Epiloog
Wat toen niet kon … kan in de jaren negentig wel
Het DNA-onderzoek naar verdachten van de aanslagen van de Bende van Nijvel heeft al zeker één positieve identificatie opgeleverd. Aan de hand van oud bewijsmateriaal uit het Bende-onderzoek – vooral sigarettenpeukjes, kledingstukken en haren – werden door de Leuvense professor Cassiman verschillende DNA-profielen van de betrokkenen opgesteld. Die worden nu vergeleken met genetisch materiaal van verdachten.
Het rapport met de eerste resultaten ligt momenteel bij onderzoeksrechter Lacroix die het Bende-onderzoek leidt en bevat voldoende bewijs om minstens een van de daders aan te houden. “De positieve identificatie komt uit een lijst van klassieke verdachten”, zegt Cassiman, die verder geen details kwijt wil over de identiteit van de verdachte. “Al de personen die aan een onderzoek werden onderworpen gaven formeel hun toestemming voor het DNA-onderzoek. Zo’n toestemming is voorlopig bij wet verplicht.”
Of het gerecht al verdere juridische stappen heeft ondernomen tegen de verdachte is niet duidelijk. Maar de identificatie is volgens professor Cassiman zeker. “Om tot een accuraat DNA-profiel van iemand te komen hebben we minstens zes tot acht specifieke stukjes DNA nodig”, verduidelijkt Cassiman. “De combinatie van die verschillende stukken is uniek voor een mens en kan dus maar bij één persoon voorkomen.
Uit de beschikbare bewijsstukken rond de Bende van Nijvel konden we genoeg genetisch materiaal halen om verschillende daderprofielen op te stellen. Door die nu te vergelijken met het DNA van verdachten, kunnen we bepaalde pistes uitsluiten en zelfs sommige daders aanwijzen.” De onderzoekstechniek van Cassiman werd recent ontwikkeld en staat pas sedert enkele jaren volledig op punt.
“Op het ogenblik dat de aanslagen van de Bende plaatsvonden, was er van een bruikbare en betrouwbare methode nog geen sprake”, weet Cassiman. “Pas bij het einde van de jaren negentig werd een doorbraak geforceerd en kon men ook kleine hoeveelheden erfelijk materiaal aanwenden.” DNA zit in elke celkern van elk levend wezen. Het is een opeenvolging van verschillende eiwitten die telkens gegroepeerd zijn in genen. Die genen worden doorgegeven van ouders aan hun kinderen.
De opeenvolging van eiwitten en genen is voor ieder individu uniek, behalve voor eeneiige meerlingen die van hun ouders dezelfde genetische kenmerken meekregen. Precies het unieke karakter van DNA laat toe om een genetisch paspoort van daders te maken. Het feit dat voor dat onderzoek alle menselijke cellen kunnen worden gebruikt, maakt het zo interessant. Cassiman slaagt er met zijn onderzoeksgroep ook in om mitochondriaal DNA te isoleren, dat zich in de mitochondriën van elke cel bevindt. Die mitochondriën kunnen het beste omschreven worden als celorganen. Ze zijn minder kwetsbaar dan de rest van de cel waardoor mitochondriaal DNA beter bewaard blijft.
Cassimans laboratorium werd recent ook ingeschakeld in andere gerechtelijke dossiers. Zo kreeg hij de opdracht om ook van Michel Nihoul en Marc Dutroux een genetisch profiel te maken. “Nihoul en Dutroux hebben daarmee uiteindelijk, na lang aandringen, ingestemd”, vernam Cassiman. Het labo onderzoekt eveneens een genetisch spoor in de moord op Christine Van Hees, de moord in de champignonkwekerij van Oudergem uit 1984.
“We zijn betrokken bij zowat alle zware dossiers die tegenwoordig in de actualiteit staan”, aldus nog de Leuvense vorser. De DNA-onderzoeken zijn een prijzige zaak. Per onderzoek lopen de kosten op tot 16.000 frank. Die kosten worden, op 1.000 frank na, volledig gedragen door het Leuvens labo. “Over de bijdrage van justitie moet nog verder worden gediscussieerd”, zegt Cassiman.
“Als er heel veel profielen moeten worden opgemaakt, zullen waarschijnlijk, op vraag van procureur Michaux in Charleroi, ook buitenlandse labo’s worden ingeschakeld. Wat mij betreft mogen het ook Belgische onderzoekscentra zijn. We zijn bezig om onze onderzoeksmethoden op elkaar af te stemmen zodat gegevens uit de verschillende labo’s in de toekomst compatibel zullen zijn.”
Alle genetische gegevens uit het onderzoek van Cassiman worden opgeslagen in een databank bij de cel-Jumet. Die bevat naar verluidt al verschillende tientallen profielen. “Voorlopig is er geen juridisch kader voor dat soort databanken. De mensen die een onderzoek hebben ondergaan, deden dat allemaal vrijwillig zodat er geen sprake is van de schending van de privacy. Toch werkt het ministerie van Justitie aan een wettelijk kader voor de databank, waarin precies wordt omschreven wie en wat erin terechtkomt.”