Interview Arsène Pint

Inleiding

Arsène Pint is een gepensioneerd rijkswachtofficier. In de jaren zeventig was hij medeoprichter van de anti-terroristenbrigade van de rijkswacht, de Groep Diane. Pint heeft het allemaal meegemaakt: de jaren zeventig en tachtig, de Belgische anni di piombo, de loden jaren, de jaren van de gefluisterde staatsgrepen, van het autoritaire kolonelsregime bij de rijkswacht, van de affaire François, van aanslagen, wapendiefstallen en clandestiene rechtse cellen bij de rijkswacht, van Madani Bouhouche en Robert Beijer, de Bende van Nijvel, het kwalijke fanatiek anti-communistisch zakenmilieu rond spekslager Paul Vanden Boeynants, van Benoît de Bonvoisin, Paul Latinus en zijn extreem-rechtse militie WNP, en van de zware Brusselse misdaadmilieus rond Philippe De Staerke en Patrick Haemers.

Later zou Pint als gebiedscommandant van Gent ook nog betrokken zijn bij het onderzoek dat substituut Willy Acke en onderzoeksrechter Freddy Troch in Dendermonde begonnen na de Bende-aanslag in november 1985 op de Delhaize in Aalst. In 1997 is Pint bereid daarover te praten tegenover journalisten van het weekblad Humo. Dat is niet niks. Rijkswachtofficieren hebben niet echt de gewoonte over pijnlijke onderwerpen te spreken.

Eén zo’n pijnlijk onderwerp is het SIE. Eén van de grootste mysteries rond de Bende van Nijvel is, wie op 3 januari 1982 bij dit eskadron een pak gesofistikeerde wapens gestolen heeft. Waarom werd deze diefstal – duidelijke een inside-job – nooit opgehelderd? En heeft de Bende van Nijvel die gestolen wapens gebruikt bij de aanslagen? Pint zelf was na de moordpartij in Aalst en zei: ‘Het zullen toch niet die van ons zijn?’ Want in en rond dat SIE bewogen zich een paar heel bedenkelijke heerschappen: rijkswachtkolonel René Mayerus, de oprichter van het SIE, de Franse extremist en geweldenaar Jean-Francis Ferrari-Calmette, en hun gezamenlijke vriend Madani Bouhouche.

Arsène Pint: “Wij hebben de Groep Diane opgericht in het begin van de jaren zeventig, want plotseling was er het internationaal terrorisme, de Rote Armee Fraktion en van die dingen. Een beperkt ministercomité nam in 1973 de beslissing. De uitvoering kwam in hangen van toenmalig minister van Defensie Paul Vanden Boeynants. De anti-terroristische groep moest er binnen de week zijn, hé. VDB was een minister die snel werkte. Wij zijn onmiddellijk het personeelsbestand van de rijkswacht gaan nakijken op zoek naar gewezen paracommando’s die nog voldoende jong en fit waren.”

“We zijn begonnen met een dertigtal mensen, maar drie, vier jaar later waren dat er al tachtig. In het begin dachten we dat we enkel scherpschutters nodig hadden. Maar het werd al snel duidelijk dat zo’n anti-terrorismegroep heel wat ingewikkelder in elkaar moet zitten. Wij gingen op bezoek bij het Duitse commando, de GSG 9, onder leiding van Ulrich Wegener, en we nodigden de veiligheidsdiensten van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al uit.”

De oude rijkswachtkazerne aan de Gerard Jacqueslaan in Elsene.

De oude rijkswachtkazerne aan de Gerard Jacqueslaan in Elsene.

Een gesprek met Arsène Pint

U hebt de groep Diane opgericht samen met de ondertussen overleden rijkswachtkolonel René Mayerus, een man die we terugvinden in de schema’s van de exteem-rechtse WNP, maar van wie niet precies geweten is welke rol hij daarin speelde.

“Ja. Mayerus was de baas van het toenmalige Mobiel Legioen. Ik was adjunct van Mayerus. Ik was verantwoordelijk voor de operaties van het Legioen.”

Wat was Mayerus voor een man?

“Mayerus was stafbrevethouder, en een relatief bekwame kerel. Ik heb hem leren kennen toen hij kapitein was en instructeur in de rijkswachtschool. Hij had heel veel vrienden bij het lagere rijkswachtpersoneel. Als die jongens een probleem hadden, of zelfs geen probleem, dan kwamen ze naar Mayerus. Hij gedroeg zich heel vijandig tegenover de hiërarchie, hij lag voortdurend met zijn oversten overhoop.”

