Drugs, sex en de Bende van Nijvel
Een slechte dag
Woensdag 21 februari moet ex-minister Paul Vanden Boeynants voor de Bende-commissie verschijnen om er te antwoorden op een serie voor hem uiterst penibele vragen. Het voorbije jaar werd VDB door een stoet getuigen – onder ede – beschuldigd van drugshandel, plannen tot staatsgreep, een huurmoord, het blokkeren van verschillende gerechtelijke onderzoeken, deelname aan drug- en seksfuiven … Als het over de Bende van Nijvel en alle daarmee samenhangende misdaaddossiers gaat, noemen sommige kamerleden de gewezen premier zelfs de spin in het web.
Bovendien zorgt het nieuws dat Le Crocodile nu toch voor de onderzoekscommissie wordt opgeroepen voor een reeks nieuwe revelaties over ’s mans handel an wandel in de internationale drugbusiness. Om te beginnen is er het omstandige relaas van Alfred, alias Frederlque Collins, een tipgever van de drugsectie van de gerechtelijke politie in Brussel, over hoe een nauw met VDB gelieerde drugbende in augustus 1979 door de mazen van het net glipte. Collins is wat in het politiemilieu een freelancer wordt genoemd, een sjoemelende privé-speurder die zijn informatie aan de meest biedende verkoopt.
In het geval van Collins waren dat de voorbije twintig jaar het Bureau voor Criminele Informatie, de Franse geheime dienst, het Bundeskriminalamt en de drugsectie van de Brusselse gerechtelijke politie. Collins ging de voorbije weken te biechten bij Walter De Bock van De Morgen en Guy Polspoel van de BRT omdat hij – vooraleer zich terug te trekken op het Portugese platteland – tabuia rasa met z’n verleden wil maken. Naar eigen zeggen kwam Alfred Collins in 1979 in de drughandel terecht via zijn infiltratiepoging in het milieu van de illegale wapenhandel.
De trafikanten waren ondermeer Armand Donay, Franco Mendez, Roger Baas, Henry Cloeck, Marcellousberg en Pierre Outry. Vooral de laatste drie spelen in dit verhaal een hoofdrol. Cloeck, een vijftiger, is een deeltijdse taxichauffeur uit Villers-Ia-Ville en eigenaar van aan speelgoedwinkel aan de Waversesteenweg in Brussel. Lousberg, eveneens een vijftiger, is een officier in het Belgisch leger die ooit onder Vanden Boeynants op het kabinet van Defensie heeft gewerkt en bovendien verbonden is aan de parallelle inlichtingendienst PlO. Piens Dutry is de neef van Jean-Pierre Dutry, die op zijn beurt gehuwd is met Anne Vanden Boeynants. Pierre Dutry wordt door de anderen zowat als de bendeleider beschouwd.
Collins: “Eind juli 1979 stelde Pierre Dutry me voor een partij heroïne met een straatwaarde van 70 miljoen te verkopen. Ik rook meteen een belangrijke zaak. Ik vertelde hem dat ik vermoedelijk wel een koper kende, maar dat ik me eerst van de kwaliteit van het spul wou vergewissen. Er werd een afspraak gemaakt om me de partij heroïne te tonen en me een monster te bezorgen.
Dutry en Cloeck pikten me met een Mercedes op aan het Schumanplein, waarna ze rondjes begonnen te rijden langs de Wetstraat en de Belliardstraat.” Voor Collins was het toen al duidelijk dat de trafikanten absoluut niet bang waren om met het spul betrapt te worden. Dutry snoefde tegenover Collins dat ze beschermd werden door hoge officieren van de rijkswacht en door Paul Vanden Boeynants, destijds minister van Defensie. Merkwaardig toeval.
In dezelfde periode kreeg majoor Herman Vernaillen vanwege de bij drughandel betrokken leden van het nationaal drugbureau van de rijkswacht te horen dat hen niets kon overkomen want dat ze de hoge bescherming genoten van Vanden Boeynants en baron Benoît de Bonvolsin. De partij heroïne lag verpakt in een kartonnen doos op de achterbank van de Mercedes.
