Interview Anne Beeckman: “Ik had een stempel: bitch”

Anne Beeckman (61) was een van de eerste vrouwelijke rechercheurs in België. Ze begon in de loden jaren 80. ‘Ik werd er vaak bij geroepen als een zaak in het slop zat.’ Portret van een flik en een tijd.

Ze spreekt voor het eerst met een journalist. Na veertig jaar dienst, aan de vooravond van haar pensioen. Behoedzaam wijst ze naar mijn telefoon. ‘Je neemt dat op? Dit is toch voor jezelf? Je gaat dit toch wissen?’ Ik moet het twee keer beloven.

‘Beroepsmisvorming’, excuseert ze zich naderhand, het ijs half ontdooid. Een foto bij het artikel stelde ze eerst al helemaal niet op prijs. Ze is toch zeker Sarah Lund of Saga Norén niet? ‘Moet mijn gezicht daar echt op? Neem je niet beter een foto van de affiche die Nicole Van Goethem tekende voor het allereerste congres van de Belgische politievrouwen in 1994?’

Ze trok altijd al mee aan die kar. ­Redigeerde in 2002 met twee mannelijke coauteurs, onder wie de progressieve criminoloog Lode Van Outrive, het boek Gender en politie. ‘Weet je wat een van de vele redenen is waarom het zo lang duurde voor er meer politievrouwen waren? Toen ik bij de gerechtelijke politie begon, moesten we nog dezelfde sportproeven afleggen als de mannen. Daardoor alleen al vielen veel vrouwen af.’

In 1982 sprong ze toch over de fysieke­ lat. Een beetje de Marianne Vos ­onder de flikken? Ze schudt het hoofd. ‘Ik heb het eerder te danken aan een duwtje in de rug van de man die de proeven superviseerde, Roger Moens (veertienvoudig Belgisch kampioen sprint en lange afstand, later commissaris-generaal bij de gerechtelijke politie, red). Je moest onder meer 3,60 meter ver springen­. Roger heeft de lat stilzwijgend gelegd op de plek waar ik afzette, zodat ik toch aan die 3,60 kwam.’

‘Belangrijker dan een goede fysiek, is dit hier.’ Ze wijst naar haar hoofd. Ze studeerde criminologie. De professor die haar had aangespoord om bij de ­politie te gaan, Patrick Hebberecht, vroeg haar na twee jaar actieve dienst om voor de studenten te komen praten over beroepsmogelijkheden. ‘Ik zei dat ik niet wist wat voor velen bij de politie nu het ergste was, dat ik een vrouw was of dat ik criminoloog was. (lacht) De lat lag niet altijd even hoog om bij de politie­ te komen. Naderhand zijn de toegangsvoorwaarden verstrengd en moest je voor de gerechtelijke politie minstens een diploma van niet-universitair hoger onderwijs hebben. Dat heeft er ook toe geleid dat er meer vrouwen kwamen­. (knipoog) Vrouwen waren nu eenmaal betere studenten.’

Niet dat ze zich beter achtte dan de rest, man of vrouw. ‘In die tijd zat de ­gerechtelijke politie niet in het politiekantoor, maar in het justitiepaleis bij het parket. Het gebeurde weleens dat we chauffeur moesten spelen voor een magi­straat, of het justitiepaleis ’s nachts moesten bewaken omdat de conciërge met vakantie was. De job kwam met voor- en nadelen.’

Mossel

Pas in 1978 verscheen de wet op de gelijke toegang voor mannen en vrouwen tot het openbaar ambt in het Staatsblad. Het resultaat na het eerste, in 1980 ge­organiseerde examen voor wat toen nog bekendstond als de Gerechtelijke Politie bij de Parketten (GPP)? ‘Enkele vrouwen op meer dan duizend mannen. Bij de jeugdpolitie had je wel al meer vrouwen. Ik nam deel aan de examens voor de tweede lichting in 1981.’

In maart van dit jaar tekende de top van de federale politie een samenwerkingsakkoord met het Belgisch Netwerk van Politievrouwen met als doel ‘ervoor te zorgen dat de geïntegreerde politiedienst een afspiegeling is van de samenleving’.

‘Het werd zoetjesaan tijd, zeker?’ glimlacht Beeckman, die in 1994 mee aan de wieg van de Belgische Vereniging van Politievrouwen stond. Veertig jaar je m/v moeten staan, dat gaat je niet in je koude kleren zitten. ‘Aan mijn eerste chef in Antwerpen hebben ze vooraf ­gevraagd of hij bereid was om een vrouw op te nemen in zijn team. Ze wisten­ wel waarom ze het aan hem vroegen, hij was ook criminoloog en een van de meest progressieve, een crème van een vent. Er was ook eens een gast die toen hij bij mij op de afdeling kwam werken zei: “Ik heb er geen bezwaar tegen­, hoor, om onder een vrouw te werken­.” Hoe genereus. (lacht)’

Na twee jaar in dienst nam ze deel aan het examen voor officier. Ze slaagde. ‘Probleem. Ik was nog maar 23 jaar en je kon pas vanaf je 25ste officier worden. Ik heb uiteindelijk tot mijn 28ste moeten­ wachten.’