“Mayerus is ook een tijd in Duitsland geweest. Daar heeft hij veel mensen leren kennen van de Bundessicherheit, van Duitse politiediensten. Toen hij later commandant van het Legioen was, kwamen die mensen hem ook geregeld goedendag zeggen. Hij was een gewezen weerstander en daarom was ik heel verwonderd toen ik zag dat hij zogezegd in het personeelsbestand van de WNP van Paul Latinus zat. Dat was zijn stijl niet. Dat hij Latinus heeft gekend, is mogelijk, maar dat hij in die structuur zat. Mayerus had een grote mond. Hij zei veel, maar als het erop aankwam ?”

Wat voor dingen zei hij?

“Hij dronk graag een whisky en dan begon hij: ‘Dat land hier, dat trekt op niets, en die politici. Er is geen autoriteit. Nom de Dieu, il faudra un bon coup d’état.'”

U hebt hem dat horen zeggen?

“Misschien wel, ja. Maar ik nam dat niet serieus. Dat werd toen in veel kazernes gezegd, en dat zeggen ze misschien nog steeds: ‘Ze zouden beter grote schoonmaak houden in de politiek’, van die dingen. Misschien heb ik het zelf ook wel gezegd.”

Had Mayerus politieke connecties?

“Ik heb hem nooit met politici gezien. Maar in die tijd passeerde bij ons iedereen met een hogere graad via de kabinetten van Landsverdediging, die van P.W. Seghers, van Paul Vanden Boeynants, van Frank Swaelen. Toevallig zaten er toen alleen maar PSC- en CVP-politici op Defensie. Mayerus is zelf nooit in een kabinet terechtgekomen. Hij was niet discreet genoeg. Hij was een flapuit. Later is men over hem dingen gaan vertellen die volgens mij niet kloppen. Maar ik weet wel – tenminste, dat hebben ze mij gezegd – dat hij zich in ’75, ’76, toen hij commandant van het gebied Brabant was geworden, met de BOB is gaan bemoeien. En dat was totaal niet de gewoonte. Een full colonel die zich interesseerde voor de onderzoeken die de BOB deed.”

Wij hebben gehoord dat hij zich zelfs na zijn pensioen met de BOB is blijven bemoeien. Toen bleef hij op bezoek komen bij de rijkswacht en ging hij informatie halen bij het hoofd van de info-sectie van de BOB, Roger Tratsaert, die de politieke informatie beheerde die de rijkswacht opsloeg. “Het lag er vingerdik op dat hij een boodschappenjongen van de Amerikaanse inlichtingendiensten was,” wordt over hem gezegd.

“De ‘Men’ – dat was zijn bijnaam – reed over de tong. Iemand heeft me ooit gezegd: ‘Nom de Dieu, de ‘Men’ zit altijd te rommelen bij de BOB.’ Waarom? Dat weet ik niet.”

Heeft Mayerus zelf mensen naar het SIE gebracht?

“Ja. Mayerus zei: ‘Ik ken iemand die te vertrouwen is. Een uitstekend wapenmaker.’ Dat was adjudant Evance Collard, die wapenmeester van het SIE is geworden. Wat mij betreft, was er niets aan de hand met Collard. Hij was een betrouwbaar en discreet man en zeker geen extremist. Dat was ook nodig, hij had een vertrouwensfunctie bij het SIE. Hij was altijd aanwezig als we nieuwe wapens of materialen uittestten.”

Beschikte de Groep Diane toen over exclusieve wapens en materiaal dat bij nergens anders te krijgen was?

“Ja. Ik ging geregeld naar de Directie Operaties of naar de generaal om materiaal te vragen waar zij nog nooit van hadden gehoord. Riot guns bijvoorbeeld. Nu heeft elke veldwachter een riot gun. Maar toen. We wilden riots voor het SIE, zodat we goed gemikte traangasprojectielen zouden kunnen afvuren. De rijkswacht had alleen van die zware dingen waarmee je alleen maar kon hopen dat je granaat een beetje in de goede richting zou gaan.””

“Met een riot gun kon je heel precies werken. En ook heel lokaal, want het traangaspatroon van een riot gun is veel kleiner dan een traangasgranaat en daarmee kun je heel gericht werken. Dan hoefde je geen volledig gebouw onder de rook te zetten en het veertien dagen lang onbewoonbaar te maken. Dat is bijvoorbeeld in Middelkerke gebeurd, waar een man die een officier had doodgeschoten, in een frituur met traangas werd aangevallen. De eigenaars van die frituur hebben veertien dagen lang geen friet meer moeten bakken.”

