De zogenaamde ‘afkoopwet’ staat sinds de affaire-Chodiev weer in het brandpunt van de belangstelling. De wet zelf werd op 3 februari van dit jaar al vernietigd door het Grondwettelijk Hof. ‘Justitiewatcher’ Jan Nolf was toen de enige toehoorder in de zaal.
De afkoopwet is van bij aanvang al snel een gemakkelijkheidsoplossing geworden voor de parketten om nog wel achter de kleine garnalen aan te gaan, maar niet achter de vette vis. Waarom kan een grote fraudeur een minnelijke schikking treffen en een winkeldiefje niet? Die vraag werd een almaar frequenter verwijt dat de aangekondigde klassenjustitie bevestigde.
Eind mei 2015 publiceerde het Rekenhof zijn verslag over de afkoopwet aan het federale parlement. Daaruit blijkt dat nauwelijks garanties voorhanden zijn voor een uniforme behandeling door de fiscus van voorstellen van de procureur tot het aanvaarden van een minnelijke schikking. Volgens het Rekenhof maakt dit uniformiteit en transparantie onmogelijk. Dat creëert “een sfeer van gearrangeer en geheimdoenerij”.
Voormalig minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open Vld) had destijds een evaluatierapport van de afkoopwet besteld bij het college van procureurs-generaal, toen nog voorgezeten door Yves Liégeois. Op 5 november 2014 gaf huidig minister Koen Geens (CD&V) aan de commissie Justitie daar summier de primeur van.
Uit zijn antwoord bleek dat een zestigtal ondervraagde magistraten overtuigd was van de ‘meerwaarde’. Die magistraten betonen zich “veelal terughoudend en voorzichtig bij de toepassing” en onderhandelingen “worden veelal gevoerd door twee parketmagistraten”. Een grondige wijziging van de procedure zou volgens dat rapport niet gewenst zijn, hoogstens wat praktische aanpassingen.
Geens meldde tot slot dat het rapport “kan worden opgevraagd bij het secretariaat van het college van procureur-generaal dat instaat voor de verdere verspreiding”. Dat secretariaat gaf mij per mail van 9 februari 2015 evenwel nul op het rekest. Mijn verzoek “leek niet te beantwoorden aan de door het college vooropgestelde doeleinden en voorwaarden”. Op mijn verdere navraag wat die laatste dan wel inhielden, kreeg ik geen antwoord meer.
Hallucinant
Zo’n extra geheimdoenerij wekt democratische zorg en argwaan. Het mag dan ook niet verwonderen dat dit 166 bladzijden tellende rapport dankzij een gunstige wind toch binnenwaaide. Ik publiceerde er op Knack.be een bloemlezing uit die ik sindsdien met een knipoog de ‘afkooppapers’ noem. Vier roemloze puntjes daaruit.
(1) Hallucinant: Justitie weet het zelf niet. Hallucinant om lezen: “De manueel bijgehouden gegevens geven dus enkel een indicatie en worden louter ter illustratie weergegeven.” We wisten al dat informatisering niet de sterkste kant van justitie was, maar dit slaat alles: ‘manueel’.
(2) White collar crime geniet inderdaad duidelijk spelvoordeel in de afkoopwet.
Het rapport bevestigde dat de parketten er “voornamelijk gebruik (van) maken in financiële en fiscale dossiers”. Voor het parket van Antwerpen gaat het “meestal om feiten van valsheid in geschrifte gekoppeld aan misbruik van vertrouwen, witwassen, omkoping, kansspelen, oplichting, inbreuken van vennootschappen, wisselagenten”.
Per delicttype scoorde witwassen als absolute topper (67 schikkingen). Een grens voor de betrokken bedragen wordt niet getrokken: “We hebben al dossiers gedaan met een zwarte omzet van 30 miljoen euro, maar dat was pure zwarte omzet.”
