Het onderzoek naar de overval in Temse I
Inleiding
In de analyse die de professoren Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten op verzoek van de tweede Bendecommissie hebben gemaakt van het onderzoek naar de Bende van Nijvel worden de verhalen die Humo in december 1995 publiceerde over de overval op het bedrijf Wittock-Van Landeghem in Temse afgedaan als ‘uit de lucht gegrepen’ en bij de grote hoop ‘mythes en desinformatie’ gezet. Daarbij baseerden de wetenschappers zich op een enquête die is uitgevoerd door het Comité P.
Maar toen twee journalisten van Humo dat onderzoek van naderbij bekeken, stelden ze vreemde dingen vast die ernstige twijfels doen rijzen over het sérieux waarmee het Comité P de mogelijke betrokkenheid van rijkswachters bij de Bende-overval in Temse behandeld heeft, en dus ook over de Bende-analyse die de heren Fijnaut en Verstraeten – volgens henzelf toch – met zoveel wetenschappelijke vaardigheid hebben aangepakt.
Op 10 september 1983 bracht de Bende van Nijvel een nachtelijk bezoek aan de zeilmakerij Wittock-Van Landeghem. Bij die overval schoot de Bende de conciërge Linda Van Huffelen een kogel door het hoofd, vermoordde haar man Jos Broeders, en ging er vandoor met zeven kogelvrije vesten die in een ijzeren kast in het lab van de technische dienst lagen. Die zeven ’testmodellen’ waren gemaakt van kevlar, toen een relatief nieuw ‘rotswolachtig’ kanariegeel materiaal waarmee Wittock-Van Landeghem nog maar pas aan het experimenteren was gegaan.
Het parket in Dendermonde, dat zich over de zaak boog, ging ervan uit dat het om een inside job ging, iemand die wist dat de kevlar-vesten in die ijzeren kast lagen had de overvallers getipt. Men ging die tipgever zoeken in het klantenbestand van Wittock-Van Landeghem: het leger, beveiligingsfirma’s als Securitas en Brink’s Ziegler, wapenhandelaars als Willy Poutois … De onderzoekers vonden niets.
“Een rommeltje”
In 1995, twaalf jaar na de feiten in Temse, werd het weekblad Humo gecontacteerd door een ex-werknemer van de weverij TIS in Kerksken bij Aalst, een dochteronderneming van Wittock-Van Landeghem. Hij vertelde dat de kevlar die Wittock-Van Landeghem in die periode voor zijn kogelvrije vesten gebruikte, bij TIS werd geweven, en dat hij voor de overval van de Bende verschillende keren rijkswachters in burger op de werkvloer had ontmoet die vers geweven kevlar kwamen inspecteren. Zijn verhaal, en de bevestiging die Humo daaromtrent van een aantal andere ex-werknemers van Wittock-Van Landeghem kregen, werden in december ’95 in Humo gepubliceerd.
Het was bepaald spectaculair nieuws, want dit betekende dat ook rijkswachters op de hoogte waren geweest van de kevlar-activiteiten bij Wittock-Van Landeghem, en dat die rijkswachters dus de tipgevers van de Bende van Nijvel hadden kunnen zijn. Het parket van Dendermonde, waar de Delta-cel zich onder leiding van onderzoeksrechter Freddy Troch over de Bende boog, heeft die rijkswachtconnectie nooit uitgezocht. Daar wist men zelfs niet dat er voor de overval van de Bende rijkswachters bij Wittock-Van Landeghem kwamen.
Onderzoeksrechter Pierre Hennuy, die zich in Charleroi met het Bende-onderzoek bezighield, pikte, vermoedelijk onder druk van toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte, het Humo-verhaal op en gaf opdracht aan het Comité P om de zaak uit te zoeken. De professoren Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten van de Leuvense faculteit Rechtsgeleerdheid deden hetzelfde. Zij moesten in opdracht van de tweede Bendecommissie onder leiding van de CVP’er Tony Van Parys op een rij zetten wat er volgens de Belgische pers zoal was misgelopen met het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Op 1 september 1997 pakten de twee professoren uit met hun academische analyse van het Bende-dossier. In die analyse zitten een paar hoofdstukken die aan het Temse-verhaal van Humo zijn gewijd.