Hebt u de Heckler und Koch-wapens gekocht die in 1982 uit de garage van het SIE werden gestolen?

“Ja. We waren toen op zoek naar geluidsdempers die we op mitraillettes konden zetten, zodat je bij een kidnapping of kaping kon schieten zonder dat je het verderop hoorde. Wij zaten toen met Israëlische 9mm Uzi- mitraillettes, die onder licentie bij FN werden gemaakt, en we hebben een stuk van de wereld afgereisd om daar geluidsdempers voor te vinden. Zonder succes. De Israëli’s hadden een systeem, maar dat leek nergens op. En toen kregen we documentatie in handen van Heckler und Koch. Dat bedrijf leverde wapens met geluidsdempers aan de Duitse GSG 9.”

“Op dat moment was het echter ondenkbaar dat een Belgische dienst wapens zou kopen die niet van FN kwamen. We hebben dus achter de rug van FN gewerkt en die Heckler und Kochs uiteindelijk via de GSG 9 en dank zij de bemiddeling van GSG 9-baas Wegener kunnen kopen. Heckler und Koch voerde die wapens met geluidsdempers namelijk niet uit. Die werden alleen voor Duitse eenheden gemaakt. Niemand anders in België had die wapens en je kon ze ook niet in de normale handel krijgen. Ze waren een beetje het neusje van de zalm. Met een Heckler und Koch kun je schot per schot even nauwkeurig mikken als met een karabijn in een schietkraam.”

“Het is een precisiewapen en tegelijkertijd ook een aanvalswapen, een mitraillette met een lader voor dertig patronen. Ik zat er enorm mee verveeld toen ze werden gestolen. We hadden ons erewoord gegeven toen we die wapens kochten. Ze mochten niet in andere handen terechtgekomen, zeker niet in die van gangsters of terroristen. Bij GSG 9 en bij Heckler zullen ze nogal een gezicht getrokken hebben!”

Was u verbaasd toen u hoorde dat uitgerekend die Heckler und Kochs waren gestolen bij het SIE?

“Nee. Ik wist dat het ervan zou komen. In 1982 was ik al weg bij het SIE, maar ik zag met pijn in het hart wat daar gebeurde. Voortdurend had ik discussies met kolonel Francis Jennes, de toenmalige eenheidscommandant van het SIE, over de geheimhouding en de beveiliging bij de groep. Toen Jennes de zaak overnam, werd er volgens mij niet genoeg aandacht besteed aan de beveiliging. Toen ik bij het SIE zat, was het allemaal heel duidelijk, als je niet bij het SIE zat, had je er ook niets te zoeken.”

“Vragen werden niet beantwoord en geen enkele buitenstaander kwam binnen in het atelier van Collard op de eerste verdieping van de garage in de kazerne aan de Gerard Jacqueslaan, waar het materiaal van het SIE lag opgeslagen. Slechts een paar mensen wisten wat er bij het SIE gebeurde, namelijk de generale staf en de directe medewerkers. Niemand anders hoefde zich ermee te bemoeien. Tenslotte was dat materiaal zeer exclusief.”

En onder Jennes is dat veranderd?

“Absoluut. In mijn tijd lag het SIE-materiaal niet in de garage waar de auto’s stonden, maar in een afgesloten, beveiligde compound, waar zich ook het atelier van Collard bevond. Als je dus bij het materiaal wilde, moest je via Collard en zijn adjuncten passeren. In die compound was ook altijd wel iemand aanwezig. 24 uur op 24 uur. De mensen die de ABT-patrouilles deden kwamen er namelijk ’s nachts hun boterhammen opeten. Een eenvoudig systeem, maar wel efficiënt.”

“Het interventiemateriaal mocht pas de compound verlaten en in de auto’s worden geladen als er alarm werd gegeven. Daar verloor je dan wel tien minuten mee, maar dat doet er niet toe. Bijvoorbeeld, er wordt een vliegtuig gekaapt. Voor je dat offensief mag benaderen, moeten er eerst onderhandelingen worden gevoerd, moet je de politieke wil vinden, moet justitie akkoord gaan en moet iemand bereid zijn de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Voor je dat allemaal geregeld hebt in België, ben je al heel wat uren kwijt. Dan doen die tien minuten er absoluut niet toe.”

