Feiten

De ontvoering van Paul Vanden Boeynants

8 Juli 1988

Op 8 juli 1988, twee maanden voor de gemeenteraadsverkiezingen, arriveerde er een brief op het kabinet van Charles-Ferdinand Nothomb, de toenmalige voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Het waren vijf zorgvuldig getikte vellen en de afzender was procureur-generaal Victor van Honsté. De hoogste magistraat van Brusel bracht de Kamervoorzitter ervan op de hoogte dat ene Louis Sik, een gewezen kaderlid van een van de bedrijven van wapentrafikant Roger Boas, minister van Staat Paul Vanden Boeynants beschuldigde van corruptie. VDB zou als minister van Landsverdediging 850 miljoen smeergeld hebben gekregen van Boas, in ruil voor twee grote bestellingen van het Belgisch leger. Voor nog wat kleinere opdrachten zou de wapenfabrikant de minster een paar keer twintig miljoen cash hebben toegestopt.

Omdat het ging over malversaties die VDB tijdens zijn ministerschap zou hebben gepleegd, was het de taak van het parlement om een onderzoek in te stellen en eventueel VDB’s onschendbaarheid op te heffen. VDB ging gewoon door met zijn verkiezingscampagne, in de hoop dat de affaire niet zou uitlekken in de pers. Ydele hoop natuurlijk, op 21 september 1988, amper enkele weken voor de stembusslag, pakte het weekblad Knack uit met de inhoud van de brief van Van Honsté, en met nieuwe details over de vermeende corruptiezaak. VDB was nu wel verplicht om te reageren. Eerst liet zijn vriend Roger Boas de pers bij zich komen. Hij zei: “Die Louis Sik is een perfide leugenaar, ik heb hem zelf ontslagen omdat hij had geknoeid met onze financiën, en hij is zenuwziek.”

Een week later floot VDB hetzelfde deuntje op zijn eigen persconferentie. Hij voegde er nog aan toe dat het smeergeld dat hij volgens Sik zou hebben gekregen in geen enkele verhouding stond tot de opdrachten die hij en zijn opvolgers op Landsverdediging aan Boas hadden toevertrouwd. VDB vroeg zich ook af waarom het gerecht dit zogezegde corruptieschandaal uitgerekend in de weken voor de verkiezingen te voorschijn had getoverd. Hij gaf zelf het antwoord: ‘Het is een politiek complot tegen VDB’. Nog in het najaar van 1988 werd het dossier doorgeschoven naar een speciale Kamercommissie voorgezeten door VDB’s partijgenoot Nothomb. Maar op het moment dat de discussies binnen die commissie moesten beginnen, in januari 1989, was VDB ineens ontvoerd.

VU-parlementariër Hugo Coveliers, lid van de commissie: “De hoofdfiguur uit het dossier dat we moesten behandelen was weg, maar zijn afwezigheid was zo voelbaar, dat ze de stemming in de commissie – en ook het eindrapport – in een bijna dwingende mate heeft beïnvloed. De meeste commissieleden hadden zoiets van ‘Och god, de arme stakker is misschien al dood, het zou van weinig fijngevoeligheid getuigen als wij nu nog eens extra op zijn graf gaan dansen.’ Ik mag dus zeker niet zeggen dat wij die affaire grondig hebben uitgespit. Wat dat betreft kwam de ontvoering voor VDB op het juiste moment …”

Paul Vanden Boeynants tijdens de persconferentie na zijn vrijlating.

Paul Vanden Boeynants tijdens de persconferentie na zijn vrijlating.

14 Januari 1989

Op 14 januari wordt de ex-minister van landsverdediging, Paul Vanden Boeynants ontvoerd. Onmiddellijk na de verdwijning van VDB installeert het parket van Brussel een crisiscentrum en werden alle politiediensten gemobiliseerd. Dezelfde avond krijgt het Brusselse dagblad Le Soir een anoniem telefoontje waarin de verantwoordelijkheid voor de ontvoering wordt opgeëist door de BSR, de Brigades Socialistes Révolutionairres. Drie dagen later, op 17 januari, krijgt dezelfde krant een brief waarin het de BSR eist dat 20 miljoen zou worden uitgedeeld aan de armen en het BSR vroeg voor zichzelf 10 miljoen frank.

De bedragen moesten worden samengebracht door de familie en zakenrelaties van VDB. Een week later arriveerde een fotokopie van de identiteitskaart van VDB en twee door hem eigenhandig geschreven velletjes. De familie richtte haar eigen crisiscentrum op en hield de politie op een afstand. Daardoor kreeg ze contact met de ontvoerders. Intussen was ook duidelijk geworden dat het BSR een masker was waarachter zich gewone misdadigers schuilhielden. Het losgeld, wellicht 70 miljoen frank, werd betaald tijdens het weekend van 10 februari.

Op 13 februari werd VDB vrijgelaten in de omgeving van het station van Doornik. Van daaruit liet hij zich met een taxi naar Brussel brengen. De volgende dag kon men van hem een glimp opvangen aan het venster van zijn flat, daarna gaf hij een persconferentie. Vragen mochten de journalisten niet stellen en in een monoloog van een uur legde VDB uit wat hem overkomen was. Het ergste vond hij dat hij aanhoudend erwten en worteltjes te eten had gekregen. Bovendien had hij zijn pijp ernstig gemist. De speurtocht kwam op kruissnelheid toen in een garage gestolen auto’s en wapens werden gevonden.