De professoren schrijven dat de Humo-verhalen: “… een aaneenrijging van losse uitspraken zijn, die onmogelijk op een coherente manier zijn samen te vatten … Het bijzonder minutieuze onderzoek van Verdurmen (Paul Verdurmen, de rijkswachter die voor rekening van het Comité P de Humo-verhalen moest controleren) heeft aan het licht gebracht dat – waar het gaat om de contacten tussen de rijkswacht en de firma Wittock-Van Landeghem voor 10 september 1983 in verband met kogelvrije vesten – het verhaal in Humo nagenoeg volledig uit de lucht is gegrepen.”
En ze besluiten: “Het verhaal van Humo dat er voor september 1983 systematische en geheime contacten zouden hebben bestaan tussen de rijkswacht en de firma Wittock-Van Landeghem die in die maand werd overvallen, is ongefundeerd. Dergelijke contacten zijn er niet geweest. Dit is onomstotelijk gebleken uit het onderzoek dat het Comité P op verzoek van onderzoeksrechter Hennuy in 1996 heeft ingesteld. De Delta-cel was in ’83-’86 echter ook al tot die conclusie gekomen.”
Dat is klaar en duidelijk, volgens de Bende-professoren is de mogelijkheid dat rijkswachters de Bende van Nijvel getipt hebben over het gebruik van kevlar en de productie van kevlar-vesten bij Wittock-Van Landeghem, totale op niets gestoelde onzin. Waarop baseren de professoren deze conclusie? Op een onderzoek van het Comité P. Twee journalisten van Humo vroegen zich af hoe ernstig dat onderzoek was gevoerd.
Nooit gesproken
Een eerste droge en eigenlijk trieste vaststelling, rijkswachter Paul Verdurmen heeft de Humo-getuige, de ex-werknemer van TIS, niet eens gesproken of gehoord. Wat is de waarde van een onderzoek naar de verklaringen van een getuige waarbij die getuige zelf niet over zijn verklaringen wordt aangesproken? De TIS-man blijft ondanks de ferme conclusies van de professoren trouwens voet bij stuk houden, in de periode voor de overval van de Bende waren er wel rijkswachters betrokken bij de ontwikkeling en productie van kevlar-vesten, en die rijkswachters kwamen over de vloer bij TIS.
“Ik blijf bij mijn verhaal,” zegt hij. “Omdat het de waarheid is. Voor 1983 kreeg één bepaalde arbeider bij TIS geregeld de opdracht kevlar te weven. En dat gebeurde iedere keer op een nogal onderhandse manier. De directie had die man heel duidelijk gemaakt dat hij altijd en overal zijn mond moest houden. Hij moest de kevlar in z’n eentje weven en daarna in zeildoek verpakken, zodat men niet kon zien dat het om kevlar ging. En ook het kevlar-codenummer – bij TIS had elke stof die werd geweven een speciaal codenummer – mocht niet op de rol staan. Daarna kwamen twee rijkswachters in burger om de kevlar op fouten te controleren. Ik druk erop: die rijkswachters zijn niet één keer, maar verschillende keren bij TIS geweest.”
“De technisch directeur van TIS vertelde dat het om rijkswachtofficieren ging, en als die kwamen, rolde hij de rode loper uit. Dan gingen ze samen duur dineren, in De Groene Poort in Haaltert of in De Witte Hoek in Kerksken. In de fabriek schreven die rijkswachters de resultaten van hun controle neer op de orderformulieren, die in drievoud moesten worden opgemaakt. Ze zetten er hun handtekening en een stempel op. Die documenten moeten nog altijd in de boekhouding van TIS of van Wittock-Van Landeghem zitten. Ik begrijp het niet. Als de mensen van het Comité P een ernstig onderzoek hadden gedaan, hadden ze die documenten toch moeten terugvinden in de boekhouding van TIS of in die van Wittock-Van Landeghem?”