“Maar Jennes wilde die tien minuten niet. En hij gaf opdracht het materiaal in de auto’s te leggen. Onder zijn bewind lag al dat spul – die Hecklers, explosieven, detonatoren en allerlei zeer gespecialiseerd materiaal – godverdomme gewoon in de auto’s van het SIE in de garage, en niet meer in die compound. En als het dan nog beveiligde auto’s waren . Nee, het waren gewoon Peugeots en Range Rovers. Ik heb vaak tegen Jennes gezegd: ‘Francis, je bent stapel. De eerste de beste onnozelaar komt binnen, pakt zo’n auto en is met de helft van je materiaal weg’.”

“Dat was dus miserie zoeken. Want de kazerne aan de Generaal Jacqueslaan, waar soms tot 2500 mensen zaten, was een echte duiventil. Er werden cursussen gegeven, de gegevens voor majoor werden er georganiseerd, er werden demonstraties gehouden waarbij vaak burgers aanwezig waren. Iedereen liep er binnen en buiten, en iedereen kon moeiteloos de garage van het SIE in.”

“Er was wel controle aan de ingang van de kazerne, maar die stelde niets voor. Het kostte geen moeite om de kazerne binnen te geraken. Aan de ingang hielden ze hun ogen toch niet open. Wij maakten ons daar druk om, wij zeiden: “Verdomme, je moet identiteitsbewijzen vragen ze bijhouden”, maar het hielp niet. Als je voldoende lef had en een kepie op je kop, kon je zo voorbij de controle wandelen. En als je riep: “Groep Diane” en gewoon voortwandelde, dan durfden de jongens van de controle al helemaal niets meer zeggen. Want de groep Diane, daar bemoeide je je beter niet mee.”

Het is zeer snel duidelijk geworden dat de diefstal een inside job was, gepleegd door iemand die wist dat Jennes het materiaal van het SIE in de auto’s had laten leggen, en die wist dat er nauwelijks controle was. De grote verdachte van de diefstal was ex-rijkswachter Madani Bouhouche, ex-lid van de Brusselse BOB. Later zijn bij Bouhouche ook wapens gevonden die waren gestolen bij het SIE. Bouhouche was een vriendje van Mayerus. Bouhouche en Beijer deden via hun detectivekantoor ARI zaakjes met het Europian Institute of Management, een beveiligingsbedrijf waar Mayerus samen met gewezen Amerikaans ambassadeur Douglas Mac Arthur junior in de raad van bestuur zat en dat zo louche was dat het na een ongunstig advies van de staatsveiligheid zijn contract voor de beveiliging van een Belgisch ministerie is kwijtgespeeld. Heeft het één met het ander te maken?

“Bouhouche had in elk geval contacten binnen de Groep Diane. Ik ben Bouhouche beginnen verdenken op het moment dat ik te weten kwam dat hij Collard kende en dat hij hem opzocht bij het SIE om hem uit te horen over het wapenmateriaal van het eskadron. Bouhouche was een wapenfreak en Collard was dat ook. En als je dan hoort dat Bouhouche en zijn Robert Beijer soms twee keer per week bij Collard binnensprongen om even bij te praten en te zien wat er voor materiaal lag.”

“Bij mij was het niet waar geweest! Ik ben niet zo meticuleus, maar ik ben zeer wantrouwig. Er lagen te veel gevoelige zaken, die niet in de openbaarheid mochten komen. En als je dan achteraf verneemt wat voor kastaars die twee waren, dan moetje niet meer zoeken, hé. Dat is de overtuiging van de meeste politiemannen en dat is ook mijn gedacht, ook al zijn ze niet voor de diefstal veroordeeld. Daarom heb ik ook in de tweede Bendecommissie gezegd: ‘Wat mij betreft is er op grote schaal geknoeid in het onderzoek naar de diefstal.'”

Waarom verdenkt u juist Bouhouche en Beijer van de diefstal van de SIE-wapens? Waren zij de enige buitenstaanders die geregeld rondhingen in de schatkamer van Collard?

“Er zijn meer gegevens die tegen Bouhouche pleiten. Ze hebben ooit bij hem thuis een pistool teruggevonden dat onder in een doos ingevroren spaghettisaus lag. Dat was een van de technieken die we bij het SIE hadden uitgetest om een wapen binnen te smokkelen in een gekaapt vliegtuig of zo. We wilden weten of een ingevroren wapen nog operationeel is. Ja, verdomme, zeg. Hoe is Bouhouche op dat idee gekomen? Hij kende Collard!”

