Robotfoto’s

De Reus

Het raadsel van de robotfoto’s

Een van de vijf robotfoto’s die de Cel Waals-Brabant onlangs verspreidde van vijf vermeende schutters van de Bende van Nijvel vertoont sterke gelijkenissen met een robotfoto uit 1981. Deze robotfoto, die dateert van vóór de bloedige Bende-raids, kwam erg toevallig tot stand en toonde het gelaat van een autodief. De auto werd gebruikt bij de mislukte moordaanslag op rijkswachtmajoor Herman Vernaillen in oktober 1981. Die aanslag werd nooit opgehelderd, maar werd altijd in verband gebracht met de toenmalige BOB’ers Robert Beijer en Madani Bouhouche. De aanslag leek overduidelijk een represaille voor het speurwerk van Vernaillen en een collega rond een groot drugsschandaal binnen de rijkswacht. De getuige van de autodiefstal uit 1981 werd onlangs verhoord door de CBW.

“Ook hij schrok een beetje van de gelijkenissen met foto 19 op onze laatste affiche”, zei de Bergense advocaat-generaal Michaux gisteren. “Verdere verificaties zijn bezig, maar het is moeilijk om hier nog veel rond te doen.” De autodief kon nooit worden geïdentificeerd. De CBW kwam onlangs wel tot de conclusie dat Robert Beijer niets te maken heeft met de Bende-aanslagen. Dat resultaat werd onder meer bereikt met behulp van een leugendetector, maar volgens Michaux was dat slechts de finale fase in het heronderzoeken van een hele reeks oude gegevens over zes verdachten onder wie Beijer. Niet voor alle vijf anderen was het resultaat even duidelijk of positief. “Van één verdachte weten we dat hij liegt over zijn verleden, niet alleen dankzij de detector maar ook door het onderzoek dat daaraan voorafging”, aldus Michaux. Hij wil niet zeggen over welke verdachte het gaat.

Robotfoto 19, de reus.

Robotfoto 19, de reus.

Het gezicht van de dief

Wat Futula Bonza die namiddag doet, is niet slim. Hij parkeert de grijze Mazda 626 in dubbele file en met de sleutels op het contact voor het kantoor van Air Zaïre op de Louizalaan in Brussel. Wanneer hij weer buitenkomt, is de auto weg. Het is 16 september 1981. Raphaël D., de uitbater van een aanpalende winkel, heeft nog geroepen. “Het is een plaag, mijnheer.” Hij gluurt vaak vanuit zijn etalage geërgerd naar de met ronkende motor achtergelaten auto’s en mompelt dan: “Stomkop”. Deze keer heeft hij tenminste het gezicht van de dief gezien. 26 oktober 1981, Hekelgem, iets na middernacht.

Er wordt aangebeld bij Herman Vernaillen, luitenant-kolonel en grote baas van het rijkswachtdistrict Brussel. De majoor springt in zijn kamerjas, maakt licht in het salon en in de hal en schuift naast de voordeur een gordijntje open: “Wie daar?” Het antwoord is een oorverdovend salvo van kogels. De majoor gooit zich op de grond. Twee minuten lang blijven de schutters mikken om te doden. Dat lukt niet. Vernaillen wordt wel geraakt aan zijn rug, maar weet op handen en voeten het salon te bereiken. Zijn echtgenote krijgt een kogel in de buik. Zij zal voor 40 procent invalide blijven. De majoor kan zelf de hulpdiensten bellen. Voor hij in de ziekenwagen stapt, roept hij: “Verwittig Goffinon en bescherm hem!”

Vernaillen had er bewogen tijden op zitten. Samen met adjudant Guy Goffinon had hij zich vastgebeten in de zaak-François. Als nummer één van het Nationaal Bureau voor Drugsbestrijding had rijkswachtcommandant Léon François Amerikaanse – maar in België verboden – opsporingstechnieken uitgeprobeerd. Hij was zelf drugs beginnen verhandelen “om in het milieu te infiltreren”. Het draaide uit op een catastrofe. Volgens de ene verloor François tientallen miljoenen aan drugsbaronnen, volgens de andere “verdiende” hij die en deed hij het geld verdwijnen. Erg duidelijk werd het nooit.

Toenmalig rijkswachtbaas Fernand Beaurir had François altijd door dik en dun gesteund en ging ervan uit dat Vernaillen alles vakkundig onder de mat zou vegen. Dat deed hij, voor zover bekend, niet. Hij kreeg last met zijn superieuren. Niet alleen daarom riep hij die nacht om bescherming voor Goffinon. Twee weken eerder was de koffer van diens dienstauto ontploft. Hij zat er zelf niet in, maar de daders dachten blijkbaar van wel. Het bompakket explodeerde maar half: de explosieven niet, het telegeleide ontstekingsmechanisme wel. Speurders spraken van “beginnende professionals”.