En toen werd ze zwanger. ‘Ik liet ­weten dat ik geen nachtdiensten meer zou doen, dat was ook zo voorzien in de wet. Toch werd ik op het matje geroepen bij de procureur. Ik kan er nu mee lachen, maar op het moment zelf vond ik dat intimiderend. Het is de enige keer in mijn leven dat ik gehyperventileerd heb van de stress.’

Jaknikken zat niet in haar DNA. Het gevolg? ‘Ik had het verder kunnen schoppen als ik wat tactischer was ­geweest. Misschien had ik eens vaker moeten zeggen tegen mannen hoe goed ze wel waren. (lacht) Ik had een stempel: bitch.’

Twee keer in haar carrière heeft ze formeel mannelijke collega’s aangeklaagd. De ene voor een zeer grove seksuele opmerking, de andere omdat hij haar onder meer voor mossel had uit­gescholden. ‘De tweede keer waren er omstanders bij, die ook wilden getuigen. Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen steunde mijn zaak.’ Ze verloor. ‘Een getuige zei dat mijn collega ook tegen mannen “mossel­” zei, waardoor het een gewone belediging werd en geen seksistische. Onzin, natuurlijk.’

Snorren

Ze begon haar carrière in de zogenaamde loden jaren 80. Rijkswachters waren mannen met snorren. Er was de CCC, de ontvoering van Paul Vanden Boeynants en de Bende van Nijvel. Bij dat laatste dossier was ze wel betrokken, maar niet bij het onderzoek zelf. ‘Ik werkte bij de GPP in Aalst toen de Bende toesloeg. Ik ben in de weken voordien nog mee de wacht moeten gaan ­optrekken voor de deur van de Delhaize en de Colruyt. Met een aftandse Ford Taunus.’

Tot diep in de jaren 90 was harde ­criminaliteit vooral een mannenzaak. ‘Op het Europese congres van de politievrouwen in 1994 heb ik dat proberen te doorbreken door ook “harde” thema’s op het programma te zetten. Vrouwen werden tot dan toe vooral op “zachtere” terreinen ingezet, de jeugdpolitie of slachtofferhulp. Terwijl: ik wilde doen wat de mannen deden.’

We moeten haar niet verkeerd begrijpen. Voor slimme mannen heeft ze een boon en zij voor haar. De beste herinneringen bewaart ze aan raadsheer-onderzoeksrechter Henri Heimans, in 2015 bekroond met de Prijs voor Mensenrechten voor ‘zijn niet-aflatende strijd voor de rechten van geïnterneerden’.

Aan zijn zijde dook ze onder andere in het Lernout & Hauspie-dossier en ­later ook Fortisgate. Er groeide een vertrouwensband. ‘Als ze Henri vroegen of hij deze of gene zaak wilde aannemen, zei hij weleens: “Alleen als ik Beeckman meekrijg”’, zegt ze met gepaste trots. ‘Ik werd er vaak bij geroepen als een zaak in het slop zat.’

Heimans wordt steevast omschreven als eerder een teddybeer dan een pitbull. Een ‘rechtvaardiger wereld’ vond hij een levensdoel. Beeckman stond als studente ook op de barricaden. Ze betoogde­ tegen ‘de 10.000’, want was die verhoging van het inschrijvingsgeld naar 10.000 frank geen verraad aan de democratisering van het onderwijs en dus 1968?

Pandy’s dagboek

Drie jaar na die betogingen ging ze bij de politie. Ook met het doel om de wereld te verbeteren? ‘Nee,’ zegt ze droog, ‘het bood werkzekerheid. Mijn man was werkloos, we hadden geen cent. Het was crisis, het was de tijd van de jongerenmarsen voor werk.’

Dus stapte ze maar over naar de ­andere kant van de barricaden? Protesteerden mei 68’ers niet ook tegen de ­politiestaat? Ook dat ziet ze anders. ‘Wij waren van de gerechtelijke politie, hè. We moesten de orde niet handhaven of verkeersboetes uitschrijven. We hadden ook geen uniform. Alleen mijn armband, die heb ik altijd op zak. En wie kan er iets op tegen hebben dat je misdrijven­ oplost?’

Dat lukt niet altijd. In details kan ze niet treden, maar ze werkte mee aan de zijde van de dit jaar vroeg gestorven ­Peter De Waele in Operatie Kelk. ‘We hebben alles uit de kast gehaald, maar we moesten opboksen tegen verjaring en de bijna-onmogelijkheid om schuldig verzuim te bewijzen. Heb je ooit al eens opgezocht wat schuldig verzuim strafrechtelijk betekent? Nee? Er moet ogenblikkelijk gevaar zijn, je moet de mogelijkheid gehad hebben om op te treden en het toch nagelaten hebben. Bij iemand die letterlijk aan het verdrinken is, is dat makkelijk te bewijzen. Maar bij seksueel misbruik, jaren later?’

