Resultaten

Politiek verspilde veel tijd na eerste Bende-commissie

De politieke wereld heeft veel tijd verloren na de eerste onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel. Veel van de aanbevelingen die de parlementsleden in 1990 formuleerden, blijken in april 1997 nog steeds niet in de praktijk te zijn gebracht. Het lijstje van niet uitgevoerde plannen is overweldigend en leerrijk in het vooruitzicht van de conclusies van de commissie-Dutroux.

“De rivaliteit tussen de politiekorpsen is dusdanig dat er kan worden gesproken van een echte politieoorlog”, stelde de eerste Bende-commissie vast. Ze stelde voor de drie politiediensten – gemeentepolitie, rijkswacht en gerechtelijke politie – in een eerste stadium te behouden, maar per arrondissement te groeperen. Op langere termijn moest er één politiedienst komen voor gerechtelijke opdrachten; dat houdt in dat de bijzondere opsporingsbrigades van de rijkswacht zouden samengaan met de gerechtelijke politie en de gemeentelijke opsporingsbrigades.

De politiehervorming is vandaag nog altijd een actueel thema. Een vakbondsfront van politie en magistratuur lanceerde vorige week een soortgelijk voorstel voor een fusionering tot een criminele politie. Daarnaast kreeg een commissie experts, de ‘commissie-Huybrechts’, van de regering de opdracht voor de zomervakantie een blauwdruk voor een meer efficiënte politie te schetsen. Daarnaast zullen ook de onderzoekscommissies in de Kamer (Dutroux en Bende van Nijvel bis) en de Senaat (georganiseerde misdaad) hierover aanbevelingen doen. Maar het blijft voorlopig bij plannen, uit de hoorzittingen van de commissie-Dutroux blijkt dat de concurrentiestrijd tussen de rijkswacht en de gerechtelijke politie in hevigheid niet is afgenomen.

Versterkte rijkswacht

Op het terrein verloopt de coördinatie van het politiewerk sinds 1990 toch iets vlotter, dank zij het vijfhoeksoverleg tussen de burgemeesters, de procureurs en de drie politiekorpsen. Ook de Interpolitiezones (IPZ’s) dragen hiertoe bij. Een gevolg van de IPZ’s is wel dat de rijkswacht een deel van de koek van de gemeentepolitie inpikte en nu ook voor het lokale veiligheidsbeleid instaat, terwijl de eerste Bende-commissie de rijkswacht zag als het korps dat de nationaal georganiseerde criminaliteit bestrijdt.

Het is een algemene vaststelling dat de rijkswacht er versterkt is uitgekomen, na haar overheveling van Landsverdediging naar Binnenlandse Zaken na de demilitarisering van 1992. De rijkswacht is uitgegroeid tot een efficiënt, hiërarchisch georganiseerd veiligheidskorps. Dat kan niet worden gezegd van de gerechtelijke politie bij de parketten (GPP). De commissaris-generaal van de GPP, Christian De Vroom, getuigde voor de senaatscommissie georganiseerde misdaad dat hij geen zeggenschap heeft over de territoriale brigades. In het Pinksterplan van 1991 stond nochtans dat het gezag van de minister van Justitie over de GPP moest worden versterkt.

Een andere, belangrijke oorzaak van de politieoorlog – de verschillen in financiële vergoeding en opleiding – is evenmin weggewerkt. De eerste Bende-commissie drong erop aan een Instituut voor de Criminologie en de Criminalistiek (NICC) op te richten, voor een doorgedreven onderzoek van bewijsmateriaal dat aangetroffen wordt op de plaats van het misdrijf. Dat instituut kwam er. Voor de commissie-Dutroux verklaarde de Brugse onderzoeksrechter Buyse evenwel dat het instituut onderbemand is en hierdoor niet efficiënt werkt. Zowel de rijkswacht als de GP hebben daarnaast eigen misdaadanalisten.

