De jaren 80 waren ‘jaren van lood’, met aanslagen van de Bende van Nijvel en de dreiging van de Koude Oorlog, maar ook van rebellerende creativiteit. Ook dat komt in 1985 aan bod. Herkenbaar voor zij die erbij waren. ‘De spontaneïteit, de durf en de wildheid van die punkperiode, dat was geweldig.’
Voor een reeks die 1985 heet, was het niet geheel onlogisch geweest als ze opende met, we zeggen maar iets, archiefbeelden van de aanslag op de Delhaize van Aalst, of met de enscenering van een spectaculaire auto-achtervolging tussen de rijkswacht en de Bende van Nijvel. Maar, zoals u vast heeft opgemerkt: zo begint 1985 niet. 1985 begint met de stem van Vicky Vice (Mona Mina Leon), de fictieve radio-dj van de minder fictieve piratenzender FM Bruxel, die zich zorgen maakt over de staat van de wereld. Na de begingeneriek maakt de jonge Marc De Vuyst (Tijmen Govaerts) zich klaar om een laatste keer uit te gaan alvorens hij aan zijn opleiding tot rijkswachter begint. Hoe hij dat doet? Door zijn kont te schudden op de tonen van TC Matics ‘Oh La La La’.
Want ook dát waren de jaren 80, en dat weet niemand beter dan 1985-scenarist Willem Wallyn, die destijds op de Vrije Universiteit Brussel (VUB) rechten studeerde en eerder in deze krant vertelde dat hij die periode “zeer intens” had beleefd. “Dat zijn mijn studentenjaren. Met een moeilijk te beschrijven angstklimaat. Het was heftiger dan je je vandaag kunt inbeelden. Er was angst voor de atoombom, voor agressieve rijkswachters. En dan om de zoveel tijd dat nieuws op de radio. Dat er mensen zomaar waren neergeknald in de Delhaize. Het was een rare, schizofrene periode, met tegelijkertijd ook fantastische muziek.”
Eenzelfde herinnering vind je terug bij Luckas Vander Taelen, die in diezelfde periode geschiedenis studeerde aan de VUB en er de band Lavvi Ebbel oprichtte. “Als je in het weekend naar de Delhaize ging, stonden daar rijkswachters met mitrailleurs. Dat zijn beelden die ik nooit zal vergeten. Ik weet nog dat ik naar de Franse radio aan het luisteren was, toen ik hoorde over een aanslag in ‘une ville près de Bruxelles’. Dat was de aanslag in Aalst, waar ik vandaan kom. Mijn moeder woonde daar nog. Het kwam allemaal heel dichtbij, het voelde heel bedreigend.”
Creatief
Pluis er de geschiedenisboeken of Wikipedia-pagina’s op na, en je komt onder het lemma ‘jaren 80 in België’ al snel uit bij data en feiten over aanslagen van de Bende van Nijvel en de Cellules Communistes Combattantes (CCC), over de regeringen van Wilfried Martens (negen stuks in totaal) of over het ontstaan van de taalgemeenschappen. Maar die jaren waren in België, en specifiek in Brussel, ook een ongebreideld creatieve periode. Waarin Marc Didden (Brussels by Night, 1984) en Dominique Deruddere (Crazy Love, 1987) hun eerste films maakten. Waarin choreografen als Anne Teresa De Keersmaeker en Wim Vandekeybus internationaal hoge ogen wierpen. En waarin radiopresentator Gust De Coster de term ‘belpop’ bedacht als parapluterm voor een nieuwe golf in de Belgische muziek. Van TC Matic over Front 242 tot Red Zebra.
De Coster was een van de presentatoren van FM Bruxel. Wallyn en Vander Taelen werkten er ook aan mee, net als Deruddere en Arbeid Adelt!-frontman Marcel Vanthilt – zij presenteerden samen het programma Met een stijve naar het front. “FM Bruxel is heel aanwezig in de reeks, waarbij de presentatrice haar hart lucht op de radio”, ziet Vander Taelen. “Dat wás ook echt zo. Wij maakten samen persoonlijke en vaak krankzinnige programma’s. Mijn schuilnaam was Luckas Losbol. Wat je ook ziet in de serie, is hoe de rijkswacht die radio’s opspoorde. Ik denk dat de installatie van FM Bruxel toch een paar keer in beslag is genomen. Dat kun je aan de jonge generatie nog maar moeilijk uitleggen, dat het illegaal was om zomaar radio te maken. Dat waren heel andere tijden.”
“De jingles die je in de serie hoort, heb ik ingesproken”, vertelt Vanthilt. “De allereerste versie van FM Bruxel, die bestond eigenlijk maar uit drie man. Wij namen ons programma op op woensdagnamiddag, op cassettes. En die speelden we zondagavond af, vanachter de verwarmingsketel in de kelder van een gebouw in Laken. Met een timer. Niemand was daarbij, want die radiozender was hoogst illegaal.” Dus: “Het decor van FM Bruxel klopt niet helemaal, maar dat maakt niet uit.”