“Voor een beetje politieman zijn zij de daders van de aanslag op rijkswachtkolonel Herman Vernaillen, zijn zij verantwoordelijk voor de moord op FN-handelsvertegenwoordiger Juan Mendez en hebben zij de wapens van Diane gestolen. Maar het gerechtelijk onderzoek heeft hun betrokkenheid in geen enkele van die affaires onomstotelijk kunnen aantonen. Ik begrijp gewoon niet hoe dat onderzoek naar Bouhouche en Beijer gevoerd is.”

Practical shooting

Bouhouche was een fanatiek bezoeker van practical shooting-clubs, net als bijvoorbeeld Jean Bultot. Daar liepen ze wel meer rijkswachters tegen het lijf. Er is het verhaal dat Bouhouche een demonstratie in practical shooting, een zeer agressieve methode om je wapen te gebruiken, gaf aan leden van de Groep Diane.

“Niet waar. Bij de rijkswacht kenden we die practical shooting al lang, maar bij ons heette dat de Sasia-methode. Ik heb die wapentechniek nog bij de rijkswacht geïntroduceerd. Sasia was een commissaris van de Franse Police Criminelle, die zijn techniek bij het FBI is gaan halen. Die was toen relatief revolutionair. Vroeger ging je met je gendarmes naar een schietstand en als ze vijfentwintig patronen afvuurden, hadden ze twee treffers. Na zes maanden Sasia hadden ze er 24. De rijkswacht had dus niets te leren van die practical shooting-clubs! Integendeel, zij hebben van de Sasia-methode geleerd.”

“Ik weet wel dat de Brusselse wapenhandelaar Binet ooit de Amerikaanse practical shooter Jim Cooper heeft uitgenodigd voor een demonstratie. De man kon uit de voeten met zijn .45! Wij zijn naar die demonstratie geweest en daarna hebben we de Sasia-methode aangepast. Cooper toonde nieuwe technieken in een soort clubverband van mensen die elkaar kenden en die elkaar vertrouwden, officieren van bij ons en van de gerechtelijke politie, van gemeentelijke korpsen en soms ook mensen van Binnenlandse Zaken. Maar figuren als Bouhouche en Beijer zag je daar niet, er kwamen geen lagere graden, geen wachtmeesters.”

Eén van de maten van dat duo en van Mayerus was Jean-Francis Ferrari-Calmette, de man van Wackenhut, een louche beveiligingsbedrijf dat dienst deed als antenne van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA. Hij was een karateleraar die onder meer de extreemrechtse WNP gecoacht heeft. Hij is ook training komen geven aan het SIE.

“Eén keer! En hij lag meteen met zijn klikken en klakken buiten. Hij verkocht namelijk praat en wilde onze mensen technieken aanleren die niets hebben te maken met serieus politiewerk. Hij vond bijvoorbeeld dat de manschappen in hun kepie een stuk metaal moesten steken zodat ze met hun klep iemands keel konden kapotslaan. Dat was één van zijn trucs. Er waren verschillende kolonels en generaals bij zijn demonstratie aanwezig, en wij zeiden meteen: ‘Wat loopt die vent daar te vertellen? Die staat aan de andere kant. Dat is geen man voor politiediensten. Hij moet gangsters opleiden.’ Wij leerden hoe je tegenstanders kunt ontwapenen, Calmette wilde bijbrengen hoe je dat doet en daarbij zijn vingers kunt breken. Hij leerde hoe je iemand moest vermoorden of verminken. Dat is niet aanvaardbaar.”

Is het niet mogelijk dat een aantal mensen van de generale staf al eind jaren zeventig wist dat er iets niet in orde was met Beijer en Bouhouche en hun vriendjes? En dat men toch niet op bereid was serieus tegen hen op te treden? Heeft men die hele zaak rond die twee niet laten aanslepen tot de grote ellende begon? Is men niet laks geweest?

