Interview met Fijnaut en Verstraeten
“Wil ik u nu vertellen wie er bij de Roze Balletten was?”
Toen minister van Justitie Declerck de professoren van de KU Leuven Raf Verstraeten en Cyrille Fijnaut in november 1995 benaderde, met de vraag om een onderzoek te voeren naar het onderzoek van de Bende van Nijvel, kon hij niet weten welke problemen hij zich hiermee op de hals haalde. Hoewel het college van procureurs-generaal met zo’n onderzoek instemde, besloot het Hof van Cassatie dat dit een inbreuk was op het principe van de scheiding der machten. Procureur-generaal Velu riep de magistratuur op om haar medewerking te weigeren aan de beide professoren. Dat was niet naar de zin van het parlement.
Dat besliste dan maar om een parlementaire onderzoekscommissie op te richten die de aanstelling van Verstraeten en Fijnaut legitimeerde, en de voortgang van hun onderzoek verzekerde. Cyrille Fijnaut: “De parlementaire onderzoekscommissie heeft de inventaris van de grieven aangaande het onderzoek over de Bende van Nijvel doorgenomen, en een aantal punten aangeduid waarbij ze zich vragen stelde. Als onderzoekers hebben wij dus niet volledig zelf kunnen beslissen over de prioriteiten van ons onderzoek. Zoiets heeft ook als voordeel dat wij zeer gericht kunnen werken. Het is immers onmogelijk om het 400.000 pagina’s tellende onderzoek door te nemen, zonder te weten waar je naartoe werkt.”
Een gesprek met Fijnaut en Verstraeten
De eerste fase van het onderzoek, het inventariseren van alle publiek gemaakte grieven, is afgerond. Wat zijn de volgende stappen?
Fijnaut: “Eerst willen wij een onderzoek doen naar de rol van de rijkswacht en de staatsveiligheid, en naar de Bende De Staerke, het zogenaamde crimineel-politieke spoor. Dat houdt ook het onderzoek in naar de redenen waarom het dossier van het parket van Dendermonde naar Charleroi werd overgeheveld. Op het niveau van de uitvoering van het onderzoek heeft de commissie gekozen om drie pistes te onderzoeken. De eerste is die van de Roze Balletten, een tweede het onderzoek naar de practical-shooting clubs waar rijkswachters en extreem-rechts elkaar zouden ontmoeten. Het derde grote punt is het slachtofferonderzoek: heeft men wel voldoende de eventuele connecties tussen die mensen onderzocht?”
Er is veel te doen om die Roze Balletten.
Fijnaut: “Er is wel wat voyeurisme, iedereen zou graag weten wat er aan de hand is …”
Verstraeten: Ah, maar moesten we dat nu zeggen wie er bij de Roze Balletten betrokken was? (gelach alom). Hebt gij die agenda bij met die namen in (aan Fijnaut)?”
Fijnaut: “De agenda’s waren toch zoek?” Fijnaut doet of hij zoekt en haalt uiteindelijk luid bulderend de KU Leuven zakagenda boven.
Er wordt gefluisterd dat er politieke figuren betrokken zouden zijn bij die orgieën. Het is niet ondenkbaar dat bepaalde mensen liever niet hebben dat iemand uit hun politieke familie in die zaak opduikt.
Verstraeten: “Tot op heden hebben wij geen enkele indicatie in die zin. De pistes die verder onderzocht moeten worden, zijn bepaald door de commissie en wij mogen die verder onderzoeken.”
Ondertussen is het tien jaar geleden dat het dossier van de Bende van Nijvel gestart werd. De ware toedracht is nog altijd niet gevonden.
Fijnaut: “Nee, maar in 1988 is er wel een enquêtecommissie opgestart die een zeer lijvig dossier heeft samengesteld. In 1990 heeft de regering hierop geantwoord met een ‘pinksterplan’, waarin een aantal zeer concrete beleidsmaatregelen voorgesteld werden: de demilitarisering van de rijkswacht, de modernisering van het gerecht, de opbouw van het Nationaal Instituut voor de Criminalistiek. Allemaal maatregelen die een rechtstreeks gevolg zijn van de eerste Bendecommissie.”
