Eugène Michiels
De spion die kerkorgel speelde
Een Limburgse ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken genoot de twijfelachtige eer de eerste Belg te zijn die sinds de Tweede Wereldoorlog werd veroordeeld wegens spionage. Hij kreeg acht jaar cel, waarvan hij er drie heeft uitgezeten. De man verkocht honderden vertrouwelijke en geheime Navo-documenten aan de Russische KGB én aan de Roemeense Securitate.
Eugène Michiels’ carrière verliep vlekkeloos en onopvallend. Elke zondag speelde de brave huisvader orgel in de Sint-Katharinekerk in Hasselt.
Eugène Michiels was het prototype van de duffe modelambtenaar. Elke dag pendelde hij, boekentas in de hand, met de trein van Hasselt naar Brussel en terug. Zijn loopbaan was in 1949 begonnen bij het ministerie van Wederopbouw. Tien jaar later stapte hij over naar Buitenlandse Zaken en begon zijn langzame klim op de hiërarchische ladder. Op zijn zestigste was hij directeur van de dienst Coördinatie Europa, waar hij zich vooral bezighield met dossiers over de Oost-Westbetrekkingen en de handelsrelaties tussen de EEG en de Comecon.
Zijn carrière verliep vlekkeloos en onopvallend. Elke zondag speelde de brave huisvader orgel in de Sint-Katharinekerk in Hasselt. Michiels stond bekend als een verlegen en teruggetrokken man die altijd zeer discreet was. Getuigen omschreven hem ook als kleurloos, onbeduidend, geniepig en gluiperig onderdanig.
Toen Canvas in de programmareeks Histories in 2005 een documentaire over hem uitzond, vielen de bejaarde bewoners van rusthuis Zonnestraal in Hasselt bijna van hun stoel van verbazing. Een spion in hun rusthuis! Wie had dat ooit gedacht van die brave Eugène? In één klap werd Michiels eventjes een superster, die buitenlandse cameraploegen ontving en interviews weggaf. “Ik wilde geld verdienen en dat gebeurde op een spectaculaire manier”, zei de toen 82-jarige Michiels tijdens zijn fifteen minutes of fame. “Ik vond het spannend en ik genoot ervan. Ik ben misschien naïef geweest. Maar als ik kon, zou ik herbeginnen want het waren de mooiste jaren van mijn leven.”
Enveloppe
In de jaren zeventig had Michiels de Russische diplomaat Vladimir Kouznetsov leren kennen. Officieel was hij eerste secretaris op de ambassade in Brussel, in werkelijkheid een officier van de KGB. De Staatsveiligheid had Kouznetsov al langer in de smiezen, al was het maar omdat de Rus in 1964 wegens clandestiene spionageactiviteiten uit Zaïre was gezet.
Michiels ging regelmatig eten met de KGB’er, zo bleek uit observaties. De Staatsveiligheid wou Michiels hierover aan de tand voelen, maar zijn bazen zag daar geen reden voor. Michiels zou zeker nooit iets verkeerds doen en contacten met buitenlandse diplomaten horen nu eenmaal bij zijn werk, redeneerden ze. “Blijkbaar genoot ik zo veel vertrouwen van mijn bazen dat ze mij in bescherming namen toen de Staatsveiligheid zich vragen begon te stellen”, pochte Michiels achteraf.
Ergens in 1978 had Michiels ook kennis gemaakt met Ioan Covaci, een vriendelijke diplomaat van de Roemeense ambassade in Brussel. “We gingen regelmatig eten”, vertelde Michiels. “Hij werd een echte vriend. We praatten vooral over de EEG. Op een keer kreeg ik een enveloppe van hem. Thuis merkte ik dat er 30.000 frank (750 euro) in zat. Bij onze volgende ontmoeting gaf ik de enveloppe terug, maar hij zei dat hij het me gaf uit sympathie. Ik kon het toch niet op tafel laten liggen? Ik kreeg ook een fototoestel.”
Na een tijdje vroeg Covaci of hij ook aan vertrouwelijke documenten kon geraken. Michiels stemde toe. Hij kreeg een bruine aktetas waarin hij kopieën van de documenten moest stoppen. In een tunnel onder een autoweg of in een parkeergarage moest hij de aktetas wisselen met een identiek exemplaar waar geld in zat. Zo raakte hij langzaam verstrikt in het spionageweb.