“De generale staf is niet laks geweest, wel de officieren, de hiërarchie van de Leuvenseweg, waar de BOB van Brussel is gevestigd. Daar had men moeten optreden tegen alles wat ze daar hebben uitgevreten. De staf moeide zich daar niet mee. De eenheden hadden vrijheid en autonomie. Ik begrijp ook niet waarom de officieren van de Leuvenseweg niet harder hebben gereageerd. Maar misschien was het zoals met de Groep G. Toen de staf te horen kreeg dat het extreem-rechtse Front de la Jeunesse in de Leuvenseweg een afdeling had binnen de rijkswacht, vielen die mannen allemaal van hun stoel. Hoe was het mogelijk?”

“En toen was de eerste reactie niet hard optreden, maar paniek: ‘Als dat in de gazet komt!’ Daar had men een heilige schrik van. Het grote trauma. De rijkswacht was toen al des duivels, hé, de staat binnen de staat, het grote gevaar voor de democratie. De rijkswacht had schrik van zijn eigen schaduw. Dus was zei men? ‘We moeten iets doen, maar we moeten er vooral voor zorgen dat het niet uitlekt. De burgers hebben al zo weinig vertrouwen.’ Dus hebben ze die gasten uiteindelijk naar alle hoeken van België gestuurd opdat het toch maar niet zou uitlekken. Een paar mutaties en het was opgelost. Men heeft extreem-rechts bij ons nooit serieus genomen. Maar wij zijn nooit een gevaar voor de democratie geweest.”

Ondanks de aanwezigheid van mensen als Mayerus?

“Nee. Ik heb het al tientallen keren gezegd. Men gelooft me of men gelooft me niet. Maar je kunt een gendarme niets laten doen dat niet in het wetboek van strafvordering staat.”

Wat? En Bouhouche dan? Of het NBD, de drugssectie van de rijkswacht onder leiding van commandant François Raes? Daar is een aantal rijkswachters zelf in de drughandel gestapt.

“Leon François werd binnen het NBD gecoacht door Frank Eaton en James Guy van de Amerikaanse drugsbestreidingsdienst DEA. Wij hebben wel honderd keer tegen de commandant gezegd: ‘François, doe het niet. Je gaat miserie krijgen. Je moet opletten voor de Place Poelaert, voor de magistratuur.'”

Men wist dus bij de rijkswacht waar François allemaal mee bezig was?

“Sommige mensen bij de rijkswacht wisten dat heel zeker. Vroeger had het NBD een kantoor op de staf, maar ze werkten undercover in het milieu, en dat gaat nogal moeilijk als je in en rijkswachtkazerne zit. Dus zijn ze een huis gaan huren ergens in Brussel. Kolonel Jan Hassaerts zei: ‘Nu is het naar de kloten. Ze zijn uit het zicht.’ Er was te weinig controle. Jan Hassaerts heeft verschillende keren tegen mij gezegd: “Pas op, hé. Niet toegeven.” Als die mannen van François om anonieme voertuigen of dingen, die wij hadden en zij niet, kwamen vragen, zeiden we: ‘Wij spelen niet mee. Hier komen alleen maar vodden van.’ En er zijn vodden van gekomen.”

U hebt meegewerkt in het onderzoek naar de aanslag van de Bende van Nijvel in Aalst. Is het mogelijk dat de Bende in Aalst wapens van de groep Diane heeft gebruikt? Onderzoeksrechter Leo Tas van Dendermonde zei in de tweede Bendecommissie dat u met dat bange vermoeden zat onmiddellijk nadat u was gearriveerd op de parking van de Delhaize in Aalst.

“Ik heb toen gezegd: ‘Verdomme, het zullen toch die van ons niet zijn?’ Ik baseerde me op wat ik daar die vrijdag zag liggen: 12 mm-munitie, 9 mm en .357. Die gebruikten wij bij de groep Diane ook. Toen ik terug thuis kwam heb ik onmiddellijk generaal Bernaert gebeld: ‘Generaal, ik zit met een gevoel dat ik niet kwijt geraak. Ik wil een onderzoek naar al wat met de Groep Diane te maken heeft.'”

“Bernaert schrok. Hij zei: ‘We beginnen er meteen aan. Maandag heb je nieuws.’ In het weekend is dat onderzoek naar de Groep Diane gebeurd. Men heeft al het personeel doorgelicht, alle alibi’s onderzocht. Ze hebben dat allemaal manueel gedaan, omdat het personeel het anders ’s maandags gemerkt zou hebben aan het computerbestand. Men wilde vermijden dat het personeel zou denken: ‘Nu verdenken onze generaals ons er al van dat wij Aalst hebben gedaan.’ Op maandag riep Bernaert me en hij zei: ‘Het onderzoek is negatief.'”

