Caisse Privé
Zwart geld
Het onderzoek naar het fraudegedrag van Vanden Boeynants kwam op gang nadat onderzoeksrechter Pierre Lambeau op 7 januari 1981 bij de Caisse Privé was binnengevallen omdat hij de bank van gesjoemel verdacht. Het onderzoek legde een stukje van de combine Caisse Prive-Cruysmans-VDB bloot, en dat zou uiteindelijk mee leiden tot de veroordeling van Paul Vanden Boeynants als “een onverbeterlijk fraudeur”, zoals de rechter het tijdens zijn vonnis weinig aan de verbeelding overlatend uitdrukte.
De Caisse Privé ontving op de rekeningen die VDB bij haar had, pakken geld die nooit bij de fiscus werden aangegeven, speelde mee in de constructies die Vanden Boeynants met spookfirma’s in Liechtenstein opzette, en de Bank van de Adel had er zelfs geen moeite mee om zwart geld dat VDB van zijn rekeningen bij de Zwitserse Banque Pietet naar zijn Belgische rekeningen bij de Caisse Privé overhevelde als een lening.
Overschrijvingen van zwart geld vermommen als een buitenlandse lening is een veel gebruikte fraudeurstruc. De connecties tussen VDB, de Caisse Privé en de familie Cruysmans waren overigens overal zichtbaar. Guy Cruysmans was gehuwd met Chantal de Bassompierre, en de zuster van Chantal de Bassompierre trouwde met de rechtse advocaat Jacques Jonet, een vertrouweling van VDB. In 1979 meldde Vanden Boeynants dat hij slechts eigenaar was van drie stukken onroerend goed, tot de onderzoekers die zich over zijn fraudebezigheden bogen, de vennootschap Immobille du Bastion ontdekten.
Die vennootschap werd beheerd door Daniel Cruysmans en Guy Cruysmans en door de schoonzoon van VDB. De Immobillee bezat vier gebouwen in het Brusselse. De echte eigenaar van de Immobilille du Bastion bleek Paul Vanden Boeynants te zijn. De kans dat Philippe Lacroix en co zwart geld van VDB naar het buitenland hebben gebracht is reëel. Vanden Boeynants had in die periode meer dan genoeg duistere bankrekeningen en spookbedrijfjes in Liechtenstein en Zwitserland, waar een pak zwart geld op terecht kon. En de kans is even reëel dat Lacroix, Smars en Haemers al in het begin van de jaren tachtig – via hun connectie bij de Caisse Privé – goed wisten hoe en waar VDB zijn aanzienlijke appelen voor de dorst verborg.
De ontvoering
In deze context komt de suggestie van Vanden Boeynants als zou de Bende-Haemers puur op basis van een paar vage kranteartikelen over zijn fortuin besloten hebben hem te ontvoeren, nogal lachwekkend over. Tijdens het officiële gerechtelijk onderzoek naar de overvallen op geldtransporten van Securitas en Brink’s Ziegler en de ontvoering van Paul Vanden Boeynants waren een paar politiemensen op deze – op zijn minst verbazingwekkende – gegevens gestoten.
En, zoals dat hoort voor goeie politiemannen, wilden zij een schijnwerper zetten op deze schaduwkant van Patrick Haemers, Philippe Lacroix en Thierry Smars. De Brusselse onderzoeksrechter Guy Laffineur, die het dossier Haemers van de net gepromoveerde onderzoeksrechter Jean-Pierre Collin had overgenomen, had er geen moeite mee.
Maar toen hij in 1990 een kantschrift afleverde voor de ondervraging van Chantal de Bassompierre, de weduwe van Guy Cruysmans – die, behalve dat ze toegaf dat haar overleden man Thierry Smars had gekend, absoluut niets loste – ontplofte de zaak in het gezicht van de onderzoekers. André Vandoren, de Brusselse substituut die later nationaal magistraat zou worden en die op een of andere manier op de hoogte was gebracht van de ondervragingen, meldde meteen aan de directe overste van de politiemannen dat hij er maar beter kon voor zorgen – dat die gasten achter hun computer bleven zitten – en zich niet meer zouden bezighouden met dingen waarmee ze zich niet moeten moeien.
Vandoren had zich eerder al eens vreemd opgesteld in een schandaal waarin VDB de hoofdrol speelde. In 1979 liet hij een onderzoek van het Hoog Comité van Toezicht verzuipen naar het onder druk zetten van leveranciers aan het leger om geld in de verkiezingskas van de toenmalige minister van Defensie Paul Vanden Boeynants te storten.
Caisse Privé en de Bende Haemers
Die druk werd uitgeoefend door mensen uit de entourage van VDB en liep via het CDSCA, de sociale en culturele dienst van het leger, waar VDB een van zijn mannetjes had gezet. En wat substituut Vandoren wilde, gebeurde ook. Het dossier naar de banden tussen de groep Haemers-Lacroix, het CEPIC in Sint-Lambrechts-Woluwe, de Caisse Privé en VDB werd gesloten.
Eigenlijk was het nooit geopend geweest. Vandoren roept wel tien keer “Nooit!” als we hem dit verhaal voorleggen. Hij ontkent hardnekkig dat hij ooit is tussengekomen in het onderzoek naar het verband tussen de Caisse Privé en de bende Haemers. Hij heeft nog nooit van Guy Cruysmans gehoord.
Hij was alleen bevoegd voor de ontvoering van VDB. De rest van het onderzoek was in handen van Bart Van Lysebeth, de huidige baas van de Staatsveiligheid. In elk geval waren deze duistere activiteiten van de Brusselse haute finance aanleiding voor de Brusselse magistratuur om nog zenuwachtiger te worden toen de toenmalige Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch – nu baas van het Comite P. – die hard aan het werk was met zijn onderzoek naar de Bende van Nijvel, vroeg om het dossier Haemers te mogen inkijken.
In Brussel wist men dat Troch niet bereid zou zijn deze gegevens onder de mat te schuiven, maar zich tot in het hart van de zaak zou boren. En daarom werd, met de steun van de toenmalige minister van Justitie Melchior Wathelet, een man die zijn politieke carrière voor een groot deel te danken had aan de steun van VDB en van Benoît de Bonvoisin, Troch uit het Bende-onderzoek gewipt.
Bron » Humo | Raf Sauviller & Hilde Geens