jeunieau heeft talloze minnaars en minnaressen gekend. Ze stelde me zelfs voor deel te nemen aan groepsesbattementen.
U zult begrijpen dat ik in die omstandigheden verplicht ben de echtscheidingsprocedure door te zetten.
Wat de kinderen betreft, kan ik niet aanvaarden dat die worden toevertrouwd aan mevrouw Jeunieau die ik herhaal het ernstig psychotisch is.”

Op die brief kreeg Pinon een dag later al een beleefd doch nietszeggend antwoord van de betrokken jeugdrechter.
 Als op 7 september 1979, daags na het antwoord van jeugdrechter Agneessens, ten huize Pinon in Sint-Genesius-Rode werd ingebroken, was de neuropsychiater er meteen van overtuigd dat iemand op zoek was naar de geluidstapes. Hij legde een verklaring in die zin af bij de adjunct-commissaris van Rode, René Elpers. Daarin somde Pinon, ten behoeve van de enquêteurs nog eens alle minnaars van zijn vrouw op, onder wie de inspecteur van de staatsveiligheid Christan Smets, en bracht ook de seksfuiven met minderjarigen te berde. Als gevolg daarvan werd ook een proces-verbaal opgesteld ten laste van dokter Bettens, wegens ‘aanzetting tot ontucht van minderjarigen’.

Toen naderhand in oktober ’79, maart ’80 en februari ’81 ook werd ingebroken in het Centre Neuro-Psychiatrique van Etterbeek, waar Pinon destijds werkte, bestond er volgens de neuropsychiater geen twijfel meer: iemand had het op hem of op zijn tapes, of op beide, gemunt.
 De geluidsbandjes waren inderdaad voor Pinon van het allergrootste belang in de strijd voor het hoederecht over zijn twee dochters. Maar die strijd werd voor Pinon gaandeweg een obsessie.
 In een van haar verklaringen beweerde Josiane Jeunieau trouwens dat haar ex-man seksueel geobsedeerd was, dat hij eigenlijk zelf uit was op allerlei pikanterieën en dat hij een volslagen mythomaan was. Ook zou Pinon, althans volgens zijn vrouw, er erg ongewone medische praktijken op na hebben gehouden. Zo zou hij haar hebben verplicht negen jaar lang een behandeling tegen epilepsie te volgen. Toen ze zich na haar scheiding liet onderzoeken, bleek ze helemaal niet aan deze kwaal te lijden. Ook zou hij haar als neuropsychiater meermaals met colloqueren hebben bedreigd.


Dat de scheiding en het gevecht om de kinderen voor Pinon een ware obsessie waren geworden, was in zijn kennissenkring algemeen geweten. De dokter viel trouwens iedereen lastig met zijn juridische perikelen en zijn verhalen over de bende “partouzards” met wie zijn vrouw optrok. Maar in die eerste verhalen was alleen sprake van de vriendenkring rond dokter Bettens en de club van Waterloo waar ook zijn vrouw golf speelde.

In een rapport van 5 februari 1980 bestemd voor de procureur des konings van Nijvel noteerde inspecteur Pol Denis over Jeunieau’s vriendenkring:

“Inlichtingen die we over hen hebben bekomen, geven aan dat deze personen blijk kunnen geven van een bepaald libertijns gedrag, maar er is geen enkel element dat ons toelaat te geloven dat er minderjarigen in het spel zouden zijn.”

Van hooggeplaatste politici, magistraten of zakenlui was in de eerste verklaringen bij het gerecht zelfs helemaal geen sprake. Die verhalen hoorde Pinon tenminste, dat verklaarde hij naderhand tijdens de eerste maanden van 1981 via ene Christine Doret, die hij ontmoette in Louvain-La-Neuve door toedoen van de hem erg genegen Danielle Beresovsky.


Doret, een dochter uit een welgestelde familie wiens moeder een barones de Mevius is, was in die dagen zelf in een echtscheiding verwikkeld. Zij toonde daarom het volste begrip voor de positie van Pinon. Bij haar ondervraging in juli ’81 in Frankrijk verklaarde Doret de arme, nerveuze man te hebben willen troosten en kalmeren door diens fantasieën over partouzes met bijkomende, nog sterkere verhalen te voeden. Verhalen uit de eerste hand, want Doret beweerde zelf aan de feestjes te hebben deelgenomen en daar de ex-vrouw van Pinon te hebben ontmoet. Maar niet alleen madame Pinon. Waren ook aanwezig: Paul Vanden Boeynants, Charly Depauw, rechter Agneessens, Guy Mathot, “ene Vastapan” met wie de Brusselse zakenman en VDB-intimus Dino Vastapan werd bedoeld, rijkswachtgeneraal Fernand Beaurir en, niet te vergeten, (toen nog) prins Albert. Om maar te zeggen.

