Marc Dutroux
Monster of zielenpoot?
Marc Dutroux, de man die vandaag door het leven gaat als ’s lands gevaarlijkste crimineel, ziet het levenslicht op 6 november 1956 in Elsene. Het gezin Dutroux telt vijf kinderen, vier jongens en één meisje. De jonge Marc valt amper op tussen zijn levendige broers. Hij is een stille jongen, teruggetrokken, geïsoleerd, met opvallend weinig speelkameraadjes. Moeder is huisvrouw.
De officiële vader Dutroux – want Marcs natuurlijke vader is een kortstondige minnaar van zijn moeder, voor haar huwelijk – is gevechtspiloot tijdens de tweede wereldoorlog, gaat een tijdje lesgeven in het lager onderwijs van Charleroi en besluit dan midden jaren vijftig zijn fortuin te gaan zoeken in de kolonies. Het gezin verhuist samen naar Congo, tot vader enkele jaren later beslist om zijn gezin in veiligheid te brengen in ons land omwille van de aanhoudende onlusten.
De familie Dutroux zet midden jaren zestig opnieuw voet op Belgische bodem, maar zal niet lang meer een gezin zijn. Eind jaren zestig gaan vader en moeder Dutroux uit elkaar. Zij krijgt de kinderen toegewezen. Het is allemaal beginnen fout lopen bij de thuiskomst uit Congo. Vader Victor gaat lijden aan depressies, verliest om de haverklap zijn baan en samenleven wordt dan ook onmogelijk.
Pa Dutroux raakt na de scheiding op de dool, trekt zich terug op een camping in Middelkerke, niet ver van de plek waar An en Eefje verdwenen, komt later in Gent terecht. Moeder Jeanine vindt onderdak in het Waalse Obaix, een baan, een nieuwe echtgenoot. Maar gemakkelijk hebben ze het niet, dit nieuwe gezin. Het leven van moeder en kinderen Dutroux wordt voortaan getekend door armoede en onenigheid.
Breuk
Marc Dutroux groeit op, samen met zijn drie broers en een zus, in het nieuwe gezin van zijn moeder. Maar hij aardt niet in dit bestaan, heeft voortdurend woordenwisselingen met moeder en stiefvader, is rebels. Hij wordt dan ook van de ene school naar de andere gestuurd tot ze hem in de jaren zeventig – schijnbaar uit wanhoop – op de beroepsschool van Nijvel een diploma in handen duwen.
Aan het diploma is een belofte gekoppeld: de onderwijzers willen Marc Dutroux volgend jaar niet meer binnen de schoolpoorten zien. Hij is afgestudeerd als elektricien en die heuglijke gebeurtenis doet hem besluiten definitief te kappen met zijn moeder. Hij zegt vaarwel aan het ouderlijke huis en zal moeder Jeanine pas terugzien in 1989, als hij terechtstaat voor vijf verkrachtingen van jonge kinderen.
Ritselaar
Nadat hij Obaix resoluut achter zich heeft gelaten, begint Marc Dutroux aan zijn lange zwerftocht langs Waalse dorpjes, van het ene huis naar het andere. Hij worstelt zich door een reeks baantjes, maar is vaker werkloos dan werkend. Zijn naam duikt vanaf dat moment ook stelselmatig op in het criminele milieu, als iemand die wel iets kan ritselen maar hij ontspringt telkens de dans. Dutroux zal twee keer trouwen. Zijn eerste vrouw, met wie hij twee kinderen heeft, spreekt van mishandeling, slagen en angst, zeven jaar lang. Zijn partner in liefde en misdaad vindt hij in 1982.
Michèle Martin is geboren in Waterloo, op 15 januari 1960. Ze is nog geen zes jaar als ze haar vader verliest in een verkeersongeval waarbij ze zelf een schedelbreuk oploopt. Vanaf dat moment wordt Michèle volledig van de buitenwereld afgeschermd, door een moeder die bang is ook haar enig kind te verliezen. Ze studeert voor schooljuffrouw, behaalt in 1981 haar diploma en leert dan Marc Dutroux kennen op de schaatsbaan van Vorst. Op haar 22ste gaan ze samenwonen, aan de Rue de Philippeville in Marcinelle, het latere gruwelhuis.
In 1988 trouwen ze, Michèle en Marc. Van het stadhuis gaat het enkele maanden later samen naar de beklaagdenbank van de correctionele rechtbank. Michèle en Marc Dutroux moeten terechtstaan voor de verkrachting van minderjarigen, enkele jaren eerder. In ’89 verdwijnt het pasgehuwde koppel achter de tralies, hij voor dertien jaar, zij voor vijf. Zijn moeder, die Marc jarenlang niet heeft gezien, is aanwezig, de allerlaatste keer.
Ze is bang, smeekt het gerecht zelfs hem in de cel te houden. En dan gebeurt wat niemand kan verklaren. Marc en Michèle Dutroux komen voorwaardelijk vrij. Ondanks het feit dat hij in de cel nooit ofte nimmer berouw zal tonen, ondanks een belastend, negatief verslag van procureur-generaal Demanet. Dutroux blijft hardnekkig zijn onschuld volhouden, noemt zichzelf slachtoffer. En toenmalig minister van justitie Wathelet tekent zijn vrijlating. Demanet kan zijn oren niet geloven, Dutroux is de koning te rijk. Het is dan 1992. Het vrijgelaten koppel vestigt zich in Sars-la-Buissière, krijgt drie kinderen.
Amper een jaar na zijn vrijlating laat een tipgever van de rijkswacht in Charleroi zich ontvallen dat Dutroux een van zijn huizen verbouwt tot een gevangenis, cellen voor kinderen, om hen naar het buitenland te verschepen. Het dossier Othello duikt op in de annalen. Een huiszoeking naar autozwendel wordt benut om de info over de kindercellen na te trekken. Het gerucht klopt maar er wordt niets gedaan. In 1994 volgt een nieuwe huiszoeking en de werken aan de huizen van Dutroux lijken stil te liggen. Reden genoeg voor het gerecht om de man ongehinderd te laten.