De lijst die het college van procureurs-generaal in de omzendbrief van 30 mei 2012 opstelde, werd niet altijd gevolgd. Zo kwam huisjesmelkerij in die lijst niet voor, maar toch werden daarvoor veertien schikkingen toegelaten.
Voor het kleine crimineeltje houdt men zich in Gent bijvoorbeeld wel aan de lijst voor onder meer winkeldiefstal: “Winkeldiefstal met zeer licht geweld is diefstal met geweld.” Pech dus voor de kleine Gentse garnaal: vergoeding helpt hier dus niet om strafvervolging te vermijden.
(3) Het bleek ook een fabel dat de afkoopwet geen informele achterkamerpolitiek zou zijn.
In de regel ging het initiatief uit van de verdachte, om de heel eenvoudige reden dat het parket “daarover nog geen beleidsstrategie heeft”. Alstublieft.
Daardoor verloopt alles heel informeel, zoals een Antwerpse parketmagistraat schetst: “Er wordt een woord gelost en misschien zeg je van o, misschien ben ik daar wel voor.” Advocaten “springen eens binnen om even te polsen”.
Er worden ‘informele vergaderingen’ gehouden buiten de ‘formele vergaderingen’, slechts heel zelden gaat het volgens het boekje. Zo bevestigt een Antwerps magistraat: “In de tientallen dossiers waarin er bij ons echte vormen van negotiatie hebben plaatsgevonden, is het slechts twee keer gebeurd dat wij partijen formeel hebben opgeroepen. Eén keer lag het heel mediagevoelig en wilden we het in alle omstandigheden procedureel correct doen.” Leve de media dus.
Overigens lijkt justitie wel een huis van wantrouwen: “Veel onderzoeksrechters zijn achterdochtig omdat het Openbaar Ministerie het gerechtelijk onderzoek zou kunnen torpederen.”
Ter geruststelling: zelfs de advocaat van het slachtoffer doet niet altijd moeilijk. In een Luikse fiscale case ging de advocaat van de FOD Financiën uit van een claim “un peu au vogelpik” en er kwam zowaar een akkoord uit. Een parketmagistraat erkent dat soms het gevoel leeft van “on est un peu des marchands de tapis”. Zo lijkt de afkoopwet wel een slechte politiefilm. Als het begrip ‘achterkamerpolitiek’ hier niet van toepassing zou zijn, weten we het niet meer.
(4) Dat een dure advocaat loont, weten we nu ook. Parketmagistraten schijnen soms wel geïntimideerd: eentje aanvaardt volgens het rapport minnelijke schikkingen “bij een processlag met dikke conclusies en god weet welke argumenten”. Het rare net van de Belgische klassenjustitie werkt dus inderdaad omgekeerd: kleintjes worden via heuse procedures gevangen, maar dankzij de afkoopwet zwemmen de vette vissen verder.
Begin 2015 raakte minister Geens gewonnen voor de eerste twee punten van kritiek: de toepassingsmogelijkheid van de afkoopwet tijdens het verdere verloop van de strafprocedure uitsluiten en de transactie op een strafregister vermelden. Dat was wel het makkelijkste.
Van de beoordeling door een onafhankelijke rechter, was echter geen sprake. Nochtans is België daar een wereldwijde uitzondering in. Toen BNP Paribas midden 2014 in de Verenigde Staten een rechtszaak vermeed via een recordboete, gebeurde dat niet via een akkoord met het parket. In de VS moet een onpartijdige rechter oordelen of de transactie fair and balanced (billijk en evenwichtig) is.
Dat betekent geen duur en lang proces, maar een snelle ‘marginale’ afweging over de opportuniteit van de schikking en het betrokken bedrag. De Amerikaanse rechter beschikt zo wel over een veel grotere bevoegdheid dan zijn Belgische collega. Die laatste mag in de huidige afkoopwet uitsluitend wat formele procedurevoorwaarden verifiëren.
