Paul Vanden Boeynants

Getuigenis Paul Vanden Boeynants

Paul Vanden Boeynants kan ontvoering niet vergeten

“Tijdens die hele dertig dagen van mijn ontvoering, kreeg ik maar één keer een traan in de ogen: toen ik de voorlaatste dag een pijp en een pakje tabak kreeg van de ontvoerders,” zei ex-premier Paul Vanden Boeynants voor het Brabantse assisenhof. VdB: “Deze ontvoering is de meest dramatische gebeurtenis uit mijn leven geweest. Ik schrik nog steeds als een deur dichtklapt. Als ik uit mijn wagen stap, heb ik altijd de hand op mijn pistool. Soms, overdag, denk ik eraan en ben ik enkele minuten afwezig. Maar ik heb geluk gehad. De feiten die hier besproken worden, hebben wezen en weduwen gemaakt. Ik ben correct behandeld en ben er goed vanaf gekomen.”

“Alles hier opnieuw te vertellen, voor de eerste keer de mensen zien die mij ontvoerd hebben, dat heeft mij iets gedaan, uiteraard,” zegde minister van Staat Paul Vanden Boeynants na zijn getuigenis. “Maar” voegde hij eraan toe, “ik heb geen wraakgevoelens, voel geen haat tegenover deze mensen. Dergelijke gevoelens kan je niet hebben voor mensen wier gezicht je nooit gezien hebt. Iets heel anders is bijvoorbeeld de man van de Gestapo die mij tijdens de oorlog geslagen heeft, die mijn handen verbrandde. Zou ik die man tegenkomen … die man heb ik gezien. Die man haat ik!” VdB’s getuigenis nam amper een klein uurtje in beslag. Achteraf verontschuldigde hoofdverdachte Philippe Lacroix zich. De excuses raakten VdB niet. Buiten de assisenzaal zei VdB: “Wat wil je dat ik nu nog met zijn verontschuldigingen doe? Voor mij is deze zaak voorbij.”

Gevochten

Enkel Philippe Lacroix en Marc Vandam bekennen medeplichtigheid aan de ontvoering van VdB. De andere beklaagden, Vander Elst, Zeyen, Darville, Gauthier en Tyack ontkennen elke betrokkenheid. Kroongetuige Paul Vanden Boeynants stapte tegen 9.30 uur de zaal binnen. Eerst werd zijn hoorapparaat aangesloten op het geluidssysteem in de assisenzaal zodat hij alle vragen goed kon begrijpen. Daarna zei VdB zijn naam en leeftijd: “Spijtig genoeg 74 jaar, mijnheer de voorzitter” en tot slot beloofde hij “zonder haat en zonder vrees de waarheid te vertellen.” Op vraag van voorzitter Wezel verhaalde VdB wat er zich tussen zaterdag 14 januari en maandag 13 februari 1989 afgespeeld heeft.

Paul Vanden Boeynants: “Ik parkeerde mijn wagen tegen 18.20 uur thuis in de garage en ging naar de deur van de traphal. Op dat ogenblik werd ik overvallen door twee mannen met bivakmutsen aan. Eén van hen was heel groot. We hebben een tijdje gevochten, ik ben sterker dan ze dachten. Er is een auto gearriveerd en een derde man. Ik kreeg een klop op het hoofd, ben misschien enkele ogenblikken buiten westen geweest en ik werd op de bodem achteraan in een wagen gegooid. Een man zat bovenop me en duwde een revolver in mijn nek. Mijn handen en voeten werden gebonden, ik kreeg een bivakmuts over het hoofd. Ik schat dat we ongeveer drie uur gereden hebben. Ter plaatse werd ik bijna volledig uitgekleed en in een kleine kamertje aan de muur geketend.”

Paniek

VdB kreeg vier dagen lang enkel een beetje licht tijdens de maaltijden. Na een oproep in de pers bezorgden de gangsters hem het geneesmiddel Adalat dat hij bij elke maaltijd moest innemen. Die donderdagochtend kreeg hij enkele Belgische en Franse kranten. VdB: “Op dat ogenblik heb ik gepanikeerd. Ik las in de kranten dat ik in handen was van de Brigades Socialisten Révolutionaires, politieke terroristen. Een dag later kreeg ik echter een brief, twee bladzijden lang. In een zeer verzorgde taal zonder schrijffouten werd uitgelegd dat de BSR maar zottigheid was en dat die truc gebruikt was om de speurders op een dwaalspoor te brengen. De bende wilde enkel geld. Ik was opgelucht, we konden beginnen onderhandelen: zij wilden geld en ik wilde mijn vrijheid.”

