Het profiel van de ‘profiler’
“Vanuit de psychologie proberen we bij te dragen aan het politionele werk”
Sinds de politiehervorming in 2001 bestaat er bij de federale gerechtelijke politie een afdeling gedragswetenschappen. Deze analisten, ook wel ‘profilers’ genoemd, houden zich bezig met het opstellen van daderprofielen en het inschatten van dreigementen. Maar ze leveren ook bijstand tijdens verhoren. “Via een bericht op de laptop raden we het een onderzoeker aan of af om in te praten op emoties.”
Gedragsanalisten worden soms omschreven als de ‘profilers’ van de politie. Toch beperkt hun werk zich niet tot het opstellen van daderprofielen. Vaak leveren ze ook bijstand tijdens verhoren, bij zedenfeiten en moordzaken bijvoorbeeld. “Zelf mogen we geen verhoren afnemen. Wij zijn universitair burgerpersoneel (3 psychologen en 1 criminologe-sociologe, red.) en geen operationele politiemensen”, legt gedragsanaliste Sigrid Noelanders uit. De gedragswetenschappers worden er vooral snel bijgehaald als de feiten merkwaardig zijn of als het vermoeden rijst dat de dader een bepaalde psychopathologie heeft.
Verhoor
“Voorgaande verhoren, psychiatrische verslagen of een eerste schriftelijke verklaring van de ondervraagde zijn de materialen die we dan analyseren. Is er weinig informatie beschikbaar, dan kijken we naar de feiten op zich”, zegt Sigrid. Tastbaar bewijsmateriaal ontbreekt vaak tijdens het eerste verhoor. “De doelstelling van een verhoor is daarom in één woord ‘waarheidsvinding’ en niet tot een bekentenis proberen te komen”, beklemtoont Sigrid.
Hoe men van een ondervraagde met een bepaalde persoonlijkheid zoveel mogelijk betrouwbare informatie kan krijgen, bekijken psychologen anders dan rechercheurs. “Vanuit de psychologie proberen we bij te dragen aan het politionele werk. Op basis van vakliteratuur, opleiding en ervaring adviseren we hoe iemand met een specifieke persoonlijkheid het best ondervraagd wordt door een politieman”, zegt collega Carla Verbandt.
Psychotisch
De focus van de gedragsanalisten ligt dus niet op de inhoud van het dossier. Wel geven ze adviezen over hoe een beter contact te creëren tussen de ondervraagde en de verhoorder, over welke houding het best aangenomen wordt, welke thema’s relevant zijn, … Dit gebeurt vanuit een aanpalende regiekamer waar het videoverhoor rechtstreeks gevolgd wordt. “We raden de onderzoeker via een bericht op zijn laptop bijvoorbeeld af om in te praten op emoties als we zien dat die strategie weerstand oplevert. Omgekeerd kan ook. Een politieman moet de zaak niet enkel rationeel benaderen als er een onderliggende emotionele problematiek is”, zegt Carla.
De opbouw van een verhoor blijkt ook van belang te zijn. Sommige essentiële vragen leveren pas resultaat op als ze op het juiste moment gesteld worden. “Het kan relevant zijn om met een verdachte te praten over zijn liefdesrelatie. Afhankelijk van de reactie zien we soms toch dat het onderwerp beter even wordt uitgesteld”, illustreert Carla.
Bron » De Standaard | Maart 2010