In de Verenigde Staten waarschuwen de rechters dat ze de voorgestelde deals niet zomaar blindelings een rubber stamp geven. In een deal met Deutsche Bank haalde rechter William Peuley in Manhattan de criteria aan van “fair, redelijk, adequaat en in het openbaar belang”. Dat is pas een definitie van ‘rechtvaardig’.
Stoelendans
Dan moest die hervorming maar via een andere weg gebeuren: niet via de poorten van het parlement of de portalen van ministeries, maar via die discrete witte deur op het Koningsplein nummer 7. Dat voormalige Hôtel de Flandre is nu met het Grondwettelijk Hof het toevluchtsoord voor wie vindt dat het gelijkheidsbeginsel in de aap gelogeerd is.
Op 3 februari 2016 ben ik de enige toehoorder van een zaak voor het Grondwettelijk Hof. Geen pers, geen publiek, niemand behalve de deurwachter, de advocaten en de twaalf rechters in hun blauwe toga – de kleur van de vrede. Links voor me pleit de Gentse advocaat Joris Van Cauter, bijgestaan door Karel De Meester van hetzelfde kantoor. Rechts de advocaat van de Belgische staat.
De rechter/verslaggever maakt een grappige verspreking terwijl ze me voorlezend aankijkt: ‘geldzak’ in plaats van ‘geldzaak’. Neemt ze me voor de cliënt van Van Cauter die een bankbediende is? Ik denk het niet.
De vraag naar ‘klassenjustitie’ dook op in een Gentse procedure die naar het Grondwettelijk Hof leidde. Het parket weigerde de afkoopwet toe te passen voor een bankbediende die verdacht werd van verduistering, maar zijn werkgever alvast vergoedde. In die procedure kreeg meester Van Cauter de Gentse kamer van inbeschuldigingstelling achter zich. De Gentse magistraten wilden – op suggestie van Van Cauter – namelijk ook weten of de ‘verruimde minnelijke schikking’ discrimineert.
“In geen enkele vergelijkbare wetgeving in Europa wordt de rechter zo buiten spel gezet”, had Van Cauter in Gent al gepleit. Bij ons heeft de rechter slechts nog een ceremoniële rol: als het ware de notaris van het parket spelen. Of in de woorden van Van Cauter: “De wet zorgt voor een stoelendans in de zittingszaal: het Openbaar Ministerie kruipt op de stoel van de rechter en de rechter gaat op de stoel van de griffier zitten.”
Op die memorabele zitting van 3 februari 2016 citeerde advocaat Van Cauter uitvoerig uit het evaluatierapport van de afkoopwet, waarvan hij ook een exemplaar aan het Grondwettelijk Hof overhandigde. De rechters gniffelden bij de voorbeelden die Van Cauter met verve en sarcasme uit het rapport serveerde. Soms leek zijn pleidooi een beetje op een eindejaarsconference van Michael Van Peel: gek maar waar.
De kracht van rechtvaardigheid schuilt in de kracht van waarheid. Op 2 juni 2016 was het zover. De enthousiaste pronostiek die ik na de zitting van 3 februari aan de Gentse advocaten meegegeven had, bleek juist.
Volgens het mijlpaalarrest nummer 83/2016 van het Grondwettelijk Hof schendt de afkoopwet “De artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op een eerlijk proces en met het beginsel van de onafhankelijkheid van de rechter, zoals gewaarborgd bij artikel 151 van de Grondwet en bij artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14, lid 1, van het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre het Openbaar Ministerie machtigt om via een minnelijke schikking in strafzaken een einde te maken aan de strafvordering nadat de strafvordering is ingesteld, zonder dat een daadwerkelijke rechterlijke controle bestaat.”
Exit de afkoopwet. Exit de aanbevelingen van de procureurs-generaal, exit de analyses van geleerde professoren, exit de geruststellingen van eminente politici. Bravo meesters Van Cauter en De Meester.
