Koning Boudewijn had een complex, Elio Di Rupo is een New Yorker en Guy Verhofstadt is een uitmuntend tacticus. En Charles Michel? Een vreselijke cynicus. Zeg dat Philippe Moureaux het gezegd heeft.
Na een lange politieke carrière aan de top van de PS is Philippe Moureaux (77) aan het schrijven geslagen. Zijn ‘Portraits Souvenirs’ is zijn biografie waarin hij het heeft over zijn ontmoetingen met de top van de Belgische politiek. Rechtuit, zoals Moureaux is.
Hij heeft het over zijn mentor André Cools, over Guy Spitaels en Jean Gol. Maar ook over politici die in Vlaanderen meer bekendheid genieten. Enkele fragmenten uit het boek.
Elio Di Rupo, de New Yorker
“Zijn leeftijd? Hij heeft geen leeftijd. Hij is jong, altijd jong, altijd zwierig, altijd alert. Kijk hoe hij stapt, soepel en met het ritme van een jonge veroveraar. Hij houdt van modieuze kleren die hem een jonge, sportieve look geven. Natuurlijk plooit hij zich naar het protocol, maar niet zonder zijn persoonlijke stempel te drukken met een strikje – voor hem is een strikje wat schoenen zijn voor Carrie Bradshaw in ‘Sex and the City’. Er zit iets van een New Yorkse progressieveling in Elio, zowel in zijn politieke overtuigingen als in zijn levensstijl.”
“Ik beschouw Di Rupo niet als een opportunist die het succes nastreeft. Maar ik zie wel hoe hij zich met gemak aanpast aan de heersende wind van het moment. Vaak kon hij ons uitleggen wat zijn diepste overtuiging was terwijl hij ons tegelijkertijd aanspoorde om een beetje realistisch te zijn en dus in te gaan tegen die overtuiging. Sommigen denken dat Di Rupo vaak komedie speelde om ons helemaal in te pakken. Ik denk dat niet. Ik zie hem als een oprechte Janus. Dat kan paradoxaal lijken, maar het karakteriseert hem perfect.”
De lachende Louis Michel
“Als ik aan hem denk, zie ik altijd zijn glimlach. Die was er altijd, behalve bij een of andere woedeaanval die zijn goed humeur even in de schaduw zette. Natuurlijk. Soms leek zijn glimlach een grimas, maar hij was er altijd.”
Guy Verhofstadt, de tacticus
“Guy Verhofstadt was een uitmuntend tacticus. Hij kende zijn dossiers erg goed, maar hij speelde graag politiek poker. Tijdens de discussies over de herfinanciering van de Franse Gemeenschap gebruikte hij bijvoorbeeld de goede oude techniek van de afmatting. Dan toverde hij plots, op het einde van de nacht, een zogezegd compromisvoorstel uit zijn hoed – een voorstel dat hemzelf goed uitkwam. Veel onderhandelaars, wier weerstand was gebroken door de vermoeidheid, konden niet meer mee. Alleen de geharde onderhandelaars deden nog verder. En ’s morgens hadden we een akkoord.”
De harde rechtse weg van Charles Michel
“Charles Michel heeft voor een volledig andere weg gekozen dan zijn vader. Hij heeft gekozen voor een pure, harde rechtse weg. Charles is een cynicus.”
De twijfelende Joëlle Milquet (en de liberale macho’s)
“Joëlle heeft een totaal onvoorspelbare kant wanneer ze onderhandelt. Ze wordt eigenlijk gekweld door twijfels over haar eigen capaciteiten. Ze is overtuigd van de juistheid van haar uitgangspunten, maar ze vreest altijd dat ze niet correct zullen worden vertaald in de teksten.”
“Als je met haar onderhandelt, moet je dat soms irritante trekje van haar accepteren. De liberalen begrepen dat niet. Zij hebben haar op een schandalige manier hun misprijzen getoond. Achteraf vertelde Joëlle me over de Vlaamse liberalen die, terwijl de avondlijke vergaderingen verdergingen, dronken, sigaren rookten en zich heel macho opstelden tegenover haar. Ook Didier Reynders, van wie men toch zegt dat hij intelligent is, had dat niet door.”
Het complex van koning Boudewijn
“Al bij onze eerste ontmoeting vertelde hij me hoe zeer hij het betreurde dat hij geen hogere studies had kunnen volgen. Het werd haast gênant. Hij ging daaronder gebukt, het was een echt complex dat bij tal van onze ontmoetingen naar boven kwam. Hij deed zijn taak met veel ijver en overtuiging, maar altijd met de angst dat hij niet in staat was alles te begrijpen.”
De onwrikbare koningin Fabiola
(Na een persoonlijk gesprek met koning Boudewijn denkt Moureaux dat hij de vorst heeft tot inkeer gebracht en dat Boudewijn zijn verzet tegen de abortuswet zal opgeven. Moureaux belt daarover met Willy Claes.) “Claes antwoordde me dat ik er misschien in geslaagd was koning te doen twijfelen, maar dat ik niet mocht vergeten dat Boudewijn over zulke onderwerpen altijd een beslissing neemt in volstrekte overeenstemming met wat zijn vrouw zegt. En Fabiola is over dit onderwerp totaal onwrikbaar.”
De piano van Willy Claes
(Moureaux vertelt over het moment waarop de Franstalige en Nederlandstalige socialisten, die nog één partij vormen, op splitsen staan. Toppolitici van de Vlaamse BSP en de PS komen regelmatig samen.)
“In de grote zaal waar we samenkomen, staat een piano op een verhoogje. Willy Claes begint wat te spelen. De piano moet duidelijk eens gestemd worden, maar Willy speelt verder. Hij begint aan een geïmproviseerd concert. We vragen hem populaire deuntjes te spelen. Sommigen van ons gaan mee op het podium staan, en beginnen te zingen. Willy staat in het centrum van een spontaan feest. Er worden revolutionaire liedjes gespeeld en sommigen laten zelfs een traan. De sfeer is zo opmerkelijk omdat er een soort trieste vrolijkheid uit spreekt (de socialisten weten dat hun wegen gaan scheiden, red.). Die mengeling van vrolijkheid en melancholie typeert ook Willy Claes. Hij ziet er teer en kwetsbaar uit, tegelijkertijd kan hij de woeligste stormen doorstaan.”
Leo Tindemans en Wilfried Martens: de vos en de wolf
“Zij waren twee erg verschillende individuen: een ander karakter, een andere politieke visie. Maar ze hadden ook iets gemeenschappelijks: ze konden heel geheimzinnig doen over hun bedoelingen en hun voorkeur.”
“De ene, Martens, was een duidelijke federalist. Hij wou de staatsstructuren van België overhoop gooien. De andere, Tindemans, hoorde tot de machtige vleugel van de toenmalige CVP die het hele land in handen wou nemen vanuit een sterk en machtig Vlaanderen.”
“De ene, Martens, probeerde goede relaties met alle andere politici te hebben en hij wou dat zij wisten dat hij een man was van zijn woord, dat hij zijn beloftes nakwam. De andere, Tindemans, ging liever ‘gemaskerd’ te werk en hij gebruikte zijn talenten om het slachtoffer te spelen. Of om de redder te spelen.’ ‘Martens apprecieerde het collectieve werk. Tindemans geloofde in de macht van het individu. De ene was een wolf, de andere een vos.”
Bron » De standaard