Een van de auto’s droeg een valse nummerplaat met hetzelfde nummer als de auto van VDB’s vrouw. Er werden ook vingerafdrukken gevonden. Deze en enkele documenten wezen naar een bende geleid door Patrick Haemers. Men kwam al snel bij het verblijf van VDB in het Noord Franse Le Touqet. Men slaagde er in de medeplichtigen van Haemers te vinden, onder meer zijn advocaat die zijn kantoor had in het flatgebouw van Vanden Boeynants. Haemers zelf bleef voorlopig onvindbaar.

14 Februari 1989

Op dinsdag 14 februari, een dag nadat Vanden Boeynants werd vrijgelaten, werd het eerste bendelid van de gentlemen-bende Haemers opgepakt. De Kosovaarse Albanees Basri Bajrami had de blunder begaan om vanuit Metz triomfantelijk naar zijn vrouw in Nederland te bellen. “Alles is goed verlopen. Vanaf nu zijn we heel rijk.” De telefoon werd afgeluisterd en niet zijn vrouw, maar Franse speurders verschenen op het rendez-vous. Een maand later werd de bende-advocaat Michel Vander Elst in de boeien geslagen, precies op de dag dat hij voor het Hof van Assisen een cliënt moest verdedigen. Er bleek vanuit Le Touquet, waar VDB werd vastgehouden, geregeld naar hem getelefoneerd te zijn geweest.

18 Februari 1989

Nog geen 100 uur nadat VDB vrijgelaten is, openen Franse en Belgische speurders de voordeur in Le Touquet. Het is een schitterend gelegen huis middenin de uitgestrekte wijk tussen het golfterrein en het vliegveld, een pannendak, witte muren, een grote tuin, … De villa heeft precies wat Haemers wilde, een zekere discretie weg van het centrum en toch vol charme en comfort. Op de benedenverdieping zijn er twee kleine kamertjes, een badkamer, een keuken, een toilet en een woonkamer met eethoek. In alle vertrekken hebben de eigenaars kruisbeelden en afbeeldingen van de heilige Rita gehangen. Haemers heeft ze niet weggenomen. Het huis heeft geen kelder maar onder het dak zit wel een ruime zolder.

“Ze waren met z’n drieën. Elke ochtend gingen ze te voet boodschappen doen. We zagen ze telkens terugkomen met kranten en een of twee stokbroden. ’s Avonds hadden ze vaak het licht aan en we zagen dat ze hele avonden naar de televisie keken.” Een stuk van de getuigenis van de buren van Le Toquet, die zich de huurders van de maand januari maar al te goed herinneren. In de woonkamer van de villa stuiten de Franse politiemannen, zonder dat ze moeten zoeken, op een hele reeks veelbetekenende zaken: een revolver, documenten van VDB, enkele van de briefjes die deel uitmaakten van de correspondentie tussen de gijzelaar en zijn ontvoerders, een doosje Adalat, handboeien, een scanner om radio’s van politie en rijkswacht af te luisteren en … een hele verzameling blikjes, conserven met erwtjes en worteltjes, hoofdbestanddeel van VDB’s dagelijks menu in de villa.

Op een tafel staat ook een schrijfmachine. Als de politiemannen de machine grondig inspecteren, ontdekken ze een blanco identiteitskaart waarop al een foto van de kleine Kevin, zoontje van Haemers, gekleefd is. Het kind is nog geen vier jaar oud en reist al met valse papieren. Een van de twee kleine kamertjes vlak naast de badkamer ziet er precies uit zoals VDB ze beschreven heeft: het bed tegen de muur, een nachtkastje met de babyfoon die VDB gebruikte om zijn cipiers te roepen, de kleine lamp met het verblindende licht aan het plafond. En een stalen draad die aan de ene kant met een zware haak in de muur bevestigd is. Aan de andere kant hangen de handboeien die VDB 30 dagen lang vastgehouden hebben. Alles wijst erop dat de bende hier hals over kop op de vlucht geslagen is, vermoedelijk vlak nadat het nieuws over de aanhouding van Bajrami bekend raakte.

21 Februari 1989

Op dinsdag 21 februari, een week na de vrijlating van Paul Vanden Boeynants, mochten Jan Willems en Danny Ilegems als enige Vlaamse journalisten een interview maken over zijn ontvoering. Toen ze in zijn kantoor op de Heizel arriveerden, was hij er nog niet. Na een kwartiertje kwam hij binnengestormd. Zichtbaar opgetogen, uitgelaten zelfs. Die ochtend had de Kamer van Volksvertegenwoordigers eenparig beslist hem niet te vervolgen voor de vermeende corruptie-affaire met Boas. Hij had de stemming als toeschouwer bijgewoond. Het eerste wat hij deed, was een briefje in een enveloppe stoppen. Hij plakte de enveloppe dicht en schreef in een groot, vloeiend handschrift: A.M. Roger Boas. Vervolgens kleefde hij er een vijftal kleine rode stickers op, confidentieel. Ze hadden het gehaald. Zijn ontvoering had toch iets opgeleverd.