Collins: “Ik nam in totaal ongeveer 200 gram uit verschillende zakjes heroïne. Daarnaast gaven ze me nog een pakje van ongeveer 30 gram. Ruim voldoende om het poeder op verschillende manieren te laten testen en onderzoeken. Het pakje van 30 gram speelde ik door aan enkele dealers die het bezorgden aan hun gebruikelijke afnemers. Uit die hoek vernam ik dat de heroïne van bijzonder goede kwaliteit was.”
Brown Sugar
Met de resterende tweehonderd gram trok Collins naar de drugsectie van de gerechtelijke politie in Brussel. Hij vertelde er aan de inspecteurs André Bohème en Jean-Paul Gosset wat hij wist over de bende van Dutry en stelde hen voor een nep-transactie op te zetten en de bende tijdens of na de transactie op te rollen. De speurders geloofden hun oren en ogen niet. Eind de jaren zeventig gold een hoeveelheid van 20 gram heroïne als een belangrijke vangst en hier dook ineens een informant op die een vangst van ruim elf kilo in het vooruitzicht stelde en zonder blikken of blozen 200 gram op tafel legde.
Na labo-onderzoek bleek het bovendien om hoogwaardig spul te gaan, Brown Sugar met een zuiverheidsgraad van 82 procent. De drugsectie en Collins besloten samen scheep te gaan. Collins: ‘De techniek van de undercover infiltratie was voor de gerechtelijke politie destijds een hoogst uitzonderlijk procédé, dat bovendien wettelijk verboden was.
Daarom werd besloten een beroep te doen op één van de agenten van de Drug Enforcement Adminlstration die opereerden vanuit de Amerikaanse ambassade, een zekere Cooper. Tijdens twee vergaderingen in de ambassade werkten we een plan de campagne uit. Ik zou Cooper bij Dutry en Lousberg introduceren als de vertegenwoordiger van enkele Franse casinobonzen die hun zwart geld in een of meerdere partijen heroïne wilden investeren. De deal zou plaats vinden tijdens de nacht van 7 op 8 augustus in een kamer in het Hyatt Regency hotel waar Dutry en Cooper aanpalende kamers zouden reserveren.
De koop zou worden gesloten nadat ik in de kamer ven Dutry nogmaals de kwaliteit van de partij had gecontroleerd. De hele operatie werd minutieus voorbereid. In de lounge en op verschillende verdiepingen hingen politiemensen in burger rond en in de Koningsstraat stond een uitgebreid veiligheidsdispositief klaar. Nadat ik de heroïne bekeken had liet ik Cooper weten dat de koop kon doorgaan. Na het afgesproken klopsignaal op de deur van de hotelkamer verscheen echter niet Cooper maar stormden de leden van de gerechtelijke politie binnen met hun wapens in aanslag.’
Geparfumeerde bloem
De drugsectie van de gerechtelijke politie was in de wolken. De vangst van 11 .5 kilo heroïne gold als een van de grootste sinds jaren. Een bijkomend onderzoek bevestigde dat het inderdaad brown sugar met een zuiverheid van 82 procent was en in de kranten verschenen hoera-stukjes over de arrestatie van de bende. Het Bestuur voor Criminele Informatie stelde Collins zelfs een beloning in het vooruitzicht van 80.000 frank per in beslag genomen kilo. Naar die centen kon Collins evenwel fluiten.
Onmiddellijk na hun arrestatie namen Cloeck, Outry en Lousberg de Brusselse advocaat Jean-Paul Dumont – een notoir lid van het CEPIC – onder de arm en die vroeg onmiddellijk een tegenexpertise van de heroïne. De resulteten daarvan sloegen in als een bom. Acht dagen na het oprollen van de bende liet een onafhankelijk labo weten dat het poeder niets anders dan 11,5 kilo geparfumeerde bloem was. Binnen de 24 uur werden alle verdachten losgelaten. De hele zaak werd als een jammerlijke vergissing afgedaan.
Niemand stelde zich blijkbaar de vraag wat een stel als zakenman vermomde zware jongens op een hotelkamer zitten te doen met een doos waarin 11,5 kilo in plastiek zakjes verpakte geparfumeerde bloem. Bovendien kwam niemand van de betrokken politiediensten op het idee een onderzoek in te stellen naar de manier waarop de heroïne op de griffie was vervangen door bloem.