Er waren nog meer bizarre dingen gebeurd. Op 27 maart waren twee leden van de BOB betrapt toen ze met gesofisticeerd materiaal twee collega’s afluisterden die een getuige in de zaak-François zaten te verhoren. Vernaillen was razend toen hij hoorde dat zijn vervanger op het district sprak van een “incidentje” waar hij liever geen gevolg aan gaf. De afluisterende BOB’ers heetten Robert Beijer en Madani Bouhouche. Vernaillen liet een verslag opstellen. Beijer kreeg op 1 oktober 1981 te horen dat hij voor zes dagen werd geschorst. De sanctie ging in op 12 oktober. Eén dag na de bom in de auto. In verband met de bom was een man gearresteerd: Jean-François Buslik, tipgever van de Amerikaanse Drugs Enforcement Agency. Daardoor kon men denken dat dit iets te maken had met de zaak-François.

De DEA had altijd samengewerkt met de NBD. Buslik was de man die in een Tandy-winkel speciale batterijtjes had gekocht voor het ontstekings -mechanisme. Een van de BOB’ers die Buslik ging oppakken was… Bouhouche, de afluisteraar. Tijdens het verhoor van Buslik stelde Vernaillen weer iets abnormaals vast: Bouhouche kende zijn arrestant blijkbaar goed. Buslik, bleek later, was de peter van zijn zoon.

Vernaillen verwijderde Bouhouche uit het onderzoek. Het was toen 24 oktober. Eén dag voor de aanslag. Op 28 oktober 1981 wordt in de parkeergarage van de UCL-campus in Woluwe de wagen teruggevonden waarmee de dolle schutters naar Hekelgem zijn gereden. Het is de Mazda 626 die Fatula Bonza kwijtspeelde in de Louizalaan. Het bewijs dat dit dé auto is, bestaat uit een kogelhuls van het merk Sako (kaliber 222 Remington Magnum).

Het is zeldzame en razend gevaarlijke munitie, die in 1981 in België alleen gebruikt wordt door de Groep Dyane, de speciale gevechtseenheid van de rijkswacht. De huls is onder een zetel in de auto achtergebleven. In en rond het huis van Vernaillen zijn negen dergelijke hulzen teruggevonden. In de koffer van de Mazda vinden de speurders ook speciale kleefband die gebruikt is bij het plaatsen van de bom in de auto van Goffinon. Vingerafdrukken worden in de auto niet gevonden.

De Mazda is vakkundig ‘bewerkt’. De nummerplaten zijn verwijderd, binnen- en buitenkant zijn onder handen genomen met peper en een brandblusapparaat. In het dak is wel een gaatje geboord, en de autoradio is verdwenen. Het gaatje is even groot en zit op dezelfde plaats als bij de met antennes uitgeruste wagens van de Groep Dyane. Daar is enkele maanden eerder een boordradio gestolen. De rekening lijkt snel gemaakt: de daders komen uit het eigen korps en luisterden die nacht de rijkswacht af.

Jaren verstrijken. De aanslag op Vernaillen voegt zich samen met die op Goffinon, een spectaculaire wapenroof bij de Groep Dyane en last but not least de Bende van Nijvel toe aan de grote criminele enigma’s van de jaren tachtig. Veel wijst in de richting van ontspoorde rijkswachters, maar onderzoeken worden slecht uitgevoerd en vasthoudende speurders worden uitgerangeerd. Wie het met die gang van zaken niet eens is, krijgt te horen dat hij in complotten gelooft. François krijgt een belachelijk milde straf. Vernaillen wordt uitgerangeerd omdat hij op kosten van de rijkswacht een BMW liet verbouwen voor zijn dochter. “Iedereen deed dat, maar ik word gepakt”, verdedigt de majoor zich zwakjes. Op 1 april 1983 verlaten Bouhouche en Beijer de rijkswacht. In de jaren daarna komen de verhalen. Ze leunden nauw aan bij de terreurgroep Front de la Jeunesse.

Voor justitie worden ze pas verdacht na de moord op wapeningenieur Juan Mendez van FN. Die moord wordt gelieerd met de wapens van de Bende. Later wordt het duo ook beschuldigd van de moorden op een Libanees in 1989 in Antwerpen, en op Sabena-veiligheidsagent Francis Zwarts in 1982. In de marge van de zaak-Mendez begint de Nijvelse onderzoeksrechter Yves Hennart zich vanaf 1990 te interesseren voor de aanslag op Vernaillen.

Hij verdenkt Bouhouche en Beijer. Er zijn nieuwe elementen. Van de Clarion-autoradio die oorspronkelijk in de Mazda 626 zat, is een identiek exemplaar aangetroffen in de jeep van Bouhouche. Hij heeft het serienummer weggekrabd, waardoor niet met zekerheid kan worden gezegd of het om dezelfde radio gaat. Een andere auto van Bouhouche wordt in 1987 teruggevonden in de parkeergarage van de campus van de UCL – dezelfde plek waar de Mazda werd achtergelaten.