Vieze smaak
Na het verschijnen van het eerste Humo-artikel begin december 1995 stuurde een gewezen werknemer van Wittock-Van Landeghem een brief naar Humo die het verhaal van de man van TIS bevestigde. Voor september 1983 waren er wel degelijk contacten tussen de rijkswacht en Wittock-Van Landeghem in verband met het ontwikkelen van kevlar-vesten. Zijn verhaal verscheen in Humo van 19 december 1995, en deze man werd wel verhoord door het Comité P. Maar hij heeft aan zijn contact met Verdurmen een forse kater overgehouden.
“In mei 1996 zijn twee mensen van het Comité P bij mij geweest”, zegt de ex-werknemer van Wittock-Van Landeghem. “Eén van hen was Paul Verdurmen. Vier uur lang hebben ze me verhoord, maar na het verhoor had ik een vieze smaak in mijn mond. Ik weet niet of zij wisten dat ik die brief naar Humo had gestuurd, maar ik heb hen die brief wel laten zien. Wat voor hen meteen aanleiding was om die opmerkingen te beginnen maken, van: ‘Je weet toch dat je moet oppassen met journalisten.’ En daarmee was de toon gezet. Ik had niet het gevoel dat die twee naar mij waren gekomen om van mij elementen te krijgen die hen vooruit konden helpen in hun onderzoek. Ik had veeleer het gevoel dat ze waren gekomen om me uit het hoofd te praten dat er in het begin van de jaren tachtig al rijkswachters bij Wittock-Van Landeghem kwamen.”
“Het is hun in elk geval niet gelukt. Ik blijf erbij: er waren wel contacten tussen de rijkswacht en Wittock-Van Landeghem voor de Bende-overval. Mijn directe chef, die verantwoordelijk was voor het ontwikkelen van de kevlar-vesten, heeft me verschillende keren de opdracht gegeven marineblauwe testvesten en kevlar-monsters voor de rijkswacht te prepareren, waarop die rijkswacht dan schietproeven deed. Maar Verdurmen en zijn maat waren niet echt happig om in het proces-verbaal van mijn verhoor op te nemen dat ik geen woord terugnam van wat ik in mijn brief aan Humo heb geschreven. Ik heb zelfs moeten eisen dat ze dat erin zouden zetten. Dat is heel triestig. Op zo’n moment is je vertrouwen in ons gerechtelijk apparaat helemaal weg, en dan denk je toch ook: heeft de rijkswacht dan toch een en ander te verbergen in het Bende-dossier?”
De rijkswacht beweert dat u en de man van TIS zich vergissen. Volgens het PRC – Pers, Public Relations en Communicatiedienst van de rijkswacht – is de rijkswacht pas in 1986 met Wittock-Van Landeghem beginnen werken, omdat toen een driejarig contract werd afgesloten met een consortium waarvan Wittock-Van Landeghem deel uitmaakte voor de aankoop van 7270 kogelvrije vesten. De rijkswachters die u bij Wittock-Van Landeghem hebt gezien, hebt u pas in 1986 gezien, zegt de rijkswacht.
“Onmogelijk! Ik heb bij Wittock-Van Landeghem gewerkt van september 1980 tot augustus 1982. Hoe kan ik er dan in 1986 rijkswachters hebben gezien?”
Humo had ondertussen nog twee andere getuigen opgesnord, gewezen werknemers van Wittock-Van Landeghem, en die zijn even duidelijk: voor de overval op 10 september 1983 was men bij Wittock-Van Landeghem al in de weer met kevlar-vesten voor de rijkswacht. “Op het moment van de overval maakten we nog niet veel vesten. Nu eens twee, dan weer drie,” zegt een ex-werkneemster. “Ik denk dat we er hooguit een paar maanden of een jaar mee bezig waren. Ze werden in verschillende kleuren gemaakt. De kaki-vesten waren voor het Nederlandse leger, heb ik altijd horen zeggen.”
