De overheid vraagt dat providers als Proximus of Telenet van al hun klanten bijhouden waar, wanneer en met wie ze contact hebben. Die vraag kadert in de strijd tegen criminaliteit. Maar die preventieve massa-opslag is een inbreuk op de privacy, vindt het Europees Hof van Justitie.
Of het nu gaat om drugshandel, terrorisme of zedenzaken: in tal van criminele onderzoeken maken speurders gebruik van telecomgegevens. Een wet uit 2016 verplicht de Belgische providers om preventief verkeers- en locatiegegevens van alle gebruikers een jaar lang bij te houden.
Het gaat om gegevens zoals wie met wie in contact stond, wanneer dat gebeurde en waar de gebruikers zich bevonden, niet om de inhoud zelf van de communicatie. Het gerecht doet vaak een beroep op die zogeheten metadata.
Vandaag oordeelde het Europees Hof van Justitie, de hoogste rechter van de Europese Unie, dat de Belgische wet – net als die van enkele andere Europese landen – onwettig is. Een algemene verplichting om telecomdata door te sturen of te bewaren, zonder onderscheid te maken, is in strijd met het recht op privacy, stelt het Hof.
Uitzonderlijk mag het wel
Het Hof heeft er in principe geen probleem mee dat er gegevens worden bijgehouden. Maar het feit dat dit van alle gebruikers gebeurt, kan niet door de beugel. Het Hof ziet onvoldoende de link tussen het gedrag van de personen van wie data wordt bijgehouden, en het doel van de wetgeving: het bestrijden van criminaliteit.
De rechters laten wel plaats voor enkele uitzonderingen. Zo is de massa-opslag toegestaan in tijden van ‘een ernstige bedreiging van de nationale veiligheid’, zolang die dreiging werkelijk aanwezig is.
In de strijd tegen ‘ernstige criminaliteit en het voorkomen van bedreigingen van openbare veiligheid’ mag er ook data opgeslagen worden, maar dan wel na tussenkomst van een onafhankelijke rechter of administratieve overheid. Het louter bijhouden van IP-adressen of de identiteit van de communicerende personen, zodat de bron van communicatie achterhaald kan worden, is wel toegestaan.
Niet de eerste juridische problemen
Het is niet de eerste keer dat een rechtbank vindt dat er iets schort aan die massa-opslag. In 2013 vernietigde het Europees Hof al eens de Europese richtlijn over die gegevensopslag, waarna het Belgisch Grondwettelijk Hof in 2015 de Belgische invulling ervan ook vernietigde.
De vorige minister van Justitie, Koen Geens (CD&V), kwam met de oplossing om de toegang tot de gegevens strikter te maken via een getrapt systeem. Hoe ver speurders in de tijd terug kunnen gaan en welke gegevens ze daarbij kunnen opvragen, hangt af van de ernst van het misdrijf – met het maximum van een jaar.
Maar eind 2016 besloot het Europees Hof van Justitie dat elke vorm van algemene opslag in strijd is met het recht op privacy, ongeacht hoeveel controle er is op de toegang tot de gegevens. Dat zette de Belgische oplossing op losse schroeven. De Orde van Frans- en Duitstalige advocaten en enkele mensenrechtenorganisaties en een lokale afdeling van Vlaams Belang stapten naar het Grondwettelijk Hof, dat op zijn beurt aan het Europese Hof een vraag om verduidelijking over de regels stelde.
Uit dat antwoord blijkt nu dat een algemene opslag simpelweg niet mag, waardoor het Grondwettelijk Hof de Belgische wet meer dan waarschijnlijk zal vernietigen. De vraag is wat de impact zal zijn op toekomstige strafonderzoeken. ‘Ik vrees dat we een probleem hebben’, tweette onderzoeksrechter Philippe Van Linthout alvast vanochtend.
Bron » De Standaard