Interviews

De getuigenis aan Canal+

“De publieke opinie is vergiftigd”

Als we Michel Nihoul mogen geloven, is koning Albert II een pedofiel die slechts dankzij een gerechtelijke doofpotoperatie de troon kon bestijgen. De opdrachtgevers voor de slachtpartijen van de Bende van Nijvel zijn ‘vier ministers in functie’. En over de moord op PS-topman André Cools weet hij dingen waarmee hij politici kan chanteren. Politieke chantage, zegt hij, dat is trouwens jarenlang zijn vak geweest. ‘Ik heb documenten, ik heb bewijzen. Ik bezit een telefoontap.’ Michel Nihoul: het niet-geautoriseerde interview.

Mocht een X-getuige hiermee aan zijn komen zetten, er zou wat af zijn gelachen. De videobeelden die we in handen kregen, laten echter de meest controversiële verdachte uit het meest besproken dossier uit onze recente gerechtelijke geschiedenis zien. De enige reden waarom we vandaag een gedeeltelijke transcriptie publiceren van de videoband ligt vervat in de aanklacht die Nihoul op 29 november via zijn advocaat Frédéric Clément de Cléty indiende tegen procureur Bourlet te Neufchâteau.

Nihoul beschuldigt hem ervan ten grondslag te liggen aan “perslekken” in De Morgen en Journal du Mardi. “De procureur”, stelde zijn advocaat, “heeft de publieke opinie vergiftigd met thesissen over netwerken en bescherming, tot op het koninklijke paleis toe.” Deze video vormt een verifieerbare bron die aantoont dat Nihoul zelf aan de basis ligt van het verspreiden van dergelijke lasterlijke beweringen, dan nog aan buitenlandse journalisten.

De opnamen zijn in het voorjaar van 2000 gemaakt door journalisten van de Franse betaalzender Canal+, die op 13 april 2000 de documentaire De schemerzones van de zaak-Dutroux uitzond. Nihoul werd daarin geïnterviewd en verkondigde dat hij in zijn gloriejaren aan seksfuiven deelnam “met ministers, magistraten en nog hoger geplaatste personen”. Maar meer niet. De afspraken over wat Nihoul on the record wel en niet zou zeggen, werden de avond daarvoor gemaakt tijdens een etentje met twee journalisten van Canal+. Aangezien zij moesten betalen voor het interview, vertrouwden ze het zaakje niet en posteerden ze twee medewerkers aan een aanpalend tafeltje met een verborgen camera. Het zijn deze beelden die we te pakken kregen.

Het eten en de wijn smaken, zo te zien. Nihoul is goedgemutst, en beslist niet dronken. Hij spreekt helder, in mooi gevormde zinnen. We pikken in bij minuut 22, waar hij zijn relaas doet over de Mirano, een nachtclub in het Brusselse waartegen in 1985 een strafonderzoek werd geopend na de dood van een klant door een overdosis drugs. Het onderzoek wees uit dat uitbater Philippe Cryns en zijn medewerker Alexis Alewaeters op de tweede verdieping van de Mirano in pure Zillion-stijl seks- en drugsfuiven organiseerden en er met een verborgen camera beelden van maakten. Toen Cryns en Alewaeters in maart 1986 door de correctionele rechtbank te Brussel werden veroordeeld, werd echter met geen woord gerept over de zedenfeiten en was er enkel nog sprake van drugs.

De zaak wekte begin 1998 de aandacht van de commissie-Verwilghen, die in haar eindrapport stelde: “Onder de klanten bevond zich, naast leden van het misdaadmilieu, Michel Nihoul. Het milieu van de seksfuiven dat M. Nihoul vooral in de jaren 80 frequenteerde, vormde een bron van relaties die hij later voor zichzelf of voor de mouvance Nihoul zou aanspreken (…)”