“Daar zat een extra onderdeel op, zodat het geweer niet van de schouder kon vallen. Daarna begonnen we ook grijze en blauwe vesten te maken. Die waren voor de beveiligingsmaatschappij Securitas en voor de rijkswacht. Die voor Securitas kon je herkennen aan de badge die vooraan op de borst wordt gestikt. Die van de rijkswacht kregen een kraag die je rechtop kon zetten om de hals te beschermen. Die vesten werden getest in het lab, waar Gilvert Janssens de baas was. Hij was verantwoordelijk voor de kwaliteitscontrole in de schietstand.”
“Op het moment van de overval maakten we al kaki-vesten voor het leger en blauwe kevlar-vesten voor de rijkswacht,” zegt een vroegere meestergast van Wittock-Van Landeghem. “Die vesten werden getest in de hangar achter op het terrein. Daar mochten wij niet komen. Er kwamen mensen van het leger en van de rijkswacht. Die van het leger waren niet in uniform. Die van de rijkswacht soms wel. Achteraan stonden ook kartonnen dozen, maar daar zaten de vesten voor het leger in. De overvallers van de Bende van Nijvel hebben mijn mes gepikt en daarmee hebben ze die dozen opengesneden. Maar ze hebben die legervesten niet meegenomen.” Het ‘bijzonder minutieuze onderzoek’ van Verdurmen lijkt bij nader toezien toch niet zo secuur te zijn geweest.
Pijnpunten
En er lijken nog meer ‘pijnpunten’ – in hun analyse gebruiken Fijnaut en Verstraeten het woord ‘pijnpunt’ om een probleem in het Bende-onderzoek te omschrijven, hun werkstuk wemelt van de ‘pijnpunten’ – te zitten in het dossier van Paul Verdurmen. Humo mocht het dossier niet inkijken omdat het een gerechtelijk onderzoek betreft, maar Fijnaut en Verstraeten hebben in hun rapport een overzicht gegeven van alle “onderzoeksactiviteiten die Verdurmen ontplooide. Want,” schrijven ze, “met het oog op de geloofwaardigheid van de conclusie waartoe al het onderzoek hem bracht, is het van groot belang hier – in zijn eigen woorden – die activiteiten op te sommen.”
Uit die opsomming blijkt dat Verdurmen het interne onderzoeksdossier heeft doorgekeken dat de inspecteur-generaal van de rijkswacht heeft uitgevoerd na het verschijnen van de artikelen in Humo om na te gaan wat de rijkswacht officieel met Wittock-Van Landeghem te maken had, dat hij de administratieve aankoopdienst van de rijkswacht heeft geconsulteerd, dat hij directie-en kaderleden van Wittock-Van Landeghem en TIS heeft verhoord, dat hij met huidige en gewezen werknemers van die twee bedrijven heeft gesproken en dat hij een onderhoud heeft gehad met “verantwoordelijke officieren en onderofficieren binnen het rijkswachtkorps.”
Een indrukwekkende opsomming, en het resultaat van al dat onderzoek, zeggen de professoren, was de vaststelling dat ‘er geen geregelde contacten waren tussen de rijkswacht en Wittock-Van Landeghem voor september 1983.’ Maar hoe zit dat dan, zoals we al aangaven, met het verhoor van de ex-werknemer van Wittock-Van Landeghem die een brief naar Humo had gestuurd en die – naar eigen zeggen – in zijn verhoor bij zijn standpunt is gebleven? Heeft zijn verklaring dan geen waarde? En waarom blijven wij dan ex-werknemers van Wittock-Van Landeghem vinden die zeggen dat de rijkswacht wel al bij de zeilmakerij in Temse kwam voor de overval?
