Guy Coëme
Zijn politieke carrière
Guy Coëme behaalde een licentiaat politieke wetenschappen aan de universiteit van Luik in 1968 en sloot zich vroeg aan bij de socialistische beweging waarin hij snel opklom. Hij zou zijn hele carrière in de partij gelden als deskundige en loyale partijfunctionaris. Zijn carrière begon hij als een beschermeling van Edmond Leburton. In 1970 ging hij aan de slag op het partijsecretariaat van de PS – toen nog PSB – en werd een jaar later schepen van de stad Borgworm. In 1972 werd Coëme provincieraadslid van Luik, en in 1974 lid van de bestendige deputatie van Luik met onderwijs onder zijn bevoegdheid.
In februari 1981 kwam Coëme voor het eerst een korte periode in de nationale politiek als staatssecretaris voor het Waals gewest, eerst in de regering Martens IV en daarna in de regering Eyskens tot september 1981. Hij raakte in 1981 verkozen in de Kamer van volksvertegenwoordigers voor het arrondissement Hoei-Borgworm, waar hij uitgroeide tot een bijzonder populair politicus die bij verkiezingen tussen 1988 en 1995 grote aantallen voorkeurstemmen haalde. Van 1983 tot 1988 was hij vicepartijvoorzitter van de PS, naast partijvoorzitter Guy Spitaels, in 1987 volgde hij Leburton op als burgemeester van Borgworm. Die functie oefende hij uit tot 1996.
Agusta
Toen de PS in 1988 opnieuw in de regering stapte, werd Coëme minister van Defensie. Tijdens zijn ministerschap pleitte hij voor een inkrimping van het leger en in 1988 verzette hij zich tegen de modernisering van de NAVO-kernwapens. Bij de Eerste Golfoorlog in 1991 leverde België munitie en ondersteuning aan Frankrijk en Groot-Brittannië.
In 1990 ondertekende en bekrachtigde hij samen met 14 andere regeringsleiders een van de meest liberale abortuswetgevingen ter wereld. In de regering-Dehaene I in 1992 promoveerde Coëme tot vicepremier en minister van Verkeer en Overheidsbedrijven. Tijdens zijn mandaat werden een aantal overheidsbedrijven hervormd tot autonoom overheidsbedrijf, wat hun privatisering later in de jaren ’90 en 2000 voorbereidde.
Eind 1993 kwam Coëme onder grote druk te staan door het gerechtelijk onderzoek naar het Agustaschandaal en vroeg het gerecht om de opheffing van zijn parlementaire onschendbaarheid. In januari 1994 nam Coëme ontslag uit de regering en werd opgevolgd door Elio Di Rupo. Kort daarna kwamen ook beschuldigingen in de UNIOP-affaire boven water. Niettemin behaalde hij hoge stemmenaantallen bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1994 en de parlementsverkiezingen in 1995.
In april 1996 werd Coëme in het UNIOP-proces voor het Hof van Cassatie veroordeeld voor corruptie tot twee jaar voorwaardelijk, het verlies van zijn politieke en burgerrechten voor vijf jaar en een boete van 60.000 BEF. Dit betekende het voorlopige einde van zijn politieke carrière. Merkwaardig waren de publieke steunbetuigingen die Coëme kreeg van PS-kopstukken als Philippe Moureaux, Claude Eerdekens, José Happart en Philippe Busquin, die hem prezen als voorbeeldig politicus die een dergelijke veroordeling niet verdiend had.
En Dassault
In december 1998 kwam het echter tot een tweede veroordeling, deze keer in de Dassaultaffaire, voor passieve corruptie bij de aankoop van legerhelikopters door het Belgisch leger tijdens zijn ministerschap eind jaren ’80. Hij kreeg opnieuw 2 jaar voorwaardelijk en verloor zijn politieke rechten voor vijf jaar. Doordat in België bij een meervoudige veroordeling enkel de zwaarste straf geldt, betekende dit voor Coëme nauwelijks een verandering door zijn eerdere veroordeling in de UNIOP-affaire. Na zijn veroordeling was Coëme gewoon partijlid van de PS, maar kreeg een bestuursmandaat bij de Association de Promotion des Intercommunales Liégeoises, een vereniging van Luikse intercommunales. Daarnaast richtte hij ook een vennootschap op, Canyon Consulting.
Toen Coëme in april 2001 zijn politieke rechten herwonnen had, werd hij opnieuw lid van het PS-partijbureau. Bij de federale parlementsverkiezingen van 2003 wou Coëme opnieuw kandideren, maar er rees enige twijfel over zijn verkiesbaarheid omdat niet duidelijk was of het verlies van zijn politieke rechten inging bij de veroordeling tot een voorwaardelijke celstraf of pas na het verstrijken van de voorwaardelijke veroordeling. Met enkele paragrafen in de Programmawet van 2003 werd deze onduidelijkheid in Coëmes geval weggewerkt, door te bepalen dat het verlies van de politieke rechten ingaat bij de voorwaardelijke straf, ook voor op dat ogenblik reeds veroordeelde personen.
Bij de deelstaatverkiezingen van 2004 was Coëme eerste opvolger op de lijst van de PS in het arrondissement Hoei-Borgworm en behaalde hij meer dan 20.000 voorkeurstemmen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2006 behaalde hij als lijsttrekker in Borgworm opnieuw een groot aantal voorkeurstemmen en zijn partij de absolute meerderheid en sinds 1 januari 2007 is hij er burgemeester. Het is voor het eerst in de geschiedenis van België dat een voor corruptie veroordeeld minister opnieuw een uitvoerend politiek mandaat verkrijgt.