Het enig denkbare scenario is dat al dan net echte BOB’ers zich met een vervalst opeisingsbevel op de griffie hebben aangeboden, het pakket hebben meegenomen, de inhoud hebben vervangen door bloem en de hele handel in de originele verpakking hebben teruggebracht. Een truuk die later ook door de ex BOB’ers Madani Bouhouche en Bob Beijer werd uitgehaald. In het Brusselse milieu gonsde het inmiddels van de geruchten als zouden de drugs wel degelijk door rijkswachters zijn ingepikt en verzilverd.
Collins: “Via een privé-detective heb ik vernomen dat de drugs in Nederland zijn verkocht en dat een deel van de winst zou zijn doorgestort op een rekening van het CEPIC.” Deze laatste bewering van Collins kan niet worden nagetrokken. Feit is echt er wel dat een lid van de Brusselse gerechtelijke politie, die aan de hele affaire een fikse kater overhield, begin 1980 twee brieven verzond naar onderzoeksrechter de Biseau d’Hauteville waarin de versie van Collins – met meer details wordt bijgetreden. In deze brieven staat te lezen dat leden van het Nationaal Drug Bureau op bevel van commandant François, met medeweten van VDB, de elf kilo heroïne hebben ingepikt en voor rekening van het CEPIC verkocht. Kopieën van deze brieven kwamen ook terecht bij Jean-Claude Garot, die er destijds enkele elementen uit puurde voor een stukje in Pour.
Toeval of niet , enkele weken geleden werden die kopietjes door commissaris Dorpe van het Hoog Comité van Toezicht bij Garot opgevraagd. Dorpe onderzoekt momenteel de financiële perikelen van het CEPIC en dat ondarzoek gaat nu ook in de richting van drugtrafiek. Nuttig om te weten is dat Vanden Boeynants en de Bonvolsin in 1972 mee aan de wieg stonden van het CEPIC, de extreem-rechter vleugel van de PSC waarvan VDB in de tweede helft van de jaren zeventig een tijd lang voorzitter was.
De betrokkenheid van VDB in deze affaire zou ook moeten blijken uit de inbeslagname van een reeks geluidsbanden waarmee alle telefoongesprekken tussen Outry, Cloeck en Collins werden opgenomen en waarin voortdurend sprake is van de bescherming die de trafikanten genieten vanwege VDB en een aantal hoge rijkswachtofficieren. Tenslotte heeft François Raes, de rijkswachter die de beruchte affaire François aan het rollen bracht, in zijn getuigenis onder ede op 22 juni 1989 bevestigd dat de naam van VDB in een viertal drugdossiers, waaronder dat van het Hyatt Regency Hotel, voorkomt. Raes overhandigde aan de onderzoekscommissie een schema waarin verschillende verbanden worden gelegd tussen een reeks onopgeloste affaires, drugtrafiek en VDB.
Cocaïne en sex
Vanden Boeynants en zijn politieke entourage kreeg op 14 februari 1990 een zware opdoffer door de onthullingen van een gewezen luxe-prostituée die in het VTM-journaal kwam vertellen dat VDB, procureur-generaal Jean-Louis Jaspar, de Nijvelse procureur Jean Deprêtre, rijkswachtcommandant Leon François in de jaren zeventig deelnamen aan nogal woeste drug- en sexfuiven waar duchtig cocaïne werd gesnoven en ook 13-14-jarige jongens seksueel misbruikt werden.
Dit verhaal is niet nieuw. Wel nieuw is het feit dat voor het eerst een getuige opduikt die man en paard noemt. Het relaas van Sarr Maud valt echter wet mooi samen met het verhaal dat Humo op 3 maart 1988 publiceerde over de roze balletten van Waals Brabant, de zogenaamde affaire Pinon. Toen al stelden we dat deze affaire mogelijk de hefboom zou kunnen zijn waarmee het klem geraakte onderzoek naar de Bende van Nijvel opnieuw zou kunnen worden losgewrikt.