Deze hele kogelvrije-vestenhistorie lijkt te draaien rond de groep Dyane, officieel het Speciaal Interventie Esquadron, de anti-terroristische afdeling van de rijkswacht. Het SIE had al in de jaren ’70 interesse in kevlar. Rijkswachtofficier Herman Bliki, die tot januari 1977 bij het SIE zat als materialenspecialist, zegt: “Wij hadden eerst van die zware, militaire kaki-vesten waar je nauwelijks mee kon bewegen, en waar iedereen kritiek op had. En toen, in mei 1975, kwam de toenmalige Amerikaanse president Gerald Ford op bezoek in Brussel.
Zijn lijfwachten vormden een levend schild rond hem, en onder hun kleren droegen ze een dun vest van kevlar. Dat was de eerste keer dat ik ervan hoorde. Het ligt nogal voor de hand dat ik tegen het toenmalig hoofd van het SIE, Arsène Pint, heb gezegd dat wij ook zoiets nodig hadden en dat hij dringend aan prospectie moest gaan doen. We hebben dus gevraagd of we ook geen kevlar-vesten konden krijgen. Ik ben in januari 1977 vertrokken bij het SIE. Ik heb niet meegemaakt dat het SIE nieuwe vesten heeft gekregen.”
De Gentse kolonel Arsène Pint, de oprichter van de groep Dyane die er tot 1978 is gebleven, en die overigens nooit door Paul Verdurmen werd ondervraagd over de vesten van zijn eskadron, zegt: “Ik ben inderdaad op zoek gegaan naar goeie, lichte vesten voor het SIE ter vervanging van die zware dingen waarmee we toen zaten en waarin je je nauwelijks kon bewegen. Dat was niet gemakkelijk. Ik heb de halve wereld afgezocht en pakken testen laten uitvoeren. Uiteindelijk heeft het bijna drie jaar geduurd voor de rijkswacht besliste een kevlar-vest aan te kopen. In Luik experimenteerde het bedrijfje van meneer Zuen, dat later door FN werd overgenomen, met kogelvrije vesten. Maar het materiaal van die firma deugde niet echt. FN maakte om de haverklap ‘cartouches’ die los door die vesten vlogen.”
“En in Brussel was er een firma die al vesten kon leveren op basis van kevlar: Body Armour of America. Die vesten waren bestand tegen zware munitie, maar die verdomde negenmilimeterkogels, die de meeste gangsters in België toen gebruikten, gingen er moeiteloos doorheen. Die gingen zelfs door vierentwintig lagen kevlar! En er was nog een probleem met kevlar: het materiaal stopt een kogel, maar niet de impact van die kogel. De kogel dringt dus niet in je lichaam, maar je krijgt wel de klap. En die klap kan ook zeer veel schade aanrichten in je lijf. Maar toen kwam het bedrijf Seyntex uit Tielt op het idee metalen schubben in de kevlar te verwerken om de klap op te vangen. Seyntex is met een performante vest voor de dag gekomen. Dat was in 1977, geloof ik. En toen heeft het SIE veertig van die vesten gekocht. Dat heeft ons drie à vier miljoen gekost, als ik me goed herinner.”
Wittock-Van Landeghem had daar toen nog niets mee te maken?
“Nee. Ik had nog nooit van Wittock-Van Landeghem gehoord. Ik zeg heel duidelijk: van de oprichting van het SIE in 1972 tot 1978, toen ik het SIE verliet, hebben we nooit contact gehad met de firma uit Temse. Volgens mij hield Wittock-Van Landeghem zich in die periode ook niet bezig met kevlar, anders hadden die mensen zich toch bij mij aangeboden met hun product. Iedereen wilde toen aan het SIE leveren.”
“Wij waren een beetje de koplopers in Europa. Als wij iets kochten, volgden een aantal diensten in Europa, in Frankrijk, in Nederland ons voorbeeld. Ik heb de naam Wittock-Van Landeghem voor het eerst gehoord in verband met kogelvrije vesten, toen de rijkswacht een openbare aanbesteding uitschreef om er voor de rest van de rijkswacht aan te kopen. Het ging toen om een order van misschien veertig miljoen.”
