Epiloog

Het verhaal van David Van De Steen

Inleiding

De oude Albert Van Den Abiel is geen tevreden man. In november 1985 werden zijn dochter, zijn schoonzoon en zijn veertienjarige kleindochter op de parking van het Delhaize-filiaal aan de Parklaan in Aalst afgemaakt door de ‘reus’ van de Bende van Nijvel. Zijn kleinzoon David Van De Steen, toen negen jaar, overleefde als enige van het gezin de slachtpartij. Twee keer schoot de leider van de moordequipe – een grote, atletisch gebouwde man met brede schouders – op het kind, en hij schoot om te doden. Nadat hij diens familie had afgeslacht mikte de ‘reus’ een eerste keer op David terwijl de jongen de Delhaize invluchtte om zich daar voor de moordenaars te verbergen.

De gangster miste. Hij knalde een ruit aan diggelen, maar een paar stukken schroot raakten de jongen in de billen. En toen het Bende-commando het warenhuis verliet, probeerde de grote kerel het nog een keer. Hij zag David op de grond liggen naast een schoolkameraadje. “Niet kijken”, riep de ‘reus’. David Van De Steen keek toch. Hij zag hoe de grijze sjaal die de man voor zijn mond had geslagen, was weggezakt, en hij staarde hem recht in het gezicht. De moordenaar lachte, richtte met één hand zijn wapen – een jachtgeweer met afgezaagde loop – en schoot. Het been van het kind werd verbrijzeld.

Geen interesse

Grootvader Van Den Abiel is niet tevreden omdat men zijn kleinzoon en de rest van de familie na het bloedbad aan hun lot heeft overgelaten. En hij is niet tevreden over het onderzoek dat de Delta-cel onder leiding van toenmalig onderzoeksrechter Freddy Troch uit Dendermonde naar de slachtpartij in Aalst heeft gevoerd. Albert Van Den Abiel: “Het verhaal in Humo in april 1997 verscheen een paar weken nadat David voor de eerste keer door de Bende-onderzoekers in Jumet was verhoord. Meer dan elf jaar na de feiten. Dendermonde is nooit met David komen praten, op een snelle babbel na, die in twee minuten werd afgeraffeld.”

Maar dat wordt tegengesproken door de ex-leden van de Delta-cel. Zij zeggen dat ze in 1985 wel uitvoerig met David Van De Steen hebben gesproken, dat ze zijn verklaringen, die niet veel verschilde van zijn verklaringen in Humo, toen wel hebben genoteerd, maar dat ze dan tot de vaststelling waren gekomen dat ze op basis van die gegevens geen robotfoto konden samenstellen. De jongen beschreef alleen een geverfde huid, lichtblauwe ogen, en een moedervlek op een wang. De rest van het gezicht van de moordenaars van zijn ouders zat verborgen achter een sjaal en een Zwarte-Pietpruik.

Enkele jaren na de aanslag heeft de jongen de ‘reus’ herkend die op 9 november 1985 lachend zijn jachtgeweer op hem richtte terwijl hij – negen jaar oud – hulpeloos en bloedend op de vloer van de Delhaize lag. Hij is ervan overtuigd dat het om Patrick Haemers ging, de gangster die eind jaren tachtig geldtransporten overviel. Haemers smokkelde in opdracht van de Brusselse bank Caisse Privée-Private Kas zwart geld van hoge Brusselse heren uit de entourage van Paul Vanden Boeynants – en vermoedelijk van Vanden Boeynants zelf – naar fiscale paradijzen, was mee betrokken bij de nog altijd niet serieus opgehelderde ‘ontvoering’ van Vanden Boeynants, en pleegde in 1993 ‘zelfmoord’ in zijn gevangeniscel.

Eind mei 1997 mochten David en zijn grootvader dat verhaal ook kwijt in de tweede parlementaire Bendecommissie, die in 1997 druk in de weer was met het Bendedossier. Daar vertelde David Van De Steen opnieuw dat hij de ‘reus’ in het gezicht had gekeken, en dat hij hem had herkend. Maar de CVP’er Tony Van Parys, de voorzitter van de nieuwe Bendecommissie, en zijn commissarissen waren zelfs te duf om de jongen de toch zeer fundamentele vraag te stellen of hij iemand – Patrick Haemers dus – had herkend. “Als ze het hem hadden gevraagd, had hij die naam genoemd,” zegt Albert Van Den Abiel. “Ze hebben het niet gevraagd.”

Een grijze BMW 520

In december 1985, niet eens twee maanden na de slachting in Aalst, gebeurde er iets vreemds. Toen kreeg Van Den Abiel een factuur van het Brusselse depannagebedrijf Les Dépanneuses Oranges. Van Den Abiel werd verzocht 4.403 frank te betalen, omdat hij zogezegd op 28 december 1985 in Elsene zijn auto aan het Flageyplein had achtergelaten. De politie had de depannagedienst de opdracht gegeven de auto weg te slepen naar de politiegarage in de Vandenbroeckstraat. Van Den Abiel viel achterover. Dit was onmogelijk! Zijn auto, een grijze Mercedes 300, stond gewoon voor zijn deur.

