Onderzoek

Het onderzoek naar Bouhouche

“Het waren toch niet de onze”

Toen kolonel Pint, medeoprichter van de antiterreureenheid Dyane van de rijkswacht, op 9 november 1985 bij de Bende-aanslag op de Delhaize te Aalst, ter plaatse afstapte, was zijn perplexe opmerking: “Het waren toch niet de onze!” En Pint had hieraan toegevoegd: “Het is te hopen dat het geen verband houdt met de diefstal bij de groep Dyane.” Drie dagen na de moord op Mendez in januari 1986, had de weduwe van Mendez een gedemonteerd automatisch machinepistool naar de BOB van Waver gebracht.

Het wapen was afkomstig van de Dyane-overval, gepleegd in het weekend van 31 december ’81 en 2 januari ’82. Terwijl Bouhouchede Dyane-wapens in zijn garagebox verstopt had, participeerde hij aan het gerechtelijk onderzoek hiervan, net zoals hij deed bij de aanslagen van enkele maanden eerder op de BOB-wagen en Vernaillen, de leidinggevende rijkswachtofficier in de zaak François. Zo kreeg hij alle ruimte om deze enquêtes te manipuleren.

Manipulaties

Onderzoeksrechter Bellemans voelde zich gemanipuleerd. Hij had Bouhouche en Beijer leren kennen als voorbeeldige politiemensen, en ontdekte pas later dat er iets loos was. Bellemans had vanaf het begin de link gelegd tussen de dossiers van de Dyane-overval en de aanslagen op Vernaillen en de BOB-wagen. Hij kon zich nog goed herinneren dat Bouhouche ‘aanwezig was bij de plaatsopneming van de onderzoeksrechter aan het huis van majoor Vernaillen. Bovendien ben ik er quasi zeker van dat de aanslag op de heer Vernaillen in verband kan worden gebracht met de zaak François.’ Bij de herlezing van het dossier over de Dyane-overval was hem immers opgevallen dat Bouhouche daar ook in voorkwam.

In de zaak François was de rijkswacht met haar NBD-eenheid onder leiding van commandant François volledig verwikkeld geraakt in drugsoperaties van criminelen. Maar Bellemans beweerde eveneens voor de Bendecommissie bis dat er in 1982 nog geen enkele verdenking op Bouhouche rustte: “Men heeft bijvoorbeeld Bouhouche niet ondervraagd en men heeft in dat dossier geen huiszoeking gedaan. Niet achteraf, want dat is gewoon water na de molen. Had men die huiszoeking gedaan bij Bouhouche en had men hem ondervraagd …” Maar uit het dossier over de bomaanslag tegen de BOB-auto waarvoor Bellemans ook bevoegd was, blijkt dat er op 27 november 1981 wel degelijk een huiszoeking bij Bouhouche plaatsvond.

Dit staat vermeld in pv nr. 6790 van het luik Mendez, met de verwijzing naar de Amerikaanse Belg Buslik, die later op 28 februari 1995 in het verlengde van het proces Mendez bij verstek ter dood werd veroordeeld maar in de VS ongestoord onderdak vond. Terwijl bij Bouhouche in deze verwante zaak een huiszoeking gebeurde, zat deze in het gerechtelijk onderzoeksteam voor de Dyane-overval en nam hij zelf deel aan minstens twee huiszoekingen in dit dossier. Het hoeft niet gezegd dat dit onderzoek op een catastrofe geëindigd is.

De arrestatie van Jean-François Buslik

Op 23 oktober 1981 wordt de de Amerikaan Jean-François Buslik opgepakt. Hij is een vriend van Frank Eaton, hoofd van de DEA in België, en van rijkswachter Madani Bouhouche. Buslik bekent dat hij het ontstekingsmechanisme voor de bom in BOB-wagen van adjudant Goffinon heeft geleverd. Bij een huiszoeking in het huis van dezelfde naar de VS gevluchte Buslik hadden de BOB’ers Bihay en Balfroid een diskette gevonden. Op bevel van procureur Deprêtre moesten de rijkswachters die, zonder ze eerst geanalyseerd te hebben, aan Buslik teruggeven. Kolonel Pint bracht Bouhouche nog op andere manieren in verband met de Dyane-technieken.

Toen hij vernam dat bij Bouhouche een wapen in een pot met spaghettisaus was teruggevonden ging er bij hem een rood lichtje branden: “Het was een techniek die in Dyane uitgetest was om wapens in verdekte vorm aan boord van een vliegtuig of zo te krijgen. We zochten alle mogelijkheden uit om elektronische apparatuur en afluisterapparatuur binnen te smokkelen, eventueel ook wapens, voor het geval er iemand aanwezig was die een wapen kon bedienen. Door het feit dat bij Bouhouche toevallig die techniek ontdekt werd, ben ik vragen gaan stellen en beginnen telefoneren.”

Bouhouche bleek trouwens niet enkel interesse te hebben voor de wapens van de groep Dyane, maar deed voor 1981 ook actief mee aan schietoefeningen van Dyane. Hij had zelfs bij die gelegenheid bepaalde aspecten van practical shooting gedemonstreerd. De Bendecommissie bis stelde vast: “Overigens kan hier worden gesteld dat de rijkswacht nooit intern onderzoek heeft verricht om te achterhalen of (ex) rijkswachters, en met name Bouhouche, Beijer of Amory, mogelijk waren betrokken bij de misdaden van de Bende van Nijvel. Ook in de inventarisatie die in 1985-1986 door de rijkswacht werd gemaakt van al het relevante interne onderzoek dat tot dan toe in relatie tot (ex) rijkswachter was verricht, werd aan deze drie personen geen aandacht geschonken.”

Een aantal Brusselse collega’s zijn Bouhouche trouwens altijd erg genegen gebleven. De wapenexpert van de Brusselse BOB, Fievez met de bijnaam Pietje Boem, is altijd een goede vriend gebleven van Bouhouche en heeft zonder problemen kunnen deelnemen aan de huiszoekingen bij Bouhouche. De BOB’ers Ruth en Lachlan van de cel Jumet, collega’s dus, hebben dit aan de lijve ondervonden. Zo bekloegen ze zich voor de Bendecommissie bis over hun slechte ervaring met de BOB van Brussel. Eind 1985 hadden zij in het kader van het Bendeonderzoek tevergeefs getracht bij de Brusselse inlichtingensectie meer gegevens te bekomen over het duo Bouhouche-Beijer. Maar de toegang tot de documentatie werd hen geweigerd.