“Ik was al weg bij het SIE en ik zat in Gent. Ik liep toen iemand van de familie Seynaeve, die Seyntex controleert, tegen het lijf. Hij maakte zich zorgen over het contract, want hij had gehoord dat Wittock-Van Landeghem ook meedeed. Hij had de indruk dat Wittock-Van Landeghem de vesten van Seyntex namaakte, dat ze dus op één of andere manier aan hun know how waren geraakt. En hij vroeg zich af of dat via de rijkswacht was gebeurd. Ik zei toen lachend tegen hem dat hij Wittock-Van Landeghem dan maar moest opkopen. Uiteindelijk zijn Seyntex en Wittock-Van Landeghem inderdaad samen gaan werken voor dat rijkswachtcontract.”
U bedoelt dat Seyntex een deel van het rijkswachtcontract in onderaanneming heeft uitbesteed aan Wittock-Van Landeghem?
“Ik weet niet exact wat er is gebeurd. Ik weet dat ze samen in een soort venture zijn gestapt. Ze hebben hun know how bij elkaar gelegd, want er zat namelijk ook een heel sterke Duitse firma op dat contract te azen. Iedereen zat achter dat contract aan. En Seyntex en Wittock-Van Landeghem vonden het verstandiger om samen te gaan.”
De aankoop van veertig miljoen waar Pint het over heeft dateert van eind de jaren zeventig. Toen besliste de rijkswacht, zoals ze schrijft in een persmededeling van 11 december 1995, om ‘zowel voor de territoriale eenheden als voor het Speciaal Interventie-Eskadron kogelvrije vesten te kopen’. De rijkswacht beweert dat ze pas in 1986 voor het eerst te maken kreeg met Wittock-Van Landeghem, en dat er daarvoor nooit ‘serieuze contacten’ zijn geweest tussen de rijkswacht en het bedrijf in Temse, en het onderzoek van Verdurmen lijkt dat te bevestigen.
Maar de verklaringen van Pint spreken dat tegen. Als het klopt wat kolonel Pint zegt, waren er eind jaren zeventig al ‘serieuze contacten’ tussen de rijkswacht en Wittock-Van Landeghem, want één: Seynaeve maakte zich eind jaren zeventig ongerust over het feit dat Wittock-Van Landeghem ook achter het contract van veertig miljoen aanging. Een bedrijf – in dit geval Wittock-Van Landeghem – dat een contract wil binnenhalen, zoekt normaal toch contact met degene die dat contract uitbesteedt. Ten tweede zijn Seyntex en Wittock-Van Landeghem uiteindelijk gaan samenwerken om dat contract vast te krijgen, wat hen blijkbaar is gelukt.
En dan ligt het vervolgens voor de hand dat die ‘serieuze contacten’ werden voortgezet in de jaren tachtig, want toen ging men bij Wittock-Van Landeghem druk aan het experimenteren: men maakte er prototypes om de kevlar-vesten te verbeteren en aan te passen aan de noden van de klanten. En dat de rijkswacht bij die klanten zat, wordt nu al door vier getuigen bevestigd. Het is zelfs bijna niet aannemelijk dat het SIE niet wist dat bij Wittock-Van Landeghem met kevlar werd gewerkt, of dat het SIE daar niet in geïnteresseerd was. Het SIE was voortdurend op zoek naar nieuw en beter materiaal.
Pint: “Ik heb zelf nooit gehoord dat het SIE bij Wittock-Van Landeghem zat, maar het is wel zo dat de vesten van Seyntex niet alleenzaligmakend waren. Men moet dus altijd blijven zoeken naar betere vesten. Het is alleen de vraag of je de ideale vest ooit zult vinden. Een FAL-patroon met een harde titanium-kern gaat door een stalen plaat van elf millimeter. Je kunt nooit een materie vinden die de weerstand kan opbrengen van elf millimeter staal. Kogelvrije vesten die mitrailleurkogels aankunnen, vergeet het.”
