Hij mag het nog zweren op zijn eerste communiezieltje – dat al lang niet meer onbevlekt is – maar de kans dat Pietro Allatta erg geloofwaardig. overkomt bij zijn ondervragers en de publieke opinie in verband met zijn aandeel in het Belgische gokschandaal, is zo goed als nihil. Zijn verleden hangt de 50-jarige Siciliaan als een molensteen om de nek. Bovenop de waslijst aan effectieve veroordelingen en beschuldigingen – koppelbazerij, fraude, valsheid in geschrifte, bedreiging onder voorwaarde – zijn er nog vermeende handelingen die Allatta in een kwalijk daglicht stellen.
Zo is er het verhaal over ene Adriano Gattesco die halverwege de jaren tachtig doelman was van het Henegouwse RUS Binche. Allatta werpt zich op als manager van Gattesco die – luidens verklaringen van een familielid – vervolgens in een bad met zoutzuur eindigt en daarna in beton wordt gegoten. Allatta wordt aangewezen als de uitvoerder van het ‘doodsvonnis’. Volgens hemzelf is dat een roddel die elk fundament mist.
De vurige Siciliaan is op dat moment al geen onbekende meer voor het Belgische gerecht. Samen met zijn broer Salvatore zit hij in de bouw en werkt hij in de jaren ‘80 voor zijn land- en streekgenoot Carmelo Bongiorno. Deze laatste staat bij de gerechtelijke instanties bekend als koppelbaas. Bongiorno wordt veroordeeld voor enkele moorden waarbij de slachtoffers ofwel eindigen in een bad met zoutzuur ofwel in de fundamenten van een of ander gebouw.
Pietro Allatta leert de stiel bij Bongiorno: in 2000 worden hij en zijn broer veroordeeld voor koppelbazerij. Ze laten enkele bouwbedrijfjes wetens en willens failliet gaan en lichten daarbij de Belgische staat op voor een bedrag tussen 30 en 40 miljoen euro.
Zowat in dezelfde periode krijgt Pietro Allatta nog een veeg uit de gerechtelijke pan. Hij had drankbonnetjes vervalst van een bar van een Club Med-vakantiedorp op het Tunesische eiland Djerba, die hij vervolgens verkocht aan nietsvermoedende toeristen. Allatta krijgt drie jaar cel waarvan hij drie maanden effectief uitzit.
Dat er in het voetbal veel geld te rapen valt, was Allatta niet ontgaan. Zijn voorliefde voor doelmannen had hij vroeger al laten blijken en met een Togolese makelaarslicentie op zak, treedt hij op de voorgrond als manager van Silvio Proto. Proto is op dat moment de beloftevolle keeper van La Louvière, een club waar Allatta zich meer en meer manifesteert. Volgens Yvon Hudsyn, in 2001 commercieel directeur bij de Henegouwse vereniging, gebeurt dat niet alleen met woorden maar ook met daden. Zo gooit Allatta tijdens een bespreking met mensen van de club zelfs een revolver op tafel om wat meer overredingskracht te bekomen.
Intimidatie is een handelsmerk van de flamboyante Siciliaan. Neem nu PS-politicus Patrick Moriau, burgemeester van Chapelle-lez-Herlaimont, de woonplaats van Pietro Allatta. De dag na de veelbesproken Panorama-uitzending over het Belgische gokschandaal zit Moriau in een taverne iets te drinken met enkele schepenen. Ze zien een auto enkele keren traag voorbij rijden en even later stapt Allatta de taverne binnen. Hij bestelt een watertje, blijft vijf minuten, en verlaat dan de gelagzaal. Gedurende die vijf minuten heeft hij Moriau, zonder één woord te zeggen, onafgebroken zitten aanstaren.
”Ik ben iemand die vooruit kijkt, niet achteruit”, is zijn levensmotto. Aan dat leven kwam bijna een eind toen hij twee jaar geleden zijn huis verliet en onder vuur werd genomen. Blijkbaar heeft hij ook vijanden gemaakt die zelf geen geweld schuwen.
Bron » Gazet van Antwerpen