Vrijdag stond in de krant dat twee nieuwe collega’s, Franstalig en beiden van een vrije universiteit, zich bij u zullen voegen. Dat is ongetwijfeld om de ‘nodige’ evenwichten te behouden.
Fijnaut: “Inderdaad, maar je moet toegeven dat dit een heel gevoelige materie is. Ik kan dan ook goed begrijpen dat men ervoor zorgt dat alle strekkingen voldoende vertegenwoordigd zijn.”
Het gaat er toch om of die aanstelling nodig is?
Fijnaut: “Ja, maar aan dit dossier kan je met vier mensen wel dertig jaar werken. Als je binnen een zeer kort tijdsbestek moet werken, zoals wij nu, dan is het goed dat je allemaal op elkaar ingesteld bent. Aan de andere kant is de opdracht van onze collega’s zeker geen minderwaardige opdracht. Ik wil toch even onderlijnen dat de eerste Bendecommissie een aantal resultaten opgeleverd heeft, hoewel je na datgene wat er nu allemaal gebeurd is, rustig kan stellen dat het nog niet allemaal zo geweldig functioneert.”
“Veel Belgen denken dat de politiek evenwichtige samenstelling van commissies en dergelijke alleen in België gebeurt, maar dat is niet zo. In Frankrijk of Nederland gebeurt net hetzelfde. Elke democratische rechtstaat moet voor die evenwichten zorgen. En laten we wel wezen, onze collega’s hebben echt wel die competentie. De eerste Bendecommissie-Franchimont draagt ten slotte de naam van één van onze Franstalige collega’s.”
Al vele jaren lang worden er in de pers verschillende pistes over de bende aangebracht. Hoe komt het dan dat het gerecht zich verschillende jaren lang enkel op de piste van het banditisme geconcentreerd heeft?
Verstraeten: “In de jaren tachtig heeft men zich op één soort van banditisme geconcentreerd. Men verdacht vijf mensen uit de Borinage ervan dat zij de bende van Nijvel waren, of ten minste betrokken waren bij de aanslagen. Het gerecht heeft zich dan jarenlang bezig gehouden met het aantonen van de betrokkenheid van die mensen. Uiteindelijk is aan het Assisenhof van Bergen gebleken dat zij er niets mee te maken hadden. Achteraf is het natuurlijk makkelijk om het gerecht hierover verwijten te maken, maar er zullen ongetwijfeld wel redenen geweest zijn om zich zolang op deze vijf te concentreren. Wel mag men zeggen dat de aandacht klaarblijkelijk te lang en te eenzijdig in die richting werd gekanaliseerd.”
Fijnaut: “Wat het extreemrechtse spoor betreft, blijkt – uit beweringen – dat dit een aantal subsporen heeft. Men heeft wel degelijk een aantal van die subsporen onderzocht. De Gladionetwerken bijvoorbeeld, zijn wel uitgevlooid door een parlementaire enquêtecommissie. De staatsveiligheid beweert dat ze tien jaar lang nagegaan heeft of er bindingen waren tussen extreemrechts en de Bende van Nijvel. Ze hebben nooit enig verband kunnen vaststellen. Wij zullen nu moeten onderzoeken of die bewering gegrond is. Maar het is dus niet zo dat gedurende die jaren alle andere sporen verwaarloosd zijn. Het feit dat niemand eigenlijk goed weet hoe het nu precies zit met dit spoor geeft dat ‘unheimliche’ gevoel dat een aantal journalisten bij Le Soir en De Morgen verwoorden: het spoor zou verwaarloosd zijn.”
Is het niet symptomatisch voor het slechte functioneren van het gerecht dat bij een aantal grote dossiers een parlementaire onderzoekscommissie moet opgericht worden om het dossier uit het slop te halen?