Eugène Michiels: “Maar als ik kon, zou ik herbeginnen want het waren de mooiste jaren van mijn leven.” De contacten met Kouznetsov waren intussen stilgevallen. Maar vervolgens kreeg Michiels bezoek van diens opvolger, Viatcheslav Grouchine, adjunct-handelsvertegenwoordiger van de Sovjet-Unie en officier van de GRU, de militaire inlichtingendienst van de Sovjet-Unie. Sindsdien verkocht Michiels dezelfde informatie twee keer na elkaar, aan de Russen én aan Roemenen. De KGB en de Securitate, de geheime veiligheidsdienst van dictator Nicolae Ceausescu, werkten niet samen en waren op bepaalde gebieden zelfs concurrenten. De zaak-Michiels zou trouwens een fikse ruzie veroorzaken tussen de twee geheime diensten.
Goud
De Roemeense ‘diplomaat’ Ioan Covaci bleek uiteindelijk een majoor van de militaire tak van de Securitate te zijn. Hij besloot op 24 juni 1983 over te lopen naar België. In ruil voor politiek asiel in de Verenigde Staten vertelde hij alles wat hij wist aan de Staatsveiligheid. “Hij heeft ons alle details gegeven”, zei de toenmalige chef van de contraspionage. “Hij gaf ons alle strategische documenten die Michiels had gekopieerd. In zijn bankkluis hebben daarna goud gevonden, en niet weinig cash geld, zonder rekening te houden met de vele cadeaus die hij had gekregen.” Met de verkoop van vertrouwelijke documenten aan de geheime diensten van het Oostblok zou Michiels in totaal het equivalent van drie miljoen frank (75.000 euro) in dollars hebben verdiend, een bom geld in die dagen.
De finale volgde op maandag 8 augustus 1983 met de aanhouding van Michiels. “Op een ochtend stonden vier mannen van de Staatsveiligheid in mijn kantoor”, vertelde de ambtenaar. “Het was alsof de hemel op mijn hoofd viel.” Michiels was net terug uit vakantie in Joegoslavië, waar hij nog een laatste ontmoeting had gehad met zijn case officer. De betrapte ambtenaar werd overgebracht naar de kantoren van de Staatsveiligheid aan de Meeûssquare. De chef van de contraspionage vroeg hem of hij enig idee had waarom hij daar was. “Jullie weten alles”, antwoordde Michiels. Dat was niet helemaal juist. De Staatsveiligheid vernam pas nadien, tijdens zijn ondervragingen, dat hij ook voor de KGB had gewerkt.
Op basis van de verklaringen van Covaci werden drie Roemeense diplomaten en een ambassadebediende zonder diplomatieke status persona non grata verklaard. Ze kregen bevel het land te verlaten. Michiels verklikte op zijn beurt Grouchine, die hetzelfde lot onderging. In Nederland werd nog een andere Roemeense diplomaat uitgewezen. Michiels bleek immers ook ontmoetingen te hebben gehad met een inlichtingenofficier van de Securitate die de Roemeense ambassade in Den Haag als dekmantel gebruikte.
“Een voetgangerstunnel onder de A2 bij Nederweert bleek een ontmoetingsplaats te zijn geweest voor het overdragen van documenten. De betrokken Roemeen, Filipu, is daarop persona non grata verklaard. Ondanks intensieve naspeuringen zijn er geen Nederlandse operaties ontdekt die Filipu gerund zou kunnen hebben.”
Hetze
Tijdens het proces bleek dat Michiels, die een CVP-etiket had, werd verdedigd door niemand minder dan advocaat en CVP-senator Hugo Weckx. De raadsman probeerde vruchteloos de affaire te minimaliseren tot een ordinaire corruptiezaak. Omdat hij geen politieke motieven had, moest de ambtenaar niet voor het assisenhof terechtstaan. Voor de correctionele rechtbank van Brussel vorderde de openbare aanklager de minimumstraf van vijf jaar.
Michiels werd beschuldigd van passieve corruptie, verduistering, schending van het beroepsgeheim en aanslag tegen de veiligheid van de staat. Hij werd op 22 juni 1984 veroordeeld tot een celstraf van acht jaar, het verlies van zijn burgerrechten gedurende tien jaar en het betalen van een schadevergoeding van 75.000 euro aan de Belgische staat.
Michiels verkocht dezelfde informatie twee keer na elkaar, aan de Russen én aan Roemenen.
Na zijn arrestatie ontstond discussie over de vraag wie de eer mocht opstrijken voor de ontmaskering van Michiels en het oprollen van het spionagewerk. Volgens sommigen had de Staatsveiligheid geen enkele verdienste aan de zaak. Baron Benoît de Bonvoisin bijvoorbeeld, de vroegere rechterhand van PSC-politicus Paul Vanden Boeynants, bleef volhouden dat de arrestatie van Michiels het gevolg was van informatie die de Britse geheime dienst had gekregen van een overloper.