Was uw vrees alleen ingegeven door de kogels die in Aalst teruggevonden werden? Er zijn toch ook gangsters die zware wapens gebruiken?

“Maar die gebruiken niet dezelfde tactiek. In Aalst hebben die met hun riot guns op alles wat bewoog geschoten, en ondertussen glipten de anderen naar binnen. Dat leek goed op een tactiek die wij Fort Chabrol noemen. En vooral hun schoenen interesseerden mij. Een linkse terrorist loopt op sportschoenen. Lichte spullen waar je snel mee uit de voeten kan. Maar een goede rechtse jongen, een macho, heeft altijd van die legerschoenen, commandoboots aan. Die kerels in Aalst droegen commandoboots.”

U was dus bang dat u daar in Aalst te maken had met uw eigen manschappen, uw training, uw wapens, uw mentaliteit. Werden mensen van het SIE eigenlijk psychologisch begeleid opdat ze niet zouden doorslaan bij de soms enorm belastende interventies?

“Helemaal niet. De opleiding bestond uit wapenbeheersing, schieten, klimmen, gevechtssporten, duiken, defensief rijden, van die dingen. Ik weet dat de Duitsers te maken hebben gehad met jongens in hun eskadron die psychologisch in moeilijkheden kwamen omdat ze het niet over hun hart konden krijgen om op mensen te schieten. Wij kenden dat probleem niet. In het geheel niet. Als je tegen een rijkswachter die een beëdigd dienaar van de Belgische wet is, zegt: ‘Bon, die daar, dat is een vijand. Knal die maar neer!’, dan doet die rijkswachter dat zonder meer. Die heeft daar geen gewetensbezwaren bij.”

“Het is nooit bij mij opgekomen dat ze bij ons zouden aarzelen op afhaken. Je mocht die mannen vragen wat je wou. Als je tegen die gasten zei: ‘Die vent daar heeft een kind gegijzeld. Verstop je in een kast en als hij passeert, pak je hem met een mes’, dan gebeurde dat ook. Dat is het verschil tussen een flik en een crimineel. Die jongens gingen niet achteruit. Als er één was die aarzelde, dan mocht die gewoon niet meer meedoen.”

Maar als mensen zo hard zijn en over zo weinig scrupules beschikken, kun je toch veronderstellen dat ze makkelijk die grens overschrijden tussen wat u flikken en criminelen noemt. En wat hun overtuiging betreft, mogen we vermoeden dat er niet veel communisten tussen zaten?

“Er hebben nooit veel communisten in de rijkswacht gezeten. Ik heb daar nog miserie mee gekregen in een gesprek met een aantal journalisten. Een journalist vroeg: ‘Denkt u dat de rijkswacht geïnfiltreerd is door extreem-links?’ Ik zei: ‘Ik denk van niet.’ ‘En door extreem-rechts?’ ‘Helemaal niet, wij zijn zelf rechts.’ Een drama! Ik had moeten zeggen: ‘Wij zijn conservatief.’ Die journalist, Geert Van Doorne van Het Volk, een Volksunieman, maakte zich daar heel druk over.”

“Hij was van plan er een heel stuk aan te wijden, maar de andere journalisten hebben hem even tegen de muur gedrukt. Zij zeiden: ‘Voor die ene keer dat er bij de rijkswacht iemand zegt wat hij denkt! Laat hem met rust.’ Niemand heeft dus ooit iets over dat incident geschreven. Maar uiteindelijk was het toch waar wat ik zei. De gendarmerie is rechts. Waar rekruteren wij onze mensen? Toch niet bij dat deel van de bevolking dat het niet eens is met het systeem? Die willen toch geen deel uitmaken van het repressie-apparaat?”

Nog eens, dan ligt het toch voor de hand dat je mensen met zulke ideeën, voor wie geweld een tweede natuur is, zoals die van het SIE, over een grens kunt trekken? Dat is toch wat u vreesde toen u in Aalst arriveerde?

“Of je ze over een grens kunt trekken, hangt van hun intelligentie af. En het hangt ook af van degenen die hen manipuleren en wat hun doel is. Maar die twee gasten, die Bouhouche en Beijer, waren dat eigenlijk wel slimme jongens? Hadden die zo’n zware filosofische overtuigingskracht?”

Schijnbaar voldoende om Christian Amory, ook nog een ex-lid van het SIE, mee te sleuren.

