“La justice, c’est moi”
“Procureur Deprêtre heeft een eenvoudige kijk op het gerecht: La justice, c’est moi! Ik ben de justitie!” zegt Christian Bayens, jarenlang de oudersdomdeken van de onderzoeksrechters in Nijvel. “Deprêtre gedraagt zich als een zonnekoning. De rest van het personeel van het justitiepaleis – magistraten, onderzoeksrechters, … – kan hem niet schelen. Hij, hij alleen is de baas. Ik was die tirannieke houding meer dan beu en daarom ben ik met vervroegd pensioen gegaan. In zo’n sfeer kun je niet serieus werken.”
Autoritair trok Deprêtre de controle over het onderzoek naar zich toe. Onderzoeksrechter Guy Wezel kreeg al vanaf het eerste moment duidelijk op het hart gedrukt wie de baas was. Wezel wilde zijn onderzoeksteam uit de rijkswacht rekruteren. Maar Deprêtre zei nee. Hij wilde het dossier door zijn mannetjes laten doen en die zaten exclusief bij de GP. Via mensen als commissaris Jean-Pierre Doraene had Deprêtre greep op het onderzoek. De GP’ers deden wat hij zei en hielden hem op de hoogte van alles was met het Bende-dossier te maken had.
Christian Bayens: “Na de Bende-overvallen in Eigenbrakel en Overijse van september 1985 werd op initiatief van de minister van Justitie Jean Gol een speciale onderzoekscel opgericht. Daarin zaten vertegenwoordigers van alle politie- en inlichtingendiensten. En wat deed Deprêtre? Telkens als er een samenkomst van die was gepland, riep hij op voorhand ‘zijn’ GP’ers bij elkaar en deelde hij zijn bevelen uit.”
“Hij zei wat onderzocht mocht worden en wat niet.” Bovendien liet Deprêtre tijdens het onderzoek naar de Bende ook allerhande onregelmatigheden toe. Een gerechtelijke politieman vertelde op het proces dat op 18 januari 1988 tegen de Borains begon dat hij zelf de datum van een aanhoudingsmandaat had mogen invullen. Dat is regelrecht in strijd met de bepalingen van het Wetboek voor Strafvordering.
Een autoritaire procureur
Toen de voorzitter van de rechtbank meer uitleg vroeg, antwoordde de agent: “Ik heb hierover met procureur Deprêtre gesproken, maar die zag daar geen graten in.” Om zijn gelijk te krijgen, gebruikte Deprêtre vaak hoogst merkwaardige argumenten.
Onderzoeksrechter Jean-Marie Schlicker zei voor de Bende-commissie, die zich vanaf 1988 over de Bende-ellende boog: “De procureur vertelde dat mijn joodse origine aan de basis lag van mijn belangstelling voor een mogelijke extreem-rechtse pist.” Toen Schlicker die uitspraak van de procureur hoorde, belde hij onmiddellijk naar zijn vader om hem te vragen of hij inderdaad van joodse afkomst was.
De mening over Deprêtre van de leden van de parlementaire Bende-commissie was bijgevolg niet erg vriendelijk. In haar eindverslag schreef de Bende-commissie dat “van bij het begin het onderzoek werd gevoerd alsof de Bende gewoon banditisme betrof. Een autoritaire procureur des Konings stelde alles in het werk om de daders te vatten, en beet zich daarbij vast in zijn eigen zienswijze, waardoor mogelijke andere sporen verwaarloosd werden.” De Bende-commissie drukte zich beleefd uit. Uit de feiten blijkt dat het gedrag van procureur Jean Deprêtre het Bende-onderzoek gewoon naar de haaien heeft geholpen.
En de procureur van Nijvel werd daarbij enthousiast gesteund door zijn oversten in Brussel, die volgens de Bende-commissie mee verantwoordelijk zijn voor het in de soep draaien van het onderzoek. “De commissie heeft vastgesteld dat bepaalde leden van het parket-generaal te Brussel een onaanvaardbare druk hebben uitgeoefend op de onderzoeksrechter en op de procureur des Konings. Deprêtre werd voortdurend opgejaagd om toch maar met een aantal schuldigen voor de dag te komen. De vraag kan worden gesteld of dat bewust is gebeurd.”