“In de jaren tachtig waren de Staatsveiligheid en enkele andere staatsinstellingen geïnfiltreerd door KGB-agenten”, beweerde de baron. “Denk maar aan Eugène Michiels, een directeur op Buitenlandse Zaken die jarenlang ongestoord zijn gang kon gaan en spioneren voor de Bulgaren (sic) en Roemenen maar gelukkig dankzij de waakzaamheid van de Britten werd ontmaskerd.”
Die stelling werd overgenomen door een deel van de media. “Les services secrets britanniques à l’origine du démantèlement du réseau d’espionnage sovito-roumain aux Affaires étrangè¨resâ€, kopte bijvoorbeeld een krant. Michiels zou volgens deze versie verlinkt zijn door KGB-kolonel Vladimir Kouzitchkine, die in 1982 in Teheran was overgelopen naar de Britse geheime dienst MI6.5
Naar aanleiding van de affaire ontstond in een deel van de rechtse media zelfs een echte hetze tegen de Staatsveiligheid, die onbekwaamheid of nog veel erger werd verweten. “Sommigen beweren zonder meer dat de leiding van de Staatsveiligheid de affaire-Michiels wel eens zou kunnen aangegrepen hebben om aan te tonen dat ze hun werk goed doen, ook op het vlak van contraspionage”, schreef het weekblad Le Vif.
“Al die hypotesen dwingen ons ertoe een aantal fundamentele vragen te stellen. In 1972 kon minister Vranckx melden dat zijn diensten er in vier jaar tijd in geslaagd waren elf spionagenetten op te rollen. Maar waar staan wij tien jaar later? Waarom heeft Albert Raes (de chef van de Staatsveiligheid, nvdr) een reorganisatie van de diensten doorgevoerd, die aan de afdeling contraspionage belangrijke middelen ontnam?
“Welke criteria hanteert de Staatsveiligheid om privépersonen te volgen, het officieel verzoek van de regering of een bevriende geheime dienst buiten beschouwing gelaten? Is het waar dat sommige hoge ambtenaren van de Staatsveiligheid met sommige ambassades uit het Oostblok meer dan vriendschappelijke relaties hebben met de bedoeling sommige van hun diplomaten te beschermen om, dat is het minste wat men kan zeggen, privé-redenen?”
Zwarte baron
Venijnige aanvallen als deze hadden natuurlijk alles te maken met het oorlogje dat in 1981 was uitgebroken tussen baron de Bonvoisin en Albert Raes naar aanleiding van het uitlekken in De Morgen van een vertrouwelijke nota van toenmalig minister van Justitie Philippe Moureaux (PS) en gebaseerd op informatie van de Staatsveiligheid, waarin de edelman werd afgeschilderd als de occulte financier van het Front de la Jeunesse, een gewelddadige extreemrechtse knokploeg.
Sindsdien ging de Bonvoisin door het leven als de ‘zwarte baron’ en werd zijn naam gelinkt aan allerlei duistere affaires uit de jaren tachtig, tot en met het dossier van de Bende van Nijvel. Pas dertig jaar later zou duidelijk worden dat de Staatsveiligheid op basis van ongecontroleerde geruchten de reputatie van de Bonvoisin doelbewust om zeep had geholpen.
Een gepensioneerd directeur Operaties van de Staatsveiligheid, destijds de chef de contraspionagedienst, nam in een recent interview alle twijfels weg over de rol van de Belgische inlichtingendienst in de zaak-Michiels: “Zijn arrestatie was het gevolg van het overlopen van een Roemeen, een diplomaat die voor de Securitate werkte. Ik was het die hem aan de lijn kreeg toen hij de Staatsveiligheid opbelde, op een avond, rond 18 uur. Hij was in paniek. Hij had het gevoel dat hij in gevaar was sinds hij voor zichzelf de beslissing had genomen om over te lopen.”
Leo Tindemans, toenmalig CVP-minister van Buitenlandse Zaken, trok later in het weekblad Humo zijn conclusies uit de affaire-Michiels: “In die jaren werd het belang van spionage en contraspionage onderschat. Er waren zelfs collega’s in de regering – “ik noem geen namen” – die ervoor pleitten de Staatsveiligheid gewoon op te doeken! Ik kan niet beoordelen of dat nu nog zo is, maar ik weet wel dat er nog altijd te weinig respect is voor de mensen die veiligheidswerk opknappen.
“Herinner u hoe het Albert Raes is vergaan, de baas van de Staatsveiligheid die in conflict kwam met Paul Vanden Boeynants: die man is uitgerangeerd naar de afdeling erediensten van het ministerie van Justitie. Mensen die met veel inzet en voor een allesbehalve riante vergoeding op dat soort gevoelige plekken voor hun land werken, verdienen beter.”
Bron » Apache | 2011