“Ja, maar Amory was een klein licht. Hij heeft later nog verklaard dat er plannen waren voor een staatsgreep en dat de rijkswacht daarbij betrokken was. Er zouden zelfs grote groepen rijkswachters in staat van paraatheid zijn gebracht. Weten jullie van wie dit verhaal komt? Van Benoît de Bonvoisin. Baron de Bonvoisin heeft overigens ook de advocaten van Amory betaald tijdens het proces tegen de groep rond Bouhouche.”

Wat? Bent u daar zeker van?

“Ja. Het is mij zo verteld. Amory zat financieel aan de grond. De Bonvoisin en zijn CEPIC-bazaar hebben hem opgepikt, en toen is hij die verhaaltjes over een staatsgreep beginnen vertellen.”

Toen u zag wat de Bende in Aalst had aangericht, dacht u aan de groep Diane. Wat is nu uw visie op de Bende van Nijvel?

“Philippe De Staerke was die avond in Aalst. Toen wij De Staerke oppakten voor een aantal overvallen, en hij een stuk of tien van zijn kompanen de bak ingingen, was het gedaan met de Bende van Nijvel.”

Toen Bouhouche in de bak verdween, was het ook gedaan met de Bende.

“Tja. Philippe De Staerke was een zware jongen, een halve nomade. Ik ken de familie De Staerke van toen ik in Halle districtscommandant was. Ze kwamen van de ‘rattencarré’ van Drogenbos. Het zijn woonwagenmensen. Dat milieu moordt voor niks. Met onze maatschappij en met de politie lopen ze niet hoog op.”

Bedoelt u dat woonwagenbewoners het moorden in de genen hebben zitten?

“Nee, nee, ik bedoel dat ze altijd miserie met ons hadden. Om de haverklap stonder er flikken aan hun deur. Het waren dieven, maar Philippe De Staerke is in het Brusselse milieu van de prostitutie aan de Naamsepoort doorgedrongen. Hij is een caïd geworden, die overvallen deed. Bij het parket van Dendermonde is men er altijd van overtuigd geweest dat de Bende van Nijvel uit verschillende Bendes bestond. Eén van die bendes was die van Philippe De Staerke. Hij heeft Aalst gedaan tegen betaling.”

Wie heeft hem betaald?

“Dat is het hem net. Wie waren zijn opdrachtgevers? Ik weet het niet.”

En waar haalde hij die militaire expertise? U dacht zelf dat Aalst door mensen van de Groep Diane was gedaan.

“De Staerke heeft toch een paar dagen in een trainingskamp van het Vreemdelingenlegioen gezeten? En zo moeilijk is dat allemaal niet. Vuur en beweging, niet vooruitgaan zonder dekking. Je moet het alleen maar weten. Trouwens, die andere gangster, Patrick Haemers, heeft zelfs een jaar militaire school gedaan. Die heeft dus zeker een militaire basisopleiding gehad. Haemers is ooit kandidaat-officier geweest.”

U hebt getuigd in de tweede Bendecommissie. Hoe schat u het werk van de commissie en de professoren in?

“De commissie heeft niet echt greep gekregen op de zaak. Ze hebben nooit begrepen dat gerechtelijke onderzoeken vaak niet goed worden gedaan omdat de onderzoeksrechter het niet aankunnen. Het onderzoek naar Bouhouche en co bijvoorbeeld is niet goed gedaan omdat de bevoegde onderzoeksrechter weigerde de zaak open te trekken naar andere misdaden, naar de Bende van Nijvel. Waarom wilde hij dat niet? Omdat het te veel werk was? Omdat het enige wat hij wilde Bouhouche veroordelen was, en het hem niet kon schelen waar die voor werd veroordeeld, als hij maar veroordeeld werd? Of omdat hij gewoon niet goed was?”

“Als je de huidige evolutie van de misdaad bekijkt en je ziet hoe de politietechnieken evolueren en steeds ingewikkelder worden ? Iemand die gewoon rechten heeft gestudeerd en toevallig op een stoel van onderzoeksrechter is terechtgekomen, kan zulke onderzoeken niet leiden. Welke tactiek moet je gebruiken? Welke middelen moet je inzetten? Welke vooronderzoeken moet je doen? Welke experts zul je inschakelen? Welke labs? Gaan we undercover of niet? Zo’n onderzoeksrechter weet dat niet. Daar heb je politiestrategen voor nodig. En die vind je niet echt veel in de Belgische magistratuur.”