Eind 1979 was door de gerechtelijke politie al een onderzoek gedaan neer de affaire Pinon, maar uiteindelijk belandde het dossier van commissaris Denis in de doofpot en verdween zelfs een aantal essentiële bewijsstukken. Dat de roze balletten nu plotseling voorpaginanieuws zijn, heeft alles te maken met de onthulling van Volksunie-kamerlid Hugo Coveliers – het meest actieve lid in de Bendecommissie dat de gerechtelijke politie van Brussel vorig jaar een nieuw onderzoek naar de sexfuiven had geopend. Maar dat dit onderzoek van hogerhand was stopgezet zodra dat de namen van Jasper en VDB in de processen-verbaal opdoken. Steen des aanstoots in dit nieuwe dossier was ongetwijfeld het proces-verbaal van de ondervraging van Sarr Maud op 7 februari 1989 door de gerechtelijke politie in Namen.
In dit PV noteert gerechtelijk officier Alain Etienne het volgende:
“… Ik herinner me dat in die periode – omstreeks 1978 – de Brusselse procureur des Konings, mijnheer Henri Jaspar, en mijnheer Vanden Boeynents deel uitmaakten van het cliënteel van Lydia … Ik kan u vertellen dat deze personen zich niet tevreden stelden met gewone prostituées, maar ook betrekkingen hadden met minderjarigen, zowel jongens als meisjes … Tijdens de speciale avonden met dergelijke politici en magistraten werd er cocaïne gesnoven… Ik weet dat tijdens dergelijke soirées spéciales Lydia de betrekkingen tussen het cliënteel en de meisjes en de minderjarigen op video vastlegde. .. Lydia vertelde me dat ze dankzij deze films nooit serieuze problemen zou hebben omdat ze de justitie ermee in haar macht hield … Ik geloof inderdaad dat iemand wiens politieke carrière op het spel staat doordat men hem anale seks kan zien bedrijven met een minderjarige er alle belang bij heeft, en ook alles in het werk zal stellen om een schandaal te vermijden …”
Huwelijksperikelen
Toen dit onthutsende proces-verbaal in het dossier van de gerechtelijke politie terecht kwam, was dit aanleiding om het onderzoek stop te zetten. Toen Sarr Maud haar verklaring voor de camera van VTM herhaalde opende het parket van Brussel een nieuw onderzoek wegens … schending van de openbare zeden. Vanuit het gerechtelijk milieu en In de Franstalige pers werd het gerucht gelanceerd dat Sarr Maud een mythomane is die waarheid en verzinsel niet meer uit elkaar kan houden, erger, dat zij zelfs tot een bepaald progressief milieu zou behoren en dat ze met haar getuigenis helemaal alleen staat en bijgevolg hoogst onbetrouwbaar is. Onzin. Begin 1988 schreven we al dat de roze balletten een uitloper waren ven de huwelijksperikelen van de Brusselse arts André Pinon. Die kwam er in 1979 achter dat zijn echtgenote Josianne Jeunniau deelnam aan “partouzes” waar volop drugs gebruikt werden en minderjarigen onder de zestien seksueel werden misbruikt.
In een confrontatie die door Pinon op band werd opgenomen gaf Jeunniau deze feiten toe. Jean-Claude Garot, hoofdredacteur van Pour, vond in die zelfde periode op zijn beurt een getuige die aan de sexfuiven had deelgenomen. Zij leverde Garot tientallen namen, data, locaties, details die kunnen worden nagetrokken. Ook dit getuigenis werd op band opgenomen. Zowel de geluidsbanden van Pinon als die van Garot werden aan procureur des Konings Grégoire bezorgd en toegevoegd aan dossier 3891006-79. Met inbegrip van Maud Sarr hebben zich dus tot nog toe drie getuigen gemeld. En dan zwijgen we nog van de omstreden privé-detective Bob Louvigny die de nummerplaten van de deelnemers aan de seksfuiven natrok.