Pinon wist niet wat hij hoorde toen Doret haar verhaal deed.
 Dergelijke ontboezemingen op band krijgen, was voor Pinon van kardinaal belang wilde hij het hoederecht over zijn dochters definitief verkrijgen. Want van die kant waren de procedures bij de Nijvelse jeugdrechter Agneessens niet erg vlot verlopen. Pinon, achterdochtig als steeds, was er ten andere gaandeweg van overtuigd geraakt dat zijn ex-vrouw Josiane ook de jeugdrechter in het ledikant had genomen. Waarom anders zou de man zo moeilijk doen? Had hij, een neuropsychiater, hem niet zwart op wit meegegeven dat zijn vrouw een ernstig psychotisch geval was? Had hij niet haar verklaringen over de seksfuiven met minderjarigen op band staan? Die Agneessens was ongetwijfeld al geen haar beter dan zijn vrouw, daarvan maakte Pinon geen geheim meer. Wat Doret hem had verteld, was slechts een bevestiging van wat Pinon al vermoedde.


Na zijn gesprekken met Doret, soms in bijzijn van Danielle Beresovsky, rolde dokter Pinon de zware artillerie naar buiten. In april/mei 1981 stapte hij naar de pers, naar Jean-Claude Garot, hoofdredacteur van het progressieve blad Pour dat in zijn prille bestaan al met enkele geruchtmakende enquêtes had uitgepakt. Favoriete schietschijf van Pour was de Brusselse politicus Paul Vanden Boeynants en diens ultrarechtse entourage, onder wie de toen al beruchte baron Benoît de Bonvoisin, het Front de la Jeunesse, en de (inmiddels ontbonden) Vlaamse Militanten Orde (VMO).


Zo vertelde Jean-Claude Garot achteraf in zijn verklaring bij het gerecht:

“Ik kreeg het bezoek van dokter André Pinon, die me kwam vertellen dat belangrijke politici zoals Vanden Boeynants en prins Albert, de generaal van de rijkswacht Beaurir, de genaamde Blaton van de ondernemingen van die naam, de jeugdrechter Agneessens, enzoverder, … zich te buiten gingen tijdens partouzes en dit in het bijzijn van minderjarigen, onder wie eentje naderhand zelfmoord zou hebben gepleegd. Ik heb die dokter geantwoord dat de hele zaak me niet interesseerde omdat dergelijke informatie van doen had met het privé-leven van de burgers en dat ik al jaren vocht voor het respect van het privé-leven.”

“
Nadien is de dokter meermaals teruggekeerd met nieuwe elementen tot hij op een dag praatte over minderjarigen die naar de sekspartijtjes werden gebracht door jeugdrechter Agneessens. Ik heb hem toen gevraagd of hij getuigen of materiële bewijsstukken voor deze beweringen kon voorleggen. Een drietal weken of een maand terug heeft hij me voorgesteld mensen te ontmoeten die op de fuiven aanwezig waren. Die informatie heeft me ertoe aangezet de enquête te beginnen. Zo heb ik mensen ontmoet die over deze soirees getuigden. Het waren mensen die me door dokter Pinon werden voorgesteld.”


Op 18 juni 1981 ontmoette Jean-Claude Garot de kroongetuige Christine Doret tijdens een diner ten huize Danielle Beresovsky, in het gezelschap van dokter Pinon. Garot werd er voorgesteld als een neef van de gastvrouw en een intieme vriend van Pinon. Een groot deel van het tafelgesprek werd, zonder medeweten van Doret, door Garot op een microcassette geregistreerd. Het werd een van de pikantste opnamen uit de Belgische gerechtelijke geschiedenis.
Flarden van het gesprek, voor zover begrijpelijk, werden door het gerecht uitgeschreven in een proces-verbaal van 14 augustus 1981.


Doret: Er zijn drie plaatsen waar de partouzes doorgaan …

Doret: … er zitten er daar toch tussen die (onverstaanbaar) zoals Vanden Boeynants en prins Albert (…) ja… Ik lach niet. Zo is het. Ik heb ze gezien …


Doret: Het gaat hier om een groep die ons land bestuurt, ja, die bijeenkomen zonder hun vrouwen, ja … Ze doen aan politiek… Er zijn er die actief zijn in de politiek, anderen staan aan het hoofd van (onverstaanbaar) … Er zijn daar vrouwen, niet hun wettelijke echtgenotes, die door de één of de ander zijn uitgenodigd, zoals de vrouw van André …

Pinon: Hoe noemen ze haar?


Doret: Anne-la-folle.


Garot: Waarom gek, ze is niet gek …

Doret: Omdat, je weet wel … omwille van de manier waarop ze zich gedraagt. Je kan beter opzij gaan, ze slaapt met gelijk wie…

Eens op toeren leek de getuige niet meer te stuiten. Het hele verhaal dat Christine Doret haar disgenoten ophing, leek zo weggeplukt uit een derderangs Franse film, maar voor Garot en vooral voor Pinon was haar getuigenis puur goud. En Doret maar kletsen. De uitgetikte tekst van haar quasi-monoloog beslaat zo’n zeven vel.

Bijzonder interessant voor Pinon want bruikbaar in zijn procedureslag voor het hoederecht over zijn kinderen was haar verhaal over de minderjarigen aangebracht door jeugdrechter Agneessens.
 Doret had meteen de onverdeelde aandacht van haar toehoorders toen ze vertelde dat een van de kinderen zich een kogel door het hoofd had gejaagd.