Volgens de eerste Bende-commissie moest er bovendien één instelling komen die alle informatie over verdachten en criminele organisaties in een databank verzamelt; de informatie moest voor alle politiediensten toegankelijk zijn. De GP droeg haar bestanden over aan de Algemene Politiesteundienst (APSD), maar de rijkswacht behield haar Centraal Bureau voor de Opsporingen (CBO). Het CBO creëerde er zelfs een cel verdwijningen bij. De niet-uitwisseling van informatie tussen de politiediensten bleek een belangrijke tekortkoming in het onderzoek naar de vermoorde meisjes.

Tipgevers

Tipgevers van politiediensten moesten, volgens het rapport van 1990, in een register worden opgenomen, om controle op hun betrouwbaarheid mogelijk te maken. Het gevaar voor manipulatie en dubbel gebruik bleek niet denkbeeldig. De voormalige minister van Justitie, Melchior Wathelet, nam die verplichting over in een omzendbrief. Maar in Wallonië blijken zowel de rijkswacht als de gerechtelijke politie weinig informanten te registreren. Commissaris-generaal De Vroom schreef dit in de commissie-Dutroux toe aan ‘de zuiderse mentaliteit’ waarbij een politieagent een informant als zijn persoonlijk bezit beschouwt.

Ook de nationale magistraat, André Vandoren, verklaarde dat de registratie van tipgevers afhangt van de medewerking van de politiediensten. Luitenant-kolonel Henri Berckmoes van het CBO moest voor de commissie-Dutroux zelfs toegeven dat medeverdachte Jean-Michel Nihoul een – geregistreerde – informant van de rijkswacht was. De Bende-commissie pleitte voor een wettelijke regeling van de speciale opsporingsmethoden: observatie, infiltratie en pseudokoop. Die regeling is er, bijna tien jaar later, nog altijd niet. Er is alleen een geheime rondzendbrief die de opdrachten bij deze ‘pro-actieve technieken’ omschrijft. Er is sprake van pro-actief onderzoek, als er nog geen misdrijf is gepleegd, maar de politiediensten de voorbereiding hiervan vermoeden en daartoe criminele organisaties in het oog houden.

De magistraten die dergelijke delicate onderzoeken moeten begeleiden, klaagden er vorig jaar over dat observaties slecht worden opgevolgd. Volgens rijkswachtkolonel Berckmoes vinden observaties voor van alles en nog wat plaats, waardoor ze weinig effect hebben. De procureur-generaal van Antwerpen, Roger Van Camp, zei in de Senaat dat de methode van de pseudokoop achterhaald is, vooral als steeds met vaste bedragen moet worden gewerkt. De commissie vroeg ook de opdrachten van de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst in een wet te omschrijven. Dit voornemen kwam opnieuw in de regeringsverklaring van 1995. Het wetsontwerp bevindt zich momenteel voor bespreking in het parlement.

Slachtoffers

Op aanbeveling van de Bende-commissie kregen het college van procureurs-generaal (PG’s) en de nationale magistraten een wettelijk statuut. Dat gebeurde pas eind vorig jaar, na de Witte Mars van 20 oktober. Het college van PG’s moet, samen met de minister van Justitie, het vervolgingsbeleid in de diverse gerechtelijke arrondissementen meer eenvormig doen verlopen. De nationale magistraat coördineert gerechtelijke onderzoeken die zich uitstrekken over de arrondissementsgrenzen. De verhuizing van dossiers van het ene naar het andere parket (van Dendermonde naar Nijvel en later Charleroi) bleek de doodsteek te hebben gegeven aan het Bende-onderzoek.

De eerste Bende-commissie stelde tot slot dat het gerecht slachtoffers of hun familieleden regelmatig op de hoogte moet brengen van de vorderingen in een onderzoek. Zij moeten de onderzoeksrechter ook kunnen vragen specifieke onderzoekingen uit te voeren. De geldende strafprocedures dateren van 1808 en hebben geen oog voor de slachtoffers, was de vaststelling tien jaar geleden. Het wetsontwerp hierover, het ontwerp-Franchimont, ligt ter bespreking in het parlement. Misschien kan het nog voor de zomervakantie een goedkeuring krijgen.


 

Bron » De standaard | April 1997 | Filip Verhoest