Verdurmen schrijft dat hij de archieven van de rijkswacht heeft nagevlooid. Maar hoe beslissend is het navlooien van de archieven van de rijkswacht om de waarheid te vinden? Ten eerste, de rijkswacht lijkt een instelling te zijn waar men wel vaker iets durft achter te houden of spoorloos te laten verdwijnen. Op pagina 149 van het verslag van de professoren zegt ex-rijkswachtofficier Herman Vernaillen over het bezoek dat een parlementaire delegatie rond 1980 aan het rijkswachtdistrict Brussel bracht, naar aanleiding van het schandaal dat was ontstaan over de aard van de informatie die de rijkswacht in haar fichesysteem opsloeg.
“De parlementaire delegatie moest naar de informatie komen kijken en moest nagaan wat die fiches behelsden. In opdracht van de generale staf werden die fiches weggestoken, onder leiding van Paul Marchoul. Paul Marchoul is nu een ex-rijkswachtofficier en het hoofd van de beveiliging bij de BBL. Ik heb dat bevel gekregen van de staf. Dat geef ik toe. Marchoul heeft samen met de BOB die fiches weggestoken.” Ten tweede: rijkswachtkolonel Roger Aelbrecht, die tot 1984 hoofd was van het nu verdwenen Mobiel Legioen waarvan het SIE toen een onderdeel was, zegt in zijn verhoor door de Bendecommissie: ‘Hoe wilt u dat we nog iets gaan zoeken? Alles wordt na tien jaar vernietigd!” Wat heeft Verdurmen dan nog gevonden?
Test die vest
De twee journasliten van Humo wilden die vragen aan Paul Verdurmen zelf voorleggen, maar Verdurmen weigerde – begrijpelijkerwijs, gezien zijn functie bij het Comité P – elk commentaar. Professor Verstraeten daarentegen had totaal geen moeite met een interview, maar hij wilde alleen als Fijnaut ook ja zei. Het antwoord van Cyrille Fijnaut was arrogant en negatief. De man geeft desnoods interviews aan twee geiten met haar achter hun oren, maar niet aan Humo.
Dus konden we de professoren ook niet vragen wat ze van het volgende denken, in het onderzoek naar de bedenkelijke bezigheden van de ex-rijkswachter Madani Bouhouche leverde onderzoeksrechter Luc Hennart op 23 november 1990 een onderzoeksopdracht af. Het voorwerp van die opdracht was het SIE, het Speciaal Interventie-Eskadron, de vroegere groep Dyane, de elite-eenheid van de rijkswacht. En wat wilde Hennart van het SIE? Hij wilde het dossier-Opération Pare-balles, Operatie-Kogelvrije Vesten uit 1982. In een proces-verbaal van 27 maart 1991 meldde één van de Bouhouche-onderzoekers aan Hennart dat “hij op 6 december 1990 naar het secretariaat van het SIE is gegaan, waar men hem het dossier heeft overhandigd van de Operatie-Kogelvrije Vesten van 1982.”
Bouhouche
Een rijkswachter die absoluut anoniem wil blijven, zegt: “Dit gaat over het feit dat mensen van het SIE in het begin van de jaren ’80 contacten hadden met Wittock-Van Landeghem. Dat is zeker. En het ligt ook voor de hand. Het SIE was altijd op zoek naar nieuwe dingen. Evance Collard, de wapenmeester van het SIE, was voortdurend bezig met nieuwe en betere wapens en beschermingsmaterieel. Ik begrijp niet dat de generale staf dat zo hardnekkig blijft ontkennen. Alhoewel, misschien begrijp ik het wel.”
“Ik zie een mogelijke verklaring voor die halsstarrigheid. Begin 1982 werd er bij het SIE ingebroken en werd er een pak wapens gestolen, waaronder gesofistikeerde, van geluidsdempers voorziene Heckler und Kochs, dingen die je op dat moment niet in de handel kon kopen. Het werd al snel duidelijk dat het om een inside job ging, dat er dus rijkswachters bij waren betrokken.”