Doret: Hij schoot zich een kogel door het hoofd toen hij verliefd werd op een… jong meisje.

Garot: Hoe oud was hij?


Doret: Hoe oud was hij… vijftien jaar.


En Doret maar doorbreien…: Wat wil je? Ze hadden hem uit zijn evenwicht gebracht.


Garot: Hoe komt het dat hij (Agneessens) die minderjarigen daar bracht?

Doret: (Onverstaanbaar)


Garot: Wat? Hij bracht er meerdere?


Doret: Een tweede heeft zich opgehangen.

Volgens Doret waren er een dertigtal deelnemers aan die partie fines, die volgens haar plaatsvonden in de golfclub van Bercuit, in appartementen aan de kust en in de Gachardstraat in Elsene. Alle deelnemers zouden van dit alles op de hoogte zijn geweest. Onder hen, uiteraard Vanden Boeynants, Mathot, Blaton, generaal Beaurir, maar ook prins Albert.

Voor de ontmoeting met Garot had Doret aan Pinon en Beresovsky verteld dat op die feestjes soms ook ene Tania aanwezig was die een callgirlnetwerk leidde en die soms voor VDB werkte. Wellicht bedoelde Pinon, die deze bewering van Doret tijdens een ondervraging aanhaalde, de beruchte Tuna Israel. Maar we dwalen af. 
Twee zelfmoorden waren volgens Doret blijkbaar niet voldoende. Een moord kon er nog altijd van af.

Doret: Die keer, het was al laat… VDB en Mathot waren in een conversatie gewikkeld en ik voelde dat ik ze stoorde… Het was verschillend, zo’n conversatie die onrust liet vermoeden. Men voelde dat ze wat wilden verbergen, dat ze niet wilden dat geweten was…

Garot: Wat dan?


Doret: Die geschiedenis met de moord en de geschiedenis met de twee zelfmoorden.


Garot: Maar die moord, dat begrijp ik niet?


Doret: Dat is die vrouw…


Pinon: Crockaert.


Doret: Crockaert, die is het!

Garot: Hoe is die vrouw gestorven? Hoe kwam ze aan haar einde?


Doret: Er was aan haar wagen geknoeid, bovendien had ze gedronken. Men had haar doen drinken.

Met Crockaert werd uiteraard Anne Dedeurwaerder bedoeld, de vrouw van dokter Jacques Crockaert die in 1979 zelfmoord pleegde in de Holiday Inn van Machelen. Zij zou, althans volgens Doret, uit de weg zijn geruimd omdat ze niet langer wilde zwijgen over de dood van de twee minderjarigen.

Pinon zou naderhand deze versie bij het gerecht versterken en beweren dat Jacques Crockaert hem ooit toevertrouwde door casseurs in opdracht van zijn collega Bettens te zijn bedreigd. Jean-Claude Garot wilde terecht van Doret vernemen:

Hoe komt het dat de rijkswacht of de politie van niets weten?


Doret: Omdat prins Albert met de zaak is gemoeid. Hij is van alles op de hoogte (gefezel). Hij heeft tegen Agneessens gezegd: je bent gedekt…


Garot: Hoe weet je dat hij dat gezegd heeft?


Doret: In een gesprek, zo maar.


Garot: In jouw bijzijn?


Doret: Neen, ik heb dat zo gehoord… Op een gegeven moment zei Agneessens hem: nu zit ik toch wel verveeld … (onverstaanbaar) Hij heeft hem geantwoord: je weet toch dat je gedekt wordt. Ik stond aan de ene kant van de bar, zij aan het andere uiteinde. …

Garot: Hoe kom ik daar binnen?


Doret: Met een kaart.


Garot: Wat voor ’n kaart?


Doret: Een lidkaart.


Garot: Van welke club?


Doret: Van Bercuit.


Garot: Hoeveel kost het om lid te worden?


Doret: 360 frank.


Garot: Ik kom eraan, ik betaal 360 frank en ik mag binnen?


Doret: Dat weet ik niet.

Garot: Hoe kom jij binnen?


Doret: Men kent mij, ik speel golf…

Pas tegen het einde van het diner vernam Doret dat Garot niet de neef van Beresovsky was, maar een verslaggever van Pour. Waarop ze heel nerveus werd en zei alles te zullen ontkennen als Garot haar verhaal publiceerde. Dat de journalist het merendeel van de conversatie op band had, vernam Christine Doret pas achteraf.

Allicht zou de uitgeschreven versie van Dorets rocamboleske relaas nooit in een gerechtelijk dossier zijn beland, mochten onbekenden in de nacht van 5 juli 1981 het gebouw in de Eendrachtstraat in Elsene, waar het weekblad Pour huisde, niet in de fik hebben gestoken. En een van Garots medewerkers niet aan de politie hebben verteld dat de brandstichters mogelijks de bewijsstukken in de affaire van de roze balletten, of het dossier-Pinon, wilden vernietigen. Hoe de mythe kon ontstaan.

Bron: Knack | 2 Oktober 1996