Eén essentieel element pleit in het voordeel van Bouhouche en Beijer. Met een Colt AR15 bezaten ze in 1981 wel wapens waarmee exploderende 9 mm. kogels konden worden afgevuurd, maar volgens ballistisch expert Dery ging het bij de aanslag op Vernaillen om een ander wapen: een Armalite AR18. Pas tien jaar na de feiten blijkt dat er wel degelijk met een Colt geschoten is.

De eigenaar van de Mazda 626 is de Syriër Faez Al Ajjaz. Hij is vaak in verband gebracht met Westland New Post, een neonazistische groep waarvan in 1980 blijkt dat ze in de Staatsveiligheid heeft geïnfiltreerd en wist in te breken bij het hoofdkwartier van de Navo in Evere. Toeval, misschien. Het is nooit helemaal duidelijk geworden hoe de wagen bij Futula Bonza is terechtgekomen. De Zaïrees zegt dat hij de auto huurde van garagist André Dehaut uit Vorst. Daar liet Al Ajjaz zijn auto onderhouden. De Syriër zegt dat Dehaut in het geniep een dubbel maakte van de autosleutel, en de wagen “liet stelen”.

De correctionele rechtbank van Brussel doet de hele kwestie op 25 juni 1985 af als een banaal geval van verzekeringsfraude. De Mazda is stomweg twee keer gestolen, luidt het dan: eerst op vraag van Dehaut, daarna door een onbekende. Eén zekerheid is er wel. Raphaël D., de winkelier, had de onbekende gezien. Hij was een en al bereidwilligheid toen de speurders hem vroegen om de man te beschrijven – er moest maar eens iets ondernomen worden tegen die vermetele autodieven. D. was zo zeker van zijn stuk dat hij ermee instemde om een robotfoto te laten tekenen. Die robotfoto is destijds vergeleken met de tronies van alle verdachten van de aanslag op Vernaillen, maar zonder resultaat. Bouhouche en Beijer lijken in elk geval absoluut niet op de man met “magere lichaamsbouw”, “kort blond à ros haar” heeft en “plusminus 27 jaar” is.

Nu pas, zovele jaren later, kan de foto misschien van belang worden. Op 19 oktober 1998 verspreidden onderzoeksrechters Reynal en Lacroix uit Charleroi vijf nieuwe robotfoto’s van leden van de Bende van Nijvel. Ze kwamen tot stand met geavanceerde technieken. Ze tonen de gezichten van de Bende-leden zoals ze werden onthouden door mensen die in grootwarenhuizen dekking zochten tijdens dodelijke raids die tussen 1982 en 1985 minstens achtentwintig levens kostten.

Sommige getuigen van toen werden onder hypnose gebracht om zich de gezichten zo scherp mogelijk te memoriseren. Dat is onder meer gebeurd met foto 19. Die toont een man een hoedje en een hoog opgetrokken kraag. De gelijkenissen met de robotfoto van de Mazda-dief zijn treffend: dezelfde bril, dezelfde haarsnit, dezelfde wenkbrauwen, dezelfde ingevallen wangen. Een robotfoto mag niet worden bekeken als een foto. In 1981 moest Raphaël D. kiezen uit ruime collecties ogen, voorhoofden, kapsels, monden, oren, neuzen, …

Dat kan verklaren waarom het ene voorhoofd groter is dan het andere. Een snor kan groeien. Foto 19 dateert trouwens van 1985, vier jaar later. Eén ding klopt niet. Raphaël D. schatte de autodief 1,75 meter groot. Foto 19 toont de veelbesproken ‘reus’ van de Bende. Die mat zeker 1,90 meter. “Maar de gelijkenissen zijn inderdaad frappant”, bevestigt de Bergense advocaat-generaal Michaux, een van de huidige leiders van het Bende-onderzoek.

“Onlangs hebben wij de winkelier laten verhoren. Hij beaamde de zeer treffende gelijkenissen met foto 19 en zei ons dat hij helemaal niet zeker was van de lengte van de autodief. Hij bekeek die man pas aandachtig toen hij al achter het stuur zat. Het zou dus kunnen – met de nadruk op zóú. We weten niet wie die Mazda stal en kunnen niet veel meer doen dan vaststellen dat het wel eens om dezelfde man zou kunnen gaan. Van Beijer zijn we wel vrij zeker dat die met de Bende niets te maken heeft. Voor de andere bekende personen zoeken wij verder. En het dossier-Vernaillen is er, zoals u weet, één dat ons nog steeds interesseert, ook al zijn we er niet voor bevoegd.”

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck | 9 April 1999