“Evance Collard werd na die diefstal overigens uit het SIE verwijderd. Hij was een kennis van Madani Bouhouche. Bouhouche kwam geregeld op bezoek bij Collard om te weten te komen wat het SIE aan nieuw spul had binnengekregen. De generale staf wist dus dat er rijkswachters bij die diefstal waren betrokken, maar heeft er alles aan gedaan om die zaak in de doofpot te krijgen en daar te houden.
Toen dus in september ’83 Wittock-Van Landeghem werd overvallen, brak er opnieuw paniek uit bij de generale staf, want een aantal rijkswachters had contacten met Wittock-Van Landeghem, uitgerekend in verband met de vesten die waren gestolen. Ik heb het vermoeden dat men toen bij de generale staf dacht: “Weer rijkswachters? Zijn wij dan de Bende van Nijvel?” Daarom probeert men nu nog altijd die contacten te ontkennen.”
Patrick Haemers
Humo heeft nooit geschreven dat rijkswachters de tipgevers zijn die de Bende naar Wittock-Van Landeghem hebben geleid. Wij hebben geschreven dat het een mogelijkheid is die nooit is onderzocht. Nu ook weer niet door de Bendecommissie bis, die terugvalt op het werk van het Comité P, en getuigen als Arsène Pint geen enkele vraag heeft gesteld over de kogelvrije vesten van zijn SIE. Maar het is opvallend dat in het begin van de jaren ’80 kevlar the talk of the town was in de schuttersmilieus waar extreem-rechtse en in de wapenhandel actieve rijkswachters verbroederden met extreem-rechtse en bepaald gewelddadige heerschappen.
Zo werd in het onderzoek naar Bouhouche aangetoond dat de extreem-rechtse gewezen adjunct-gevangenisdirecteur van Sint-Gillis, Jean Bultot schietdemonstraties op kevlar organiseerde en dat Eric Lammers, boezemvriend van Madani Bouhouche en lid van privé-militie Westland New Post, schietproeven deed op stukken kevlar in een garage in Brussel. Die garage werd uitgebaat door zijn vader Maurice en door de ontsnappingskoning Murat Kaplan. Vaste klanten in die garage, die uit twee delen bestond: één officieel deel, en een ruimte die iets meer uit het zicht lag, waren Patrick Haemers en zijn vriendin Denise Tyack. Is dit alweer onzin? Of zijn dit contacten die naar de Bende van Nijvel leiden?
Kiekens
De manier waarop de Bende-professoren de affaire in Temse hebben behandeld, werpt een zware schaduw over hun werk. Het wordt nu de vraag of de rest van hun onderzoek net zo hard rammelt. Hun verslag is in elk geval van een verbijsterende slordigheid. Namen worden systematisch verkeerd gespeld. De uitgeschreven teksten van de mensen die voor de commissie zijn komen getuigen, zijn abominabel neergeschreven, veel zinnen zitten zo gruwelijk in elkaar dat je gewoon niet weet wat men bedoelt, en als de man die de verklaringen moest neerschrijven niet begreep waar de getuige het over had, liet hij gewoon gaten vallen, waardoor vaak hele passages onbegrijpelijk of hoogst onduidelijk worden. Hoe je daar serieuze conclusies uit kunt trekken is ons een raadsel.
Gelukkig dat de Franse tekst ernaast staat. Het parkeermeterschandaal in Luik heet in het Frans “l’affaire des horodateurs”, de vertaler van dienst maakt er vrolijk “De zaak van de dagstempels” van. De Banque Copine wordt in het Nederlands “de Bevriende Bank”, de Cosa Nostra wordt de “Causa Nostra”, en een “pool” van onderzoekers wordt een “poule”, Frans voor kieken. Je vraagt je echt af of de professoren hun eigen verslag wel gelezen, laat staan geschreven hebben. Het feit dat Cyrille Fijnaut een groot deel van de tijd die hij geacht werd aan de Bende te besteden in de Verenigde Staten heeft doorgebracht, is duidelijk merkbaar op zowat elke pagina va het verslag.
Bron » Humo | Raf Sauviller & Hilde Geens