Niet waar, zegt Nihoul: “Ik heb nooit één voet gezet in de Mirano (…). Die clubs, dat is niets voor mijn leeftijd. Ik hou meer van een slow met een meisje (lacht), om haar daarna op een goed etentje te trakteren (…). Anderzijds, mijn ex-vrouw, die advocaat is – enfin, was – mevrouw Bouty… zij heeft een van die mensen verdedigd, Alexis Alewaeters. Dus weet ik bepaalde dingen via… En wat heb ik vernomen? Wel, ik heb vernomen dat er in de Mirano effectief drugs waren. Ze zijn ook vervolgd voor drugs, maar ze zijn niet vervolgd voor zedenfeiten. Het staat letterlijk zo in het rapport van de commissie. Waarom? Mijnheer Verwilghen weet het net zo goed als ik, vous imaginez bien!

“Wel, eenvoudigweg omdat je daar de broer van de koning had die bezig was te neuken – en daar hebben ze foto’s van genomen – met meisjes van veertien jaar, hé! Men heeft gezegd: we doen die foto’s weg. En men heeft gezegd: er is geen zaak van zedenfeiten. Dat is alles. Maar ik zie niet in waarom Verwilghen mij nu in zijn rapport aanvalt.” Het gesprek kabbelt verder. Nihoul steekt de draak met de speurders in Neufchâteau, noemt Marc Dutroux “een smerige vent” en benadrukt dat hij onschuldig is aan kinderontvoeringen. Hij vindt het vreselijk dat op een man als hij zo’n gruwelijke verdenking kan rusten.

“Ik zal u de waarheid zeggen. Ik ken veel ministers. Ik heb gepartouzeerd met ministers. Maar als je in de merde zit, kennen ze je niet meer. Er zijn er twee die voor de televisie kwamen verklaren (noemt de namen van twee huidige ministers in gewestregeringen, DDC) dat ze me niet kenden. Nochtans, zij die zeggen dat ze me niet kennen, kennen mij het beste. Zij die zeggen dat ze me kennen, kennen mij minder goed (lacht). Er is gesproken over die fameuze seksclub, Les Atrebates. Onvoorstelbaar.”

“Verwilghen zegt: ‘Nihoul had de mogelijkheid tot chantage…’ Luister. Wie was een van de stichtende leden van Les Atrebates? Niet Nihoul! (noemt opnieuw de naam van een minister). En die komt dan op de televisie zeggen: ‘Ik ken Nihoul niet.’ Hij was daar de hele tijd! (…) Hij heeft mensen gestuurd om me te vragen mijn mond te houden en te zeggen dat ik hem niet ken. J’en ai rien à foutre moi! (…) Er bestaan zeven fotoalbums waarin ik omringd ben door huidige Belgische ministers.”

Minuut 107. De ober is de borden komen afruimen. De vier disgenoten beamen dat het smaakte. Marleen Decokere moet naar het toilet. Een van de journalisten polst naar iets waar Nihoul blijkbaar vooraf vage toespelingen op heeft gemaakt.

U had het over bepaalde onthullingen?

“Nee, maar daarover spreken we niet voor de camera, hé. Ik wacht op dekking, en ik wacht tot ik beschermd word. Want anders ben ik morgen dood. Ministers die iemand hebben laten neerschieten (…).”

Wat is dat voor een verhaal?

“Ze hebben mensen doen neerschieten in België, opdat ze niet zouden gaan praten.”

In verband met welke zaak?

“De zaak-Cools…”

Wie hebben ze laten neerschieten?

“Mensen die onthullingen zouden gaan doen.”

En hoe komt het dat u dat allemaal weet?

“Omdat ik de moordenaar ken. Omdat hij dat aan mij is komen opbiechten (…). C’est un type bien, zoals men in de samenleving zegt. Niet zomaar iemand. Niet zoals de moordenaars van Cools (…). Hij is betaald door de partijen. Ze hebben hem daarna benoemd tot directeur-generaal in een grote boîte in België.”

Wie is die man?

“Hij is een Belg.”

Ja maar kom, u kunt ons dat nu toch zeggen?

“Ik zeg zijn naam niet (…). Hij wordt beschermd. Hij wordt erkend door de partijen. Hij komt nog op de televisie en zo.”