Optima
Ondertussen brengt ook de milde behandeling van niemand minder dan Jeroen Piqueur – bekend van Optima – het Gentse parket in verlegenheid. Buiten weten van de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) om sluit het Gentse parket een afkoopakkoord van 5,5 miljoen euro (2,26 miljoen plus een boete) voor het regulariseren van 25 miljoen vermogen en inkomen dat jarenlang verborgen werd op buitenlandse rekeningen. De Standaard citeerde op 17 september 2016 een ‘waarnemer’ die de transactie omschrijft als “een herenakkoord, onder grote mensen geregeld, de kinderen werden thuis gelaten”.
Met de ‘kinderen’ werd niemand minder dan de BBI bedoeld die deze goedkope regeling tegen het laagste tarief van 10 procent niet kende en nooit zou goedgekeurd hebben. Het normale regularisatietarief voor een zwart vermogen beloopt immers 35 of 50 procent. Het zou overigens wel eens kunnen dat in het geval-Piqueur het hele vermogen (dus voor honderd procent) verbeurd verklaard moet worden.
Dat zou dan zelfs ten voordele van de ‘benadeelden’ kunnen gebeuren als het bewezen wordt dat dit vermogen niets anders zou zijn dan geld dat in de Verenigde Staten weggevloeid zou zijn via het Parisisactief – een vastgoedschandaal uit de jaren 1980 dat ook al tot faillissementen leidde maar waarin Piqueur alle betrokkenheid ontkent.
Dat ‘herenakkoord’ komt nu aan het licht omdat Piqueur de afgesproken 5,5 miljoen euro niet betaalde. Onnodig te zeggen dat ‘de kinderen’ heel boos zijn op het Gentse parket, dat Piqueur nu wel voor de correctionele rechtbank brengt; de Belgische Staat – via de BBI – wil zich nu burgerlijke partij stellen voor een bedrag ver boven dat van het herenakkoord. De advocaat van Piqueur, professor Raf Verstraeten, belooft krachtig weerwerk maar vaststaat dat de ‘kinderen’ nu aan de tafel zullen zitten. De staande magistratuur (de procureur des Konings) van het Gentse parket zal klare wijn moeten schenken. Die zou wel eens zuur kunnen opbreken.
Jokerkaart voor fraudeurs
Het verhaal van de afkoopwet is dus niet voorbij met de schipbreuk in het Grondwettelijk Hof. Het is een tanker die nooit de parlementaire werven had mogen verlaten en ondertussen jarenlang de stranden van onze justitie bezoedeld heeft. Mijn goede oude professor Marcel Storme placht te zeggen dat hij na een heel leven in justitie niet wist wat ‘recht’ is, maar wel wat ‘onrecht’ is.
Dat laatste was hier alvast altijd duidelijk. Anno 2011 wist trouwens iedereen dat het parlementaire avontuur van de afkoopwet in onrecht zou eindigen. De afkoopwet werd de wet geworden klassenjustitie, de witwasmachine via het parket, de jokerkaart van de grote fraudeur.
Dat deze wet ooit in ons parlement goedgekeurd raakte, is een schandvlek op het politieke blazoen van al wie daarvoor ooit haastig, lichtzinnig of berekend op de groene knop drukte. Dat hiervoor door magistraten gepleit werd tegen de smeekbede van magistraten in is een schande voor justitie. “Klassenjustitie om klassenjustitie te bestrijden”, schamperden de Leuvense professoren Lieven Dupont en Tony Peters.
Het oorspronkelijke idee van voormalig staatssecretaris Carl Devlies (CD&V) was nochtans lang zo gek niet. Het kan inspireren voor een echte hersteljustitie: goed voor het slachtoffer, fair voor de dader, efficiënt voor de werking van justitie, rechtvaardig voor onze samenleving. Dat betekent wel dat we moeten afstappen van die rare verslaving van justitie om gouden handdrukken te geven aan enkele machtigen. In de plaats daarvan kan justitie duizenden medeburgers de hand reiken met alternatieven zoals bemiddeling, behandeling en begeleiding.
Bron: De Morgen | Jan Nolf, De kracht van rechtvaardigheid