De plicht voor Belgische providers om van iedereen telecomdata bij te houden, is onwettig. Een zware klap voor politie en gerecht.
‘Als we op een plaats aankomen waar een misdrijf is gepleegd, is het na het sporenonderzoek het eerste wat we doen: nagaan wie er onlangs in de buurt van de dichtstbijzijnde zendmast is geweest’, zegt Philippe Van Linthout, voorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters. ‘Er zijn bijna geen zaken meer waarin we geen telecomgegevens gebruiken. Het is ons belangrijkste instrument.’ Maar het Europees Hof van Justitie, de hoogste rechter van de Europese Unie, legde gisteren een bom onder die onderzoeksmethode.
De wet verplicht de Belgische telecomaanbieders, zoals Telenet of Proximus, om de data van al hun gebruikers preventief een jaar lang bij te houden. Het gaat om gegevens zoals wie met wie in contact stond, wanneer dat gebeurde en waar de gebruikers zich bevonden, niet om de inhoud van de communicatie. Het Hof oordeelde gisteren dat die massale opslag, ook toegepast in andere Europese landen, in strijd is met het recht op privacy.
Alternatief voor tap
Niet met al die preventieve opslag heeft het Hof een probleem. Maar het kan niet zomaar – zonder onderscheid te maken – voor alle gebruikers, van wie de meesten nooit betrokken raken bij criminaliteit. Massale opslag is, onder strikte voorwaarden, toegestaan in tijden van ‘een ernstige bedreiging van de nationale veiligheid’ of in de strijd tegen zware criminaliteitsfenomenen zoals terrorisme. Voor dat laatste is goedkeuring van een onafhankelijke rechter of autoriteit vereist.
Ook het louter bijhouden van IP-adressen of de identiteit van communicerende personen, is toegestaan. ‘Uiteraard zullen we de rechtspraak van het Hof respecteren, maar ik zit met de handen in het haar’, zegt Van Linthout. ‘Hoe zal ik mijn dagelijkse onderzoeken nog kunnen uitvoeren?’
Volgens de uitspraak zal het bijvoorbeeld bij een moordonderzoek niet meer mogelijk zijn om via telecomdata na te gaan waar verdachten zich voor de misdaad bevonden. Bij een verdwijning kan de locatie van iemand vlak voor hij werd vermist, niet meer worden nagegaan. ‘Er is vaak kritiek dat justitie te traag werkt’, zegt Van Linthout. ‘Maar om dat te verbeteren moeten we wel de nodige instrumenten kunnen gebruiken.’ Onderzoeksrechters gebruiken de telecomgegevens vaak als een veel minder arbeidsintensief alternatief voor telefoontaps of het fysiek schaduwen van personen.
Al eerder problemen
Het Hof laat een opening voor de bewaring van data van gerichte groepen personen. Zo kan er gedacht worden aan ex-veroordeelden. ‘Maar dat helpt maar in een deel van de onderzoeken’, zegt Van Linthout. ‘Bovendien is de vraag hoe die doelgroepen omschreven zullen worden. Discriminatie loert daarbij om de hoek.’ Het is ook afwachten of bewijs vergaard via zulke telecomgegevens in lopende rechtszaken nog aanvaard zal worden door rechtbanken.
Het is niet de eerste keer dat wetgeving over zogenaamde ‘dataretentie’ op hogere normen botst. De huidige wet, in 2016 ingevoerd door ex-minister van Justitie Koen Geens (CD&V), was al een reparatie van een wet die eerder vernietigd werd. Ze maakte de toegang tot de gegevens strenger en afhankelijk van de zwaarte van het misdrijf, maar dat volstaat dus niet. De wet werd aangevochten door onder meer de Orde van Frans- en Duitstalige advocaten en de Liga voor Mensenrechten bij het Grondwettelijk Hof, dat op zijn beurt het Europees Hof vragen om verduidelijking over de regels stelde.
Het Grondwettelijk Hof zal nu meer dan waarschijnlijk de Belgische wet moeten vernietigen. De Liga voor Mensenrechten toont zich ‘erg blij’ met het arrest. ‘Het Hof maakt nogmaals duidelijk dat de bestrijding van criminaliteit niet wettigt dat iedere burger als verdachte wordt behandeld’, aldus de Liga. Het is aan de nieuwe minister van Justitie, Vincent Van Quickenborne (Open VLD), om een alternatief te onderzoeken. ‘Dataretentie is een belangrijk instrument om bijvoorbeeld verdwijningszaken op te lossen’, reageerde de minister. ‘We zullen nagaan hoe we onze regelgeving moeten aanpassen met respect voor de privacy, zoals het Hof vraagt. Die aanpassing mag de strijd tegen criminaliteit niet bemoeilijken.’
Bron » De Standaard