De nummerplaat die Les Dépanneuses Oranges opgaf, was inderdaad van hem, maar de auto waar de plaat op zat niet. Het ging om een grijze BMW 520. Iemand had dus zijn plaatnummer gekopieerd en als valse nummerplaat op de BMW 520 gezet. De Bende van Nijvel had iets met auto’s. Ze gebruikten ze in grote hoeveelheden voor haar overvallen en voor de voorbereiding voor die overvallen. Op haar auto’s zette ze nummerplaten met bestaande plaatnummers, die werden gekopieerd van officieel ingeschreven auto’s, vaak van hetzelfde merk en zelfs met dezelfde kleur. En die plaatnummers werden heel vaak overgeschreven van auto’s van mensen die in de buurt van de plek van de geplande overval woonden.

Het staat vast dat de Bende ook heel wat voorbereidend werk heeft gestoken in de overval op de Delhaize in Aalst, waar men al weken vooraf vreemde activiteiten had vastgesteld, verdachte heerschappen die het terrein kwamen verkennen en die zelfs kapmantels en geladen wapens met geluidsdemper hadden verstopt in het bos achter het warenhuis. Heel toevallig woont Albert Van Den Abiel aan de Parklaan in Aalst, recht tegenover de Delhaize. Het was dus normaal dat zijn auto veel en vaak te zien was in de buurt van het warenhuis.

Zou het kunnen dat de leden van de Bende van Nijvel, die in de weken voor de overval rond de Delhaize van Aalst hingen, zich voor de daar vaak opduikende Mercedes van Van Den Abiel zijn gaan interesseren en zijn plaatnummer hebben opgeschreven? Zou het kunnen dat ze dat plaatnummer hebben gebruikt voor één van de auto’s die ze bij de overval inzetten? En zou het kunnen dat mensen die betrokken waren bij de Bende, die valse nummerplaten na de overval zijn blijven gebruiken?

De BMW 520 met valse plaatnummers van Van Den Abiel, die hoofdbrigadier Guy Jeaunneux van de politie van Elsene op 28 december 1985 om 7 uur ’s ochtends aantrof op het Flageyplein, was dus mogelijk een spoor in het Bende-onderzoek. Jeaunneux had gezien dat er valse nummerplaten op de auto zaten en had dat ook in zijn proces-verbaal gemeld. Je zou denken dat het voor de hand ligt dat politiediensten die te maken krijgen met een auto met valse nummerplaten, onmiddellijk probeert uit te vissen van wie die auto is of waar hij vandaan komt.

Het is echter zeer de vraag of men wel iets omtrent die BMW heeft uitgezocht, want maanden later werd Van Den Abiel nog altijd op de huid gezeten door Les Dépanneuses Oranges en het gemeentebestuur van Elsene, die er nog altijd van overtuigd waren dat hij de eigenaar was van die BMW. In het politiekantoor van Elsene weet men in elk geval absoluut en totaal niets, Jeaunneux is al jaren met pensioen en niemand weet of er een onderzoek heeft plaatsgevonden, laat staan wat dat onderzoek eventueel heeft opgeleverd. Men weet zelfs niet wat er met die BMW is gebeurd. Van Den Abiel had dit doorgegeven aan de procureur van Dendermonde Guido De Saeger en aan de BOB van Aalst. Hij heeft er nooit meer iets van gehoord.

Gangsterpolis Aalst

Waarom pleegde de Bende van Nijvel haar laatste overval uitgerekend in Aalst? Het is een vraag waarop de Belgische justitie nog altijd geen antwoord heeft. Alle andere Bende-feiten – op de overval op het bedrijf Wittock-Van Landeghem in Temse na – speelden zich af in het zuiden van Brussel en de streek ten zuiden van Brussel. Misschien zit het antwoord gedeeltelijk in het feit dat nogal wat mensen die met de Bende in verband worden gebracht, Aalst en omgeving goed kenden, net zoals ze het zuiden van Brussel en de streek ten zuiden van Brussel op hun duim kenden. Philippe Lacroix en Thierry Smars, kopstukken uit de Bende rond Patrick Haemers, waren gretige bezoekers van de dancing El Gringo in Hekelgem, een verloren gat in de streek rond Aalst.

De ex-rijkswachter Madani Bouhouche was een vaste klant bij de Aalsterse wapenhandel van Alfons Baeyens, en – volgens getuigen – ging hij er ook oefenen in de schietstand van Baeyens. Zijn boezemvriend Juan Mendez-Blaya bracht een groot deel van zijn vrije tijd door in de garage van Laurent Podevijn in Aalst, die gespecialiseerd is in moto’s. Maar bij Podevijn prutste Mendez niet alleen aan moto’s, hij was er vooral bezig met het bewerken van de illegale en gestolen wapens die hij en zijn vriend Bouhouche verhandelden.

En er kwamen wel meer merkwaardige heerschappen bij Podevijn, onder meer leden van de Brusselse BOB, waar de ex-rijkswachters Bouhouche, Beijer, Amory en Lekeu werkten. In die periode had Albert Van Den Abiel zijn bedrijfje in de buurt van de garage van Podevijn. ‘De man was een buur van mij’, zegt Van Den Abiel. ‘Mijn auto stond in die tijd geregeld op de parking net voor zijn garage.’ Allemaal toeval? Zonder twijfel.


Bron » Humo | Raf Sauviller & Hilde Geens | 1997