De ene zaak kleeft meer aan de ribben dan de andere. Cold cases, natuurlijk. Zeker voor de slachtoffers is dat altijd­ een echec. ‘Ook zaken waar ik niet bij betrokken was, blijven hangen. De moord op rechercheur Simon Poncelet, bijvoorbeeld, in 1996 in de kantoren van de gerechtelijke politie in Bergen, of de moord op rijkswachter Peter De Vlees­chauwer in Sint-Niklaas in hetzelfde jaar.’

‘Maar het is niet omdat een zaak ­opgelost raakt, dat je het makkelijker verteert. Ik heb alle dagboeken van ­Andras Pandy geanalyseerd. Ik ken daar nog altijd passages van uit het hoofd. Of er was het onderzoek naar een babymoord in het Gentse waaraan ik meewerkte­, nooit vergeet ik die zaak.’

Duizend schandalen

Van de spreekwoordelijke duizend schandalen – zie Het land van de 1000 schandalen. Encyclopedie van een kwarteeuw Belgische affaires van Dirk Barrez – kan ze er behoorlijk wat afvinken. Ze zag de criminaliteit evolueren, maar ook de politie. Beeckman is van de generatie van het carbonpapier en de telex. Boeven ontdekten al cybercriminaliteit toen de politie nog met de fax werkte.

‘Wat is nieuw onder de zon? Fiscale criminaliteit?’ Ze haalt de schouders op. ‘Ik heb hier nog ergens de samenvatting liggen van een opleiding die ik 35 jaar geleden bij de Bijzondere Belasting­inspectie gevolgd heb. Natuurlijk evolueert dat. Wij worden slimmer, de criminelen ook. Wij moeten ons aan regels houden, zij niet, zij zijn dus altijd in het voordeel.’

‘Ik was de enige vrouw die deelnam aan de examens voor de topfuncties bij de eengemaakte politie. Ik kreeg een brief: “Mijnheer, u bent niet geslaagd.” Daarna kreeg ik opnieuw een brief: ­“Mevrouw, u bent niet geslaagd” Met excuses’

Zoals met de aanslagen van 2016 groeit nu ook met het narcoterrorisme de roep om meer menskracht. Beter genoeg­ volk dan te weinig, natuurlijk, maar volgens Beeckman is de crux van het politiewerk toch eerder kwaliteit dan kwantiteit. ‘Knappe knoppen zijn er, kijk maar naar de Sky ECC-operatie of de inbeslagname in Gent van NFT’s. Maar zoals ik al zei: wij worden beter, de boeven ook.’

De oprichting van de eengemaakte politie, twintig jaar geleden, had voor­delen, vooral dan wat informatiedoorstroming betreft, maar ook nadelen. ‘De spoeling werd al eens te dun bij het ­rekruteren. De lat om bij de gerechtelijke te komen is lager gelegd.’

Ze schreef het ten tijde van de politiehervorming in een vaktijdschrift: ‘Is kwaliteit een vies woord?’ Ze doelde daarmee zowel op de kwaliteit van onderzoek als het ethisch kompas. ‘Bij Henri Heimans lag die lat hoog, maar ik heb het meegemaakt dat een kandidaat op een examen de vraag kreeg wat hij zou doen als iemand hem een cadeau wilde geven. Hij zag er geen graten in.’

De juiste vragen

‘Wat ik ook niet snap, is dat je op een examen gevraagd wordt naar artikel zoveel­ van wet zus of zo, wat je gewoon op internet kunt opzoeken. Geef kandidaten liever een bundel complexe info en test hoe snel en hoe goed ze daaruit de relevante info kunnen halen. Ik heb hier ten tijde van Lernout & Hauspie weekends zitten turven in achtergrondlectuur. Dat moet om de juiste vragen aan de juiste mensen te kunnen stellen. Dát is mijn job.’

In De Morgen stak ze ten tijde van de politiehervorming nog verder haar nek uit met een open brief: ‘Aan de politiemannen van de macht.’ ‘Ik was de enige vrouw die deelnam aan de examens voor de topfuncties bij de eengemaakte politie. Een van de weinigen ook die konden deelnemen. Ik kreeg een brief: “Mijnheer, u bent niet geslaagd.” Ik verwees daarnaar in dat artikel in de krant. Daarna kreeg ik opnieuw een brief: ­“Mevrouw, u bent niet geslaagd.” Met excuses erachteraan voor de verkeerde aanspreking. (lacht)’

Daags na ons gesprek belt Beeckman. Ze geeft haar fiat voor publicatie. Ze springt toch, 3,60 meter. En de fotograaf is ook welkom. Ze trekt er zelfs een speciaal jasje voor aan. ‘Dat heb ik laten maken. Het is mijn manier om met dingen om te gaan.’

Bron » De Standaard