Het einde van het helaal
Het team achter 1985 is nochtans vér gegaan om het Brussel van 1985 te recreëren. “Ik ben zelf geboren in 1986”, legt production designer Stijn Verhoeven uit. “Ik heb die periode dus helemaal niet meegemaakt, en hetzelfde geldt voor regisseur Wouter Bouvijn en director of photography Wim Vanswijgenhoven. We hebben dus heel veel research moeten doen – gelukkig is er veel te vinden over de periode van de Bende van Nijvel. En mijn ouders en grootouders hadden nog veel fotoalbums. Willem ook.”
Een groot deel van 1985 speelt zich af aan de Boulevard Général Jacques in Etterbeek. Aan de ene kant van de straat ligt de campus van de VUB, aan de andere de rijkswachtkazerne. “Voor de buitenkant van die gebouwen hebben we moeten zoeken naar hoeken en steegjes die werkten om het in beeld te brengen zoals het toen was. Maar veel is onbruikbaar. De kazerne is de laatste jaren omgevormd tot een gebouw met ateliers voor kunstenaars. Qua interieur hebben we veel moeten recreëren. Er waren nog wel gangen met de juiste deuren, maar vaak waren de muren dan beklad met graffiti. Dan moet je schilderen en de ruimte aankleden met de juiste meubels. De meeste sets zijn volledig gerecreëerd.”
Het heeft wel het beoogde effect bij hen die zich de Brusselse jaren 80 herinneren. “Qua decor en tijdsgeest klopt het helemaal”, vindt Vanthilt. “En ik vind het altijd leuk om de auto’s van toen terug te zien. Kijk, een Ford Taunus! En op een bepaald moment hebben ze het over een Volkswagen Santana, en ik dacht: daar heb ik nu nog nooit van gehoord. En net daarna zeggen ze dat er maar 400 van verkocht zijn. Dan denk ik: ah ja, dat klopt dus óók.”
Verhoeven: “Er zijn redelijk wat forums van oldtimer-liefhebbers, en je vindt hen ook in Facebook-groepen. Net zoals er heel wat mensen en organisaties zijn die veel dingen van de rijkswacht bijhouden – ook wagens. In mijn ploeg zit er een persoon die zich alleen maar met de auto’s heeft beziggehouden en annonces op fora plaatste. Als je dan de Bende van Nijvel vermeldt, komt er veel reactie. En via via kom je dan soms bij de jackpot terecht, zoals iemand met vier rijkswachtmoto’s.”
Nog een trip down memory lane: de etablissementen die de personages bezoeken. “Ik zag vorige week een scène waarin the good cop café Falstaff binnenwandelt”, zegt Vanthilt. “Ik dacht: godmiljaar, hoeveel avonden hebben we daar niet gesleten? Ik herinner me een avond dat ik daar zat met Arno – heel af en toe, als hij niet moest optreden, rookte hij weleens een jointje, en die avond had ik per uitzondering meegedaan. Dus we waren allebei een beetje stoned. We zijn toen samen een filosofische uiteenzetting begonnen over het einde van het heelal. Na twee uur moesten we stoppen omdat ik toch een beetje begon te flippen. Het einde van het heelal is al redelijk heftig als je niet stoned bent.”
“De Falstaff was in die tijd dé plek waar iedereen zat. Want in het centrum van Brussel was er verder niks. L’archiduc, wat later eigenlijk de tweede huiskamer van Arno is geworden, werd toen uitgebaat door de weduwe van Stan Brenders, de jazzmuzikant die de L’archiduc had opgericht. Zij deed eigenlijk alleen open voor persoonlijke vrienden, anders kwam je daar niet binnen. Pas later is dat een hippe kroeg geworden. En de AB, dat was toen een oude theaterzaal die op instorten stond en waar je nu en dan een fuif organiseerde – dat was nog niet de concertzaal die het nu is.”
Frieten op de campus
Concerten van iconische artiesten als Television, Echo & The Bunnymen en Elvis Costello vonden in die tijd gewoon plaats op de universiteit. “Op de ULB was een auditorium, de Paul Emile Janson-zaal, waar concerten werden georganiseerd. Ik heb daar Patti Smith gezien, Talking Heads, de Ramones. In een auditorium voor studenten”, herinnert Vanthilt zich. “Op de VUB was er nadien Aula Q. Daar heb ik zelf nog optredens georganiseerd, van TC Matic, van De Kreuners, van Lavvi Ebbel.”
Vander Taelen: “In Aula Q heb ik zelf nog opgetreden. Dat waren toffe avonden. Er waren toen niet veel mogelijkheden om op te treden in Brussel. Concerten op de VUB waren zeker niet uitzonderlijk.”