Sommigen weten dat u dat weet, en dus…

“De partijen weten dat ik het weet. Omdat zij die hem beschermen, behoren tot de partij van de minister van Justitie (…). De zaak-Cools houdt verband met de zaak van de Bende van Nijvel, dat was een destabilisatie. Dat was geprogrammeerd door een politieke partij, in België.”

Zijnde?

“De PRL.”

Waarom?

“Ze destabiliseerden het land, om te tonen dat zij het vertrouwen zouden herstellen. Ik ken de namen van de schuldigen. Er waren vier ministers in functie bij betrokken (…).”

Als je een moordenaar bent, neem je dan iemand in vertrouwen?

“Ja, als je wat gedronken hebt, als je zin hebt om te wenen, en als je zin hebt om te vertellen wat er gebeurt… en als je bang bent.”

Bang, waarvoor?

“Hij was bang om niet geholpen te worden door de partij. Hij had schrik dat men hem op zijn beurt zou liquideren, zoals men heeft gedaan met Oswald.”

Hoe komt het dat u hiervan op de hoogte bent?

“Ik verzorgde de relaties tussen partijen. Ik werd betaald door de partijen om onderlinge transacties te doen. Wanneer een partij in België tot een overeenkomst wil komen met een andere, dan gaat dat zo. Men passeert via één persoon – en destijds was ik dat – en dan zegt men: ‘Voilà, we doen u een voorstel. Ja, nee, maar wij hebben dat, dat en dat tegen u. Ja, maar pas op: wij hebben dat, dat en dat…’ Zo gaat dat, dat loopt via chantage.”

Net voor de man met de camera naar het toilet moet om een nieuw bandje in zijn apparaat te stoppen, blijkt dat er – dixit Nihoul – niet één maar twee getuigen in het dossier-Cools op bevel van “een minister” uit de weg zijn geruimd, waarna telkens een doofpotoperatie volgde. De moord die zijn vriend pleegde, zegt Nihoul, gebeurde “met drie kogels in het hoofd, maar het gerecht maakte er zelfmoord van (lacht)”. Het beeld valt uit, en wanneer de camera weer draait, heeft Nihoul het over “de burgeroorlog” die zal uitbreken op de dag dat hij gaat praten: “Ik heb op zeker moment aan Drisket (zijn ondervrager in het Dutroux-dossier) gezegd dat ik het allemaal beu was en wou praten. Drisket zei: ‘Ik hoef het niet, ik wil het niet weten.'”

Men zou hebben gezegd dat u het allemaal verzint.

“Absoluut niet, want ik heb documenten, ik heb bewijzen. Ik bezit een telefoontap.”

Tussen wie en wie?

“Een minister, die zegt: ‘Ja, ik heb dat moeten doen want notre ami était dans la merde.’ (…) Ik heb aan de pers verklaard dat ik maar één ding vrees, en dat is te worden vermoord – niet door een gek, maar door iemand die zou doorgaan voor een gek. En die gestuurd is omdat zij weten dat ik zaken te onthullen heb… en zál onthullen. Misschien niet vandaag en misschien niet morgen, maar ik zál ze onthullen.”

Met wie hebt u dan gesproken, over die zaken?

“Mijn advocaat. Dat is alles. En zij (wijst naar Marleen Decokere) weet bepaalde zaken. Ik heb haar niet alles gezegd, want ik wil niet dat ze haar folteren. Ik bezit documenten, die verstopt zijn, zelfs in het buitenland. Mijn advocaat is daarvan op de hoogte. Er is geen enkel probleem.”

Kort hierna beginnen de onderhandelingen over de prijs van het interview. Tussendoor komt de ober nog eens langs:

Wenst u kaas?

Nihoul: “Alles wat stinkt, daar hou ik van. En nee, voor mij geen koffie. Als ik koffie drink, slaap ik niet. En als ik niet slaap (lacht), dan wordt het erg.”


Bron » De Morgen | 10 December 2002 | Douglas De Coninck