Michel F.
Een andere hoofdverdachte
“Ik betwist absoluut ook maar de geringste verantwoordelijkheid te dragen voor de ontvoering van Julie en Mélissa. Waarom heeft niemand het bestaan van het onderzoeksluik rond Michel F. ter sprake gebracht? Het is een feit dat zulks ons ertoe noopt verschrikkelijke gerechtelijke disfuncties vast te stellen! Welke is de dwingende reden geweest die maakte dat verdachte Michel F. niet in beschuldiging moest worden gesteld en niet vervolgd, daar waar zoveel indicaties van hem de verdachte van de eerste keuze maken?”
Al wie er zich de afgelopen week in trachtte te verdiepen, had al snel nood aan wat Dafalgan. Achtendertig pagina’s maar liefst had Marc Dutroux vanuit zijn gevangeniscel in Aarlen afgescheiden ten behoeve van de raadkamer te Neufchâteau, vorige week donderdag. Hij liet geen millimeter papier onbenut en plaatste de tekstregels zo dicht als mogelijk tegen elkaar. Hij bracht, bondig, zijn “excuses” over aan de ouders van zijn slachtoffertjes, maar de rode draad door zijn betoog was en bleef: ik was niet de man die op 24 juni 1995 in Grâce-Hollogne Julie Lejeune en Mélissa Russo ontvoerde.
“Hij heeft ons diep gekwetst, maar misschien heeft hij ook waarheden verkondigd”, zei Jean-Denis Lejeune, de vader van Julie na afloop. “Dutroux zegt dat Julie en Mélissa ontvoerd werden door Michel F. Ik acht dat niet onmogelijk. Dit spoor werd door het gerecht onderzocht in 1995, maar ik vraag me af of de speurders wel grondig genoeg te werk zijn gegaan.” Michel F. is een wat oudere man uit Hoei, die zich na de werkuren graag ontfermt over ‘probleemkinderen’ en kinderanimatie verzorgt op vakantiekampen.
Zo ook in Hoei, waar in juli 1994 Julie en Mélissa een deel van de zomervakantie doorbrachten. F. had een bijzondere belangstelling voor de twee vriendinnetjes, toen zeven jaar oud, uit Grâce-Hollogne. Eerder dit jaar schepte hij tegenover De Morgen nog op over het feit dat hij nog altijd in het bezit is van “een geluidscassette waarop Mélissa mij intieme zaken toevertrouwt”. F. heeft de cassette nooit overgemaakt aan justitie. Hij heeft ze volgens mensen in zijn omgeving samen met “andere documenten” verstopt in een bankkluis.
Hij doet alles wat een verdachte hoort te doen
In de weken en maanden na de ontvoering van de twee meisjes zei en deed F. ongeveer alles wat een verdachte hoort te doen om dat te worden. Hij ging her der uitbazuinen dat de meisjes hem hadden gebeld vanuit Italië. Hij beweerde dat ze voor hun vertrek een “paar dagen” bij hem hadden verbleven. Tien maanden na de verdwijning moesten de ouders van Julie en Mélissa ontdekken dat F. al die tijd een t-shirt van Mélissa bij zich had gehouden, en ook een foto waarop hij haar en Julie via een montage had verenigd.
Later zou de factuur van de fotozaak verraden dat F. de uitvergroting liet maken op 3 september 1995, twee maanden na de ontvoering. In het dagboek van Mélissa Russo wordt op 24 juni 1995 melding gemaakt van een afspraak: “Julie 17H00 on ira au manaige” (‘Julie, om vijf uur gaan we naar de manege’). Vlak bij de plaats van de ontvoering is er een manege. Meisjes leren paardrijden, was een van de dingen die F. tijdens vakantiekampen vaak deed.
Een week voor de ontvoering, op 18 juni 1995, ziet automobilist Charles V. Julie en Mélissa van op de brug over de E42 naar de auto’s wuiven. Achteraf herinnert V. zich dat hem iets was opgevallen. Naast de verlaten brug zag hij een auto “met donkere kleur en verticale achterklep” staan. Van de ontvoering is er ook een getuige, de 72-jarige Marie-Louise Henrotte, die net is ontwaakt uit haar middagdutje. Zij ziet Julie en Mélissa vanuit haar raam instappen in een “donkere” auto met “achterklep”.
“Als we deze getuigenis mogen geloven, stapten de meisjes in zonder enige dwang”, zo benadrukt Dutroux op pagina 14, subtiel aangevend dat hem zoiets eerder zelden overkwam, en dat Michel F. in juni 1995 rondtoerde in een donkerblauwe Ford Sierra Break. “De kinderen hadden vertrouwen in de persoon die voor hen het portier opende. Iedereen zal het erover eens zijn dat Michel F. aan dit profiel beantwoordt!”
Halfweg 1995 pareert Michel F. de onvermijdelijke verdenkingen tegen hem met de melding dat zijn auto op 24 juni 1995 met een technisch defect voor de deur van zijn werkgever stond. Dat is de Luikse advocaat Georges Dehousse. Maar wat blijkt vele jaren later, bij herverificatie van dit alibi door speurders in Neufchâteau? F. is die ochtend met dezelfde auto nog een rol balatum gaan afleveren bij een kennis. F. heeft ook een verleden.
Veroordeeld voor zedenfeiten met kinderen is hij nooit. Eind jaren zeventig bracht hij onder die verdenking wel twintig dagen door in de gevangenis. In 1991 volgde een tweede aanklacht. Iets met “aanrakingen” van jonge meisjes op de vakantiekampen. Michel F. is gewoon een beetje gek, zo luidt medio 2000 de eindconclusie van onderzoeksrechter Jacques Langlois te Neufchâteau. Hij staakt alle onderzoeksdaden lastens F.