Namen uit de doofpot
Het spreekt natuurlijk tot de verbeelding, die opeenstapeling van onopgeloste criminele dossiers die ons land de laatste twintig jaar hebben geteisterd. De litanie is bekend: het Eurosystem-schandaal, de moordaanslagen van de Bende van Nijvel, het schimmenspel rond de roze balletten, de infiltratie van de extreem-rechtse WNP in de Staatsveiligheid, de moord op PS-peetvader André Cools, het obussensmeergeld, de affaire-Dutroux/Nihoul en ga zo maar door.
Het gegeven dat vaak dezelfde namen opduiken en dat er raakvlakken of zelfs mogelijke verbanden bestaan tussen sommige van deze dossiers, maakt het geheel extra intrigerend. Stef Janssens was parlementair medewerker van de Agalev-fracties in Kamer en Senaat, en dus een bevoorrechte getuige van een aantal parlementaire onderzoekscommissies van de laatste jaren. Hij ondernam een gedurfde poging om dergelijke verbanden in kaart te brengen. Zo’n onderneming is vermetel en niet zonder gevaar, temeer omdat de auteur in zijn inleiding hoge verwachtingen oproept.
“In dit boek vindt u de namen van de personages samen met de voorafgaande intriges”, belooft hij. “U komt alles te weten over de roze balletten en over de rol die het koningshuis speelt in de zware gerechtelijke dossiers van de laatste jaren. Namen van relevante high society-figuren zoals ministers, magistraten, bankiers, topindustriëlen, wapenfabrikanten en vastgoedmakelaars worden uit de doofpot gehaald.”
“Via de commissie-Dutroux wordt een parallel gelegd met het chantagemilieu rond Nihoul, waarin terug een aantal namen van de roze balletten-dossiers opduiken. Deze pikante seksdossiers worden tevens in het juiste perspectief geplaatst, met aandacht ook voor de impact op de huidige discussie over de bescherming van seksnetwerken.” De uitgever doet er nog een schepje bovenop en liet op de achterflap een wervende slogan afdrukken: “Dit boek zal alles weer opengooien!”
Janssens noemt inderdaad namen, maar die zijn al jaren bekend: centraal staat de onvermijdelijke Paul Vanden Boeynants en zijn vele vrienden in politiek-zakelijke en justitieel-politionele milieus. De hooggespannen verwachtingen worden helaas niet ingelost, maar dat wil zeker niet zeggen dat Janssens daarom een waardeloos boek heeft geschreven. Hij vertrekt immers van juiste premissen, gaat redelijk voorzichtig te werk (zijn bronnen zijn hoofdzakelijk parlementaire stukken), compartimenteert zorgvuldig zijn informatie (zodat van elk gegeven duidelijk blijkt waar het vandaan komt) en trekt tot op zekere hoogte juiste conclusies.
Dat het boek desondanks de mist ingaat, is niet alleen te wijten aan de onduidelijke structuur en mogelijke tekortkomingen van de auteur – die zelf niet altijd de volledige controle lijkt te hebben over zijn materiaal en verloren dreigt te lopen in de vele plots en subplots – maar ook en vooral aan de enormiteit van de opdracht, de kolossale voorkennis die van de lezer verondersteld wordt, de nog steeds veel te fragmentarische informatie die er over deze zaken voorhanden is, het jammerlijke falen van het justitieapparaat en niet het minst de gebrekkige werking van bepaalde parlementaire onderzoekscommissies.
In grote complotten gelooft Janssens niet, maar wel in een overlapping van kleine complotjes, hand- en spandiensten en de klassieke ons-kent-ons-mentaliteit. Bescherming is inherent aan het bestel. “Iedereen beschermt iedereen, omdat men zijn eigen positie of carrièrekansen niet in het gedrang wil brengen, of omdat men zelf boter op het hoofd heeft”, zei hij op de persvoorstelling van het boek.
De auteur noemt zijn methode “holistisch”: om het geheel te kunnen doorgronden, moeten volgens hem “de affaires vanuit alle mogelijke invalshoeken benaderd worden en moeten alle onderlinge verbindingslijnen worden blootgelegd”. Zijn belangrijkste kritiek op het werk van de Bendecommissie-bis, destijds onder leiding van de huidige justitieminister Tony Van Parys (CVP), is precies dat deze commissie niet geopteerd heeft voor een dergelijke methodologie. Interessante passages zijn die waar Janssens een vergelijking maakt tussen het officiële rapport en het stenografische verslag van de Bendecommissie-bis. Daaruit blijkt dat bepaalde informatie soms werd verdraaid of weggelaten.
Door de pijnpunten in het onderzoek naar de Bende van Nijvel elk afzonderlijk te analyseren, werd volgens Janssens geen enkele poging gedaan om een eventuele samenhang tussen bijvoorbeeld de callgirlnetwerken, de internationale wapenhandel, uiterst rechtse milities en corruptie politiemannen aan te tonen. “In haar besluiten heeft de Bendecommissie-bis expliciet de prominente high society-figuren in de seksdossiers afgeschermd en de echte roze balletten uit de context van de wapenhandel gehaald”, meent de auteur. “Het merkwaardige is dat sommige van die namen ook ter sprake komen in de commissie-Dutroux/Nihoul.” Maar welke conclusie uit deze en andere nogal suggestieve of insinuerende beweringen dan wel zou moeten worden getrokken, laat Janssens in het midden.
Bron » Namen uit de doofpot