De dood van Bruno Tagliaferro
5 November 1995
Fijn, weer zo’n lastpost minder. Dat is het gevoel dat afstraalt van de eerste politierapporten over de dood van Bruno Tagliaferro. Hij was een van die vele knoeiers uit een van die duistere Henegouwse uithoeken wier voornaamste bezittingen uitgestald stonden op een door onkruid overwoekerd terrein. “Natuurlijke dood”, zo heeft de Naamse wetsdokter Servais op het C3-formulier ingevuld na een bezoekje aan de caravan in het midden van het terrein. Vermoedelijk een hartaanval, specificeert hij later.
Het protest van de ambulanciers had hij samen met de ter plaatste gekomen speurder van de gerechtelijke politie van Charleroi weggewuifd. “Zij vonden het helemaal niet lijken op een hartaanval”, zegt weduwe Fabienne Jaupart later. “Het viel hen op dat enkele kasten waren leeggemaakt en er niet een doosje of flesje meer in het medicijnkastje stond. De wetsdokter heeft niet eens een bloedstaal genomen. Dat heeft hij achteraf toegegeven tegenover de familie.”
Wat Jaupart achteraf nog het meest ergert, is de identiteit van de GP’er die als een van de eersten ter plaatse was gekomen. “Het was George Zicot. Bruno kende Zicot en hij haatte hem. Bruno had altijd een wapen in huis, om ons te beschermen. Hij vreesde te worden vermoord.” Door wie? Door de familie Tagliaferro, zegt Jaupart resoluut. Zijn hele leven lang bleef Bruno balanceren tussen haat en dankbaarheid voor zij die hem opvoedden en zijn in geldnood verkerende gezin af en toe wat toestopten. “Het had geen zin om bij de politie van Sambreville klacht in te dienen”, aldus Jaupart. “De familie genoot bescherming, en niet alleen van Zicot.”
Tijdens een van haar verhoren in Neufchâteau schetst ze het hele plaatje zoals zij dat ziet. Rond de familie zwermden figuren als Michael Diakostavrianos, de Griekse pedo-playboy die in het begin van het onderzoek-Dutroux een jaar lang in voorarrest zat als vierde hoofdverdachte. Jaupart was er rotsvast van overtuigd dat Michel Nihoul een vriend des huizes was bij de Tagliaferro’s. Fabienne Jaupart liep tien maanden lang te verkondigen dat haar Bruno was vermoord, maar vindt pas in de zomer van 1996 gehoor. Onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte laat in september 1996 zijn lijk opgraven met het oog op een nieuwe autopsie. De autopsie van het lijk van Bruno Tagliaferro bevestigt de vermoedens van Connerotte.
In zijn stoffelijke resten worden hoge concentraties cyanide aangetroffen en aanvullend wetenschappelijk onderzoek in de labs van de FBI sterkt de vermoedens dat Tagliaferro is vergiftigd. Maar waarom? Fabienne Jaupart denkt het antwoord te kennen: “Kort voor zijn dood heeft Bruno ontdekt dat hij betrokken was geraakt in een autozwendel die mogelijk verband hield met de ontvoering van Julie en Mélissa.”
Later komt ze via eigen deductie tot een scherper beeld. De auto waarmee de twee meisjes volgens haar zijn ontvoerd, een Citroën AX, is kort daarna ‘via via’ afgeleverd op het terrein van haar man. Hij heeft het vehikel tot het laatste schroefje uit elkaar gehaald en wat restte verkocht als wisselstukken. Op de een of andere manier, denkt ze, is hij erachter gekomen waarom ‘men’ hem dit heeft gevraagd en is hij voor zijn leven beginnen vrezen. “In september 1995 heeft hij me gezegd dat iemand hem ervoor had gewaarschuwd dat hij op de vijfde zou sterven.”