“Ik had algauw beet dat ik met intelligente mensen te maken had. Ze trapten niet in mijn pietluttige voorstelletjes. En het hing hen vlug de keel uit. Ik kreeg opnieuw een briefje: ‘Genoeg de slimmerik uitgehangen. Wij willen vierhonderd miljoen. Anders gaat eerst je linkerpink en dan je rechteroor eraf en daarna gaan we je kleindochter halen.’ Het was misschien maar bluf, maar het waren toch bedreigingen. Gelukkig schreef een journalist in Le Soir de volgende dag dat een parlementaire commissie beslist had dat de geruchten over 850 mijoen smeergeld die ik zou gekregen hebben, vals waren. Op dat ogenblik raakten onze onderhandelingen uit een impasse. En we zijn uiteindelijk gestopt aan 63 miljoen Bfr. Waarom dit cijfer? We hebben gemarchandeerd zoals tapijthandelaars, het had evengoed 61 of 65 miljoen kunnen zijn.”

Paul Vanden Boeynants tijdens de persconferentie na zijn vrijlating.

Paul Vanden Boeynants tijdens de persconferentie na zijn vrijlating.

Vrij

Vanden Boeynants moest zelf de organisatie van de overhandiging van het losgeld uitwerken. De ontvoerders stelden twee eisen: geen contact met zijn familie en in het buitenland. VdB deed beroep op Jean Natan: “En die man heeft de moed gehad de opdracht te aanvaarden.” VdB vond zelf het pseudoniem voor de ontvoerders ‘monsieur Léon’ uit: “Het was mijn naam in ons groepje weerstanders tijdens de oorlog.”

“Eens het losgeld geregeld was, verzachtte het regime. Ik kreeg enkele minuten tijd om te lezen en mocht alleen eten. Ik heb nooit dorst gehad, nooit honger gehad maar ik heb wel vreselijk slecht gegeten. Het ergste waren die dagen in het donker. Als je niet weet wat zal gebeuren, gaat de tijd ontzettend traag. Op een vrijdagnamiddag schreven mijn bewakers dat alles OK was maar er was teveel volk in Le Touquet, de motorwedstrijd L’Enduro was bezig. Ik zou pas maandag worden vrijgelaten. Zo gebeurde het. Eerst kreeg ik zelfs twee souvenirfoto’s. Ze hebben me 6.000 frank gegeven voor een taxi van Doornik naar Brussel.” VdB kreeg zijn horloge terug, zijn portefeuille waarin tussen twintig- en dertigduizend frank zat, niet.

Geld

Over zijn ontvoerders wilde de minister van Staat gisteren nog volgende bedenking kwijt: “Mijnheer de voorzitter, ik ben ervan overtuigd dat het om drie categorieën van mensen ging. Die eerste brief was door een intelligent persoon getikt op een machine die niet in de villa stond. De tekst was foutloos. Dan waren er de briefjes uit Le Touquet met een paar spelfouten. En dan kreeg ik soms papiertjes die quasi fonetisch geschreven waren. Eén keer was de tekst onleesbaar. Ik reageerde dat ze fatsoenlijk moesten schrijven. De man antwoordde dat hij ‘geen studies had gedaan’. Ik heb hem teruggeschreven dat hij binnenkort veel geld zou hebben en dat hij daarvan dan maar moest profiteren om naar school te gaan.”

Ooit

De 35ste zitdag van het assisenhof tegen de bende Haemers eindigde met de getuigenis van een dame opgeroepen door de verdediging van Lacroix. Mevrouw Fuchmann en haar man – zij wonen momenteel in Brazilië – waren negen maanden lang heel goed bevriend met het koppel Lacroix-Castier in Colombia. De kinderen Fuchmann reden paard tesamen met Fanny Lacroix. De Fuchmanns die vaak naar recepties moesten waren “opgelucht dat we gewoon gezellige mensen leerden kennen met een rustig, familiaal leven.”

Lacroix praatte met Fuchmann uitgebreid over zijn plannen om in Colombië bloemen te kweken en uit te voeren. Na Lacroix’ aanhouding kregen de Fuchmanns Interpol over de vloer: “Toen we alles hoorden, beleefden we ongetwijfeld de ergste schok in ons leven. Wij waren heel hechte vrienden geworden. Wat we hoorden, was wreed. We hebben het een maand ontzettend moeilijk gehad, we waren ontgoocheld …”

Zacht legt de blonde mevrouw Fuchmann verder uit: “Maar beetje bij beetje hebben we beslist dat als er misschien meer dan genoeg redenen waren om alle bruggen op te blazen, er toch nog diepere gevoelens restten. Ik ben brieven beginnen schrijven. Philippe heeft geantwoord. En daarom ben ik van Brazilië naar hier gekomen. Zoals ik Philippe gekend heb, hoop ik dat hij een nieuw leven kan opbouwen, kan herbeginnen … ooit.”