Rijkswachters waren er evenwel niet welkom. “Er zit in de reeks een beeld van het administratief gebouw van de VUB, de ‘camembert’, met een studentenpiket voor de deur”, legt Vanthilt uit. “De politie kwam daar niet. Dat zij op de campus kwamen was onwettelijk. En als er een rijkswachter in burger kwam, werd die gezien als een spion.”
Vander Taelen: “Ik herinner me nog een betoging tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld in 1978, en een bijeenkomst op de campus. Ik had toen op de campus een camionette van de rijkswacht zien staan. Toen ik dat tegen de rest zei, vlogen de radicalen daar naartoe. Maar uiteindelijk bleek dat ze gewoon in het geniep hun frietjes aan het eten waren (lacht).”
De nabijheid van de kazerne en de universiteit leidde wel vaker tot vreemde spanningen, ook na studentenbetogingen tegen de optrekking van het inschrijvingsgeld of tegen de plaatsing van kernwapens in Kleine-Brogel. “Dat waren stevige, heftige toestanden, met traangas, met een waterkanon, met stenen die door de lucht vlogen”, herinnert Vanthilt zich. “En achteraf moesten de studenten en die rijkswachters dan terug naar de Général Jacques, arm in arm, bij wijze van spreken. Er werd bijna ‘allez, tot volgende week!’ gezegd (lacht). Maar het heeft toen wel gespannen, tussen studenten en de rijkswacht.”
Vander Taelen: “Bij de studentenbetogingen van toen zaten ook trotskisten en mensen van Amada (de voorloper van de PVDA, EWC). Die betogingen werden dus heel serieus genomen en grondig voorbereid. Sommige militanten namen knikkers mee in hun zak, om paarden van de rijkswacht te doen struikelen. Of ze droegen een motorhelm, omdat fascisten hen de kop insloegen. Ik ben ook tegen de fascisten gaan betogen, maar ik ben nooit zo extreem geweest. Een helm dragen, dat vond ik toch al een provocatie, alsof je wilde dat ze je kop zouden inslaan.”
Vanthilt: “Toen leefde het idee dat je móést protesteren tegen het grote onrecht. Ook al geloofde niemand echt dat er een zot op de knop zou drukken. Er was een soort algemene psychose over de Koude Oorlog en het einde van de wereld, maar op de een of andere manier leek dat meer op een film. Nu zit er echt een gek met zijn vinger op de knop, en iedereen vindt dat normaal. Ik vind dat angstaanjagend. In de jaren 80 werd er geprotesteerd tegen de atoombommen die in Kleine-Brogel werden geplaatst. Nu liggen die kernkoppen daar al veertig jaar, en geen haan die ernaar kraait. Niemand ligt er wakker van.”
Er is dan ook best veel veranderd sindsdien. Op kleine en op grote schaal. “In de jaren 80 stonk het echt in de hogere echelons van de samenleving, de rijkswacht, de politiek. Dat stonk allemaal uren in de wind, was iets structureels. Dat zou vandaag niet meer kunnen. Nu komen ze daar niet meer mee weg, dat soort zaken wordt uitgespit”, ziet Vanthilt. “Vanaf 1987 of 1988 kwam ook de yuppiecultuur. De hippies van vroeger verdwenen. ‘Fuck al dit naïeve gedoe, ik ga gewoon carrière maken en zo veel mogelijk geld verdienden’ – die houding. De crisisjaren van de jaren 70 waren toen ook voorbij – de economie draaide goed genoeg opdat jonge mensen carrière zouden kunnen maken. Terwijl mensen vroeger filosofie of sociologie studeerden en er al van uitgingen dat ze nadien aan de dop zouden zitten, want er was toch geen werk.
“Wat mij vandaag het meest irriteert, is mijn smartphone. Want ik ben daar heel afhankelijk van, dat ding bepaalt heel mijn leven. Als ik nu naar 1985 kijk, denk ik: hoe deden wij dat vroeger? Niemand was eigenlijk bereikbaar, en toch bereikten we elkaar. Daar heb ik wel heimwee naar. Of het gevoel wanneer je ’s avonds thuiskomt en het lichtje ziet knipperen op het antwoordapparaat van je telefoon. Dan wist je: ik heb nog drie berichten. Nu krijg ik héél de dag door berichten.”
“Het was een heel woelige periode”, besluit Vander Taelen over de periode rond 1985. “Nu is het veel kalmer, op lokale schaal toch. Toen stond het land op instorten. Maar de spontaneïteit, de durf en de wildheid van die punkperiode, dat was geweldig. Iedereen maakte muziek, ook al kon je geen muziek spelen. En Crazy Love en Brussels by Night, de debuutfilms van Deruddere en Didden, daar zat ook punk in. Als ik nu naar de radio luister, denk ik: het klinkt allemaal zo glad. Toen was het pure waanzin. Die sfeer was eigen aan die tijd. En dat mis ik wel.”
Bron » De Morgen | Ewoud Ceulemans