Voyeurs en pornografen
De bemoeizucht van Deprêtre beperkte zich trouwens niet alleen tot het Bende-dossier. Ook in andere gerechtelijke dossiers, die in Nijvel werden behandeld, probeerde Deprêtre het verloop van het onderzoek op ongeoorloofde manier te beïnvloeden. Tijdens de speurtocht naar de moordenaar van verkoopdirecteur Juan Mendez van FN, kwam Deprêtre in aanvaring met onderzoeksrechter Luc Hennart.
De procureur stelde voor telefoongesprekken te laten registreren via de Zoller- en Malicieux-systemen. Hennart weigerde, want het gebruik ervan was toen verboden. Deprêtre wilde dat Hennart mensen verhoorde, die Hennart helemaal niet wilde verhoren vanwege zinloos en tijdverspilling. Dus liet de procureur zijn agenten van de Gerechtelijk Politie geregeld verslag uitbrengen over het onderzoek van Hennart.
De onderzoeksrechter nam dat niet en zette de Nijvelse GP’ers uit zijn onderzoeksteam. Hugo Coverliers, lid van de parlementaire Bende-commissie: “Een magistraat heeft voor de commissie het verhaal verteld van een man die problemen had gehad met de rijkswacht. Hij diende een klacht in bij het parket in Nijvel. Maar de procureur weigerde aan die klacht gevolg te geven.
Hij wist dat de betrokkene nog voor de politierechtbank moest verschijnen voor een stomme verkeersovertreding. Deprêtre remde de behandeling van die klacht zo lang mogelijk af om na de uitspraak van de politierechtbank te kunnen zeggen: ‘Moeten we geloof hechten aan de verklaringen van iemand die veroordeeld is?’ Dat is geen recht spreken meer, dat is kromspraak.”
Een degradatie
Frans Boulard was een gewetensvol man, geen druktemaker, en zeker geen subversief. In z’n vrije tijd hield hij zich bezig met de lokale folklore. Meer dan dertig jaar geleden begon hij als eenvoudig bediende te werken op het justitiepaleis in Nijvel. In de loop der jaren was Boulard erin geslaagd zich op te werken tot adjunct-secretaris van het parket in Nijvel.
Hij had dagelijks contact met procureur Deprêtre, wiens richtlijnen hij altijd gedwee uitvoerde. Maar op een bepaalde dag wees de procureur hem een nieuwe functie toe, die doorgaans is voorbehouden aan iemand die pas in dienst is getreden. Een degradatie, iedereen in het Nijvelse justitiepaleis was met verstomming geslagen.
De reden voor die degradatie zat in een kleine hoek, Boulard had tijdens een gerechtelijk verhoor een paar voorbeelden gegeven van bedenkelijke tussenkomsten van procureur Deprêtre. Dat verhoor gebeurde in het kader van twee onderzoeken naar het eigengereide optreden van de procureur. Het eerste was een disciplinair onderzoek, dat werd geopend op 25 mei 1990 op bevel van PSC-minister van Justitie Wathelet, nader de parlementaire Bende-commissie in haar verslag fors naar Deprêtre had uitgehaald.
“De commissie gaat haar boekje ver te buiten”
Dat onderzoek had betrekking op een brief, die Deprêtre op 13 december 1988 aan de minister had gericht. Hoewel persoonlijk en vertrouwelijk was de inhoud ervan toch in de pers openbaar gemaakt. Het perslek zou door de procureur zelf georganiseerd zijn. In die brief schamperde Deprêtre in niet mis te verstane bewoordingen op de leden van de Bende-commissie. “Ik ben ten zeerste verontwaardigd over de onbetamelijke en groteske wending, die het onderzoek van enkel middelmatige volksvertegenwoordigers in de commissie neemt”, schreef Deprêtre.
“Uw voorganger was categoriek tegen de oprichting van zo’n parlementaire onderzoekscommissie. Vandaag is het duidelijk dat hij duizend keer gelijk had. De commissie gaat haar boekje ver te buiten. Haar activiteiten zijn uitgegroeid tot een laag bij de grondse heksenjacht.”
“Toen ik als getuige werd opgeroepen, verwachtte ik ernstige en op zijn minst intelligente vragen over de manier, waarop onze wetgeving moet worden gewijzigd opdat de grote criminaliteit daadwerkelijk bestreden kan worden. Maar er werden me alleen zeer domme vragen gesteld over onbestaande affaires zoals de Roze Balletten. Zijn een aantal van onze volksvertegenwoordigers voyeurs of pornografen geworden?”
Tijdens dat tuchtonderzoek lieten magistraten en andere personeelsleden zoals Boulard in het Nijvelse justitiepaleis verstaan dat Deprêtre geregeld tussenbeide kwam in gerechtelijke dossiers. Er was zelfs sprake van schriftvervalsing. Daarom vroeg minister Wathelet op 26 juni 1990 een gerechtelijk onderzoek te openen ’tegen X’ wegens valsheid in geschrifte. Volksvertegenwoordiger Hugo Coveliers: “Iedereen wist maar al te goed wie met X werd bedoeld, Deprêtre lui-même. Er is toen zelfs een huiszoeking verricht in zijn kantoor in het justitiepaleis. Een huiszoeking bij een procureur, een unicum in de geschiedenis van de Belgische rechtspraak.”
Het gerechtelijk onderzoek ’tegen X’ is later zonder gevolg geklasseerd. Over het disciplinair onderzoek hebben we nauwelijks nog wat gehoord. In de zomer van 1992 verklaarde Wathelet in de Senaat dat “het verslag over het tuchtrechtelijk onderzoek gedateerd is op 25 juni 1992 en ik ontving het dossier op 29 juni jongstleden. Ik begon onmiddellijk aan de studie van het omvangrijke dossier.” Tot op heden is nog altijd niet bekend wat het resultaat van die ministeriële studie is.
De PSC’er Jean Deprêtre werd als procureur in Nijvel benoemd op voorspraak van gewezen premier en meester-pensensteker Paul Vanden Boeynants, die destijds ook Wathelet in de politiek lanceerde. Het parket in Nijvel heette toen een grote heksenketel te zijn, waar Deprêtre orde op zaken moest stellen. Frans Boulard is twee jaar na zijn degradatie gestorven als gevolg van kanker. Philippe Toussaint, de gezaghebbende hoofdredacteur van het blad Journal Des Procès, stelde zich uiteindelijk de vraag: “Moeten we Jean Deprêtre bevorderen om van hem af te geraken?”