Fijnaut: “Het onderzoek naar de Bende van Nijvel is een erg ingewikkeld onderzoek. Als die ‘checks and balances’ die in die structuren ingebakken zitten, ook maar even verstoord worden, dan perverteert dat systeem. Ik heb hetzelfde meegemaakt in Nederland met de IRT-affaire: een groot onderzoek waarbij veel mensen betrokken zijn. Er is wantrouwen tussen de politiediensten onderling, er is wantrouwen tussen de politiediensten en justitie. Op zo’n moment is het parlement de enige instantie die, politiek gezien, de impasse kan doorbreken. Daar dient het uiteindelijk voor.”
Hoe is die eerste fase nu concreet verlopen? U hebt alle mogelijke lectuur over het bende-onderzoek verslonden?
Verstraeten: “U doet het klinken alsof het vakantie was.”
Fijnaut: “Een zomer aan zee (gelach)… Waar is de parasol hier?”
Verstraeten: “Nee, dat was een behoorlijke klus. Alleen al de boeken die gaan over de Bende van Nijvel of over groeperingen die daarmee verband houden, al de televisiereportages – vooral van de RTBF – het verslag van de eerste parlementaire onderzoekscommissie We hebben alle twee alles gelezen, om mekaar te kunnen controleren en te bekritiseren. Je moet toch een kritische discussie hebben bij het maken van een dergelijk uitvoerig verslag.”
Als je gedurende lange tijd met twee mensen aan eenzelfde project moet werken, creëert dat dan spanningen? Zijn er verschillende visies?
Fijnaut: “Nee, ik denk dat we in alle eerlijkheid kunnen zeggen dat we mekaar geen moment dwars hebben gezeten. Maar we komen van hetzelfde instituut, we kennen mekaar al jaren. Het is niet zo dat je twee mensen van Mars plukt en die dan maar eens moeten gaan samenwerken.”
Verstraeten: “In dat opzicht kan ik u met de hand op het hart verzekeren dat er geen blauwe ogen of uitgerukte haren tussen ons zijn voorgekomen.”
Hebben jullie deze opdracht aanvaard, louter omwille van de wetenschappelijke uitdaging, of wilden jullie ook echt weten hoe dit bende-onderzoek in het slop is geraakt en wiens fout dat dan wel is?
Verstraeten: “Je moet eerst en vooral uit je hoofd zetten dat je de bende gaat opsporen, als je een dergelijk onderzoek begint. Daarnaast zit je in een vakgebied waarin datgene waar je mee bezig bent heet van de naald is. In het licht van de komende decennia moeten deze problemen opgelost worden en als je daar op één of andere manier je medewerking aan kunt verlenen, dan is dat toch wel een tof project.”
Fijnaut: “De universiteit heeft toch wel enige verplichtingen als een ietwat vast instituut in de samenleving waar een zekere deskundigheid aanwezig is Daarom heeft het parlement de universiteit gevraagd. De unief staat volledig buiten het dossier maar staat er aan de andere kant toch middenin.”
Vindt u dat de politieke benoemingen in de magistratuur moeten afgeschaft worden?
Fijnaut: “In relatie tot de Bende van Nijvel kan ik er geen zinnig woord over zeggen.”
Wat is uw mening over Connerotte’s bord spaghetti?
Verstraeten: “Laat mij het zo zeggen. Als Connerrotte geen spaghetti was gaan eten had het probleem zich niet gesteld.”
Fijnaut: “Nee, ik spreek me niet over het geval uit. Ik heb een regel dat zolang ik bezig ben met een enquête, ik mijn mening over andere gevoelige zaken niet geef. Alleen al het gevaar dat men een zekere vooringenomenheid zou kunnen afleiden uit wat ik zeg, zou desastreus zijn voor dit onderzoek. Ik zal u lief aankijken, diep in de poppetjes van uw ogen maar toch streng nee zeggen.”