Dallas aan de Zenne
Terug naar het dossier dat vorig jaar door de gerechtelijke politie werd samengesteld. Op 21 december 1988, 3 januari 1989 en 22 februari 1989 stelde de GP drie interne nota’s op waarin gedetailleerd wordt uitgelegd dat de affaire Pinon in feite een onderdeel is van een veel ruimer prostitutienetwerk dat in de jaren zeventig geleid werd door madame Fortunato “Tuna” Habib Israël, later overgenomen door Lydia Montaricourt … Vanuit een appartement in de Brusilia-buildig aan de Bertrandlaan in Schaarbeek dirigeerden Tuna en Lydia een Europees callgirl-netwerk dat geregeld werd ingeschakeld in de “onderhandelingen” over miljardencontracten. Vooral de invloedrijke relaties van Tuna profiteerden van deze lucratieve sexploitatie.
Tuna, die geboren werd in Alexandrië maar aan een allang vergeten huwelijk de Nederlandse nationaliteit overhield, is de maîtresse van Roger Boas, de grote baas van Asco en politieke zakenvriend van Vanden Boeynants. Begin 1976 werd het netwerk van Tuna ingeschakeld door het Consortium Eurosystem Hospitalier. Op dat moment onderhandelde het consortium met de Saoedische nationale garde over de bouw van één of meerdere ziekenhuizen in Aman, de opleiding van medisch personeel en de integratie van het ziekenhuizencomplex in de militaire structuur van het Saoedische leger, een contract dat goed was voor 28,6 miljard en waarbij naar schatting 4 miljard smeergeld werd rondgestrooid. Tuna werd destijds zelfs als “public-relation” ingeschreven op de loonlijst van het Consortium. Niet voor lang echter.
In 1979 is Tuna in loondienst van de firma Plexycca en tegelijk ook van de onderneming Soremi, twee bedrijven die eigendom zijn van Roger Boas. Deze laatste leidt op dat moment de NV Belglan Mechanlcal Fabricatlon, een combinatie waaraan ook Cockerill en de Groep Brussel-lambert participeren. BMF werd in feite opgericht om het contract voor de levering van nieuwe pantserwapens aan het Belgisch leger – goed voor 24,2 miljard – in de wacht te slepen. Ook bij het afsluiten van dit contract demonstreerden de dames van het Tuna-netwerk tot ieders tevredenheid hun kwaliteiten. Uit de nota van januari 1989 blijkt immers dat de toenmalige minister van Defensie bijzonder moet genoten hebben van een snoepreisje annex safari in Zuid-Afrika in het gezelschap van een aantal meisjes uit het Tuna-netwerk. Een uitstapje waarvan de factuur door de NV Plexycca betaald werd.
Moord
In 1980 ontstaat in dit mondaine gezelschap grote onrust. Een van de meisjes uit het Tuna-netwerk wordt in Duitsland vermoord en de Duitse autoriteiten vragen de Belgische Justitie een onderzoek in te stellen. Dit onderzoek wordt toevertrouwd aan de Brusselse BOB, die binnenvalt in de woning van Tuna aan de Van Severlaan in Strombeek-Bever. De speurders nemen er het adressenbestand van de clientèle in beslag en voelen Tuna aan de tand. Korte tijd later verkoopt Tuna haar netwerk aan Lydia Montaricourt en vestigt zich op het eiland Malta.
Toevallig de zonnige vluchtheuvel waar de weduwe Ghysels zich tien jaar geleden terugtrok. Mevrouw Ghysels was de zaakvoerdster van Boucheries Ghysels, het vleesbedrijf dat samen met Vandan Boeynsnts genoemd wordt in een zaak van hasj en cocaïne die in ladingen bevroren vlees vanuit Luxemburg naar België gesmokkeld werden. Toen Boucheries Ghysels destijds ten gevolge van een onderzoek naar fiscale fraude in de problemen kwam, belandde mevrouw Ghysels enkele dagen in de gevangenis.
Bij haar vrijlating vertrok zij onmiddellijk naar Malta waar zij met Vanden Boeynants en enkele van diens zakenrelaties het vleesverwerkend bedrijf Mediterrenean Meat Company stichtte. Dit bedrijf deelt zowel adres als accountants met Asco-Malta, één van de ondernemingen van Roger Boas. In de nota van december 1988 zet de gerechtelijke politie zelfs een scenario op papier waarbij ervan uitgegaan wordt dat leden van de Brusselse BOB na de inbeslagname van het adressenbestand van Tuna een dossier zouden hebben samengesteld waarmee ze een aantal prominenten konden chanteren.
In de nota worden prins Albert, rijkswachtgeneraal Beaurir, Vanden Boeynants en Charly De Pauw genoemd. De bende die de chantage zou hebben opgezet bestond volgens de nota uit Madani Bouhouche, Jean-Marie Millet, Jean-Pierre Stienon, Martial Lekeu, Christian Pattijn en een zekere Callens. Met uitzondering van Callens figureren de namen van deze BOB’ers en ex-BOB’ers ook in het dossier van de Bende van Nijvel. Nog steeds volgens hetzelfde scenario zou één van de originele chantage-videotapes door Charly De Pauw van de afpersers zijn afgekocht voor 140 miljoen frank.
Een kopie van deze tape zou dan weer in de handen van Jacques Fourez gevallen zijn. Fourez werd op 17 september 1983 op de parking van de Colruyt in Nijvel door de Bende van Nijvel vermoord. Het dossier van de gerechtelijke politie bevat ook een vertrouwelijk syntheserapport opgesteld door Gérard Bihay van de Info-sectie de BOB van Nijvel. In dit rapport wordt aan de hand van het slachtofferonderzoek een verband gelegd tussen de roze balletten, extreem-rechts en een aantal moordaanslagen van de Bende.
De aanslag op wapenhandelaar Dekaise in Waver, de moord op José Vanden Eynde in de Auberge du Chevalier in Beersel, de moord op taxichauffeur Constanting Angelou, de overval op de Colruyt in Halle, de moord op Jozef Broeders in de zeilmakerij Wittock-Van Landeghem, de moord op het koppel Fourez-Dewit op de parking van de Colruyt in Nijvel en de moord op Jacques Van Camp in restaurant Les Trois Canards in Ohain. In deze versie zou het telkens gaan om koelbloedige afrekeningen die als overvallen werden gecamoufleerd. Ook hier zou de sex-chantage weer aan de basis liggen van de moorden.
Villa
De videobeelden waarmee prominenten zouden worden gechanteerd, zouden volgens het dossier van de gerechtelijke politie gefilmd zijn in een speciale villa in Sint-Genesius-Rode. Over deze villa zegt het dossier onder referentienummer PJP-PJ08 het volgende: “Het is geweten dat Van Vreckhom Eliane haar loopbaan als publieke vrouw begon in Nederland, meer bepaald in de bar “ELGUS” in Maastricht. De naam van deze instelling was samengesteld uit de voornaam van haar pooier zijnde Gustav Krüder – welke eveneens tussenkomt in de Feluy-zaak – en uit haar eigen voornaam. Deze bar werd meer dan regelmatig bezocht door de heren Spitaels en VDB, die onderling een weddingschap aangingen teneinde vast te stellen hoe lang het zou duren vooraleer hun collega Mathot op deze bijzonder mooie vrouw verliefd zou worden.
Over hun bijgedachten hoeft niet verder te worden uitgeweid. Na slechts een bezoek aan haar bar deed Mathot haar de nodige voorstellen waarop zij inging. De heer Mathot kocht haar vervolgens af van haar pooier en installeerde haar in de eerste plaats in een appartement in Ukkel dat enige tijd later door de gerechtelijke politie werd doorzocht in het kader van een handel in diamanten. De villa in Sint-Genesius-Rode, gelegen in de omgeving van het “Rood Klooster”, werd gebouwd met gelden afkomstig van Charly De Pauw. De fondsen werden via de bank Belgolaise versast naar een firma op de Cayman-eilanden. Deze villa heeft dikwijls gediend om aangename partijen in door te brengen.
Ook namen minderjarigen hieraan deel, meestal afkomstig uit tehuizen uit de omgeving. Het is geweten dat Jean Bultot eind van de jaren zeventig, begin van de jaren tachtig opvoeder was in het staatstehuis te Wauthler-Braine. Nadien vervulde hij diezelfde functies, clandestien, in het tehuis Van Durme te Sint-Genesius-Rode. Dit tehuis brandde volledig af met alle mogelijke administratieve stukken. De brand werd gesticht door een geplaatste minderjarige, toeval of niet, maar er geplaatst door jeugdrechter Agneessens uit Nijvel.
Bron